Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek
Afbeelding van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiekToon afbeelding van titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.19 MB)

Scans (14.08 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek

(1987)–Marie van Dijk, Ate Doornbosch, Henk Kuijer, Hermine Sterringa–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Liederen

[pagina 58]
[p. 58]

I
Liederen met magische thematiek

[pagina 59]
[p. 59]

1
Daar ging een heer dikwijls van huis

Samenvatting

Na een afwezigheid van zeven jaar keert een heer terug naar huis. Hij verlangt naar zijn vrouw [zij verlangt naar hem]. Als hij naar zijn dochter vraagt, antwoordt de moeder [stiefmoeder] dat deze haar kamer niet verlaat [niet deugt, met slechte mannen omgaat, een kind verwacht]. Kwaad gaat de vader naar de slaapkamer van zijn dochter; zij vertelt hem dat haar moeder [stiefmoeder] haar een vergiftigde appel heeft laten eten en vraagt hem om [in het bijzijn van haar vrienden] haar hart open te [laten] snijden. Wanneer aan haar verzoek wordt voldaan komen er padden en slangen tevoorschijn. De moeder [stiefmoeder] wordt ter verantwoording geroepen en krijgt te horen dat ze moet sterven, waarbij haar de keus wordt gelaten tussen verdrinking, ophanging en de dood door het zwaardGa naar eind1.. Ze kiest voor het zwaard [voor verdrinking].

Toelichting

Onder de 21 opnamen van dit lied is er een (optekening B) die zich wat betreft tekst en melodie van alle anderen onderscheidt. Nadere gegevens over deze variant hebben wij tot nu toe niet aangetroffen. De meeste van de overige, aan elkaar verwante varianten (groep A, optekening A) werden opgenomen in het westen van Noord-Brabant en op de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden; uit aanwijzingen van onze zegslieden blijkt dat het lied daar in de eerste decennia van deze eeuw tot het repertoire van landarbeiders behoorde. Uit een gesprek hierover geven wij twee fragmenten ter illustratie:

Ik heb het geleerd in de Bathpolder, gemeente Rilland Bath. In de Zuid-Bathpolder. We stonden op het veld te werken met misschien wel dertig, veertig dames en heren. En dan zongen we dit lied. We zongen bijna de hele dag. Werken en zingen is altijd mooi hè?

[pagina 60]
[p. 60]

Op de vraag of informante meer wist omtrent de herkomst antwoordde zij:

Ik denk van, ze zeiden altijd uit België. Maar in Brabant is het bekend. Overal. Tenminste, overal, in de Brabantse omgeving. Woensdrecht, Ossendrecht, Hoogerheide, Völkerpolder, Rilland. Er werkte bij ons een mevrouw op het veld, die zei dat het van België kwam. Die had in de Völckerpolder gewoond en die had het daar weer overgenomen en ik heb het van haar overgenomen (Tannetje Polderman-Nagelkerke, Rilland Bath, 25 februari 1967).

In dit gebied, het zuidwesten van Nederland, moet ook de herkomst worden gezocht van de drie in de noordelijke helft van het land opgenomen varianten. De informante in Emmeloord (Noordoostpolder) was zelf afkomstig uit Ossendrecht. De informante in Drachten die het lied van haar moeder leerde, was weliswaar, evenals haar ouders, in de kop van Noord-Holland geboren, maar haar grootouders, van wie haar moeder het naar alle waarschijnlijkheid had geleerd, kwamen uit Noord-Brabant resp. Zeeland. Tenslotte komt het slot van de in Alkmaar geregistreerde variant

 
Ziedaar, ziedaar, gij valse tonge,
 
Gij hebt er zo menig mooi liedje gezongen.

overeen met de rond 1850 op de kantwerkstersscholen in Ieper (West-Vlaanderen, België) gezongen versie (Blyau en Tasseel 1962, 20-22):

 
Ligt hier, ligt daar, gij valsche tonge!
 
Je hebt er al lange genoeg je valsch liedje gezongen!

Een dergelijk slot, dat elders niet meer werd aangetroffen, wijst erop dat de Alkmaarse versie geruime tijd geleden vanuit het zuidwesten moet zijn overgebracht en daarna is ‘versteend’.

 

Op gemeenschappelijke herkomst van de noordelijke, met name de Drachtster en Alkmaarse, en een aantal zuidwestelijke varianten, duidt evenzeer de merkwaardige ontwikkeling van de rijmwoorden in de laatste regels van de tweede en vierde strofe. De thuisgekomen heer informeert bij zijn huisvrouw [juffrouw] Vena naar zijn dochtertje klena [allena], en vraagt zijn dochter allena naar haar kindeke klena. Het ontstaan van deze rijmwoorden is te verklaren uit verschillen in uitspraak tussen gesproken en gezongen klinkers. Tijdens het zingen - waarbij immers lengte en accent van de lettergrepen aanmerkelijk afwijken van die in de spreektaal - worden op lange noten geplaatste tweeklanken vaak bijna rechtgetrokken, terwijl de neiging bestaat een stomme e bijna als a te laten klinken. In Zeeland constateerden wij dit laatste in het bijzonder ten aanzien van de stomme e als slot-

[pagina 61]
[p. 61]

klinker. Ook in de spreektaal neigt die slotklinker daar naar een aklank.

Deze verschijnselen zouden, in combinatie met rijmdwang, de stereotypen ‘huisvrouw fijne’ (gehandhaafd in Noord-Brabant) en ‘dochtertje kleine’, het (naar wij veronderstellen) oorspronkelijke rijmpaar in de tweede strofe, kunnen hebben veranderd in ‘huisvrouw vena’ en ‘dochtertje klena’. Het rijm in de vierde strofe zou vervolgens zijn aangepast. In liedschriften wordt ‘vena’ met een hoofdletter geschreven, dus als naam beschouwd. In de Alkmaarse variant is daaruit de consequentie getrokken: naast ‘huisvrouw Vena’ verschijnt daar ‘meneer Vena’.

De dochter wordt soms aangeduid als ‘dochter Helena’; de naam kan in pogingen tot tekstherstel zijn ontstaan uit ‘dochter allena’. Vermenging met varianten uit westelijk Noord-Brabant, waar de ij en de ei als tweeklanken werden gehandhaafd, leverde daarnaast de namen Adelijne, Hardelijne en Marijne op.

In het hier besproken liedtype vallen juist in de sterk tot de verbeelding sprekende passages de in de loop van de tijd en van de overlevering gegroeide verschillen tussen de varianten op. Bij wijze van illustratie volgt een vergelijking van de regels waarin wordt verteld hoe de woedende vader de kamer van zijn dochter betreedt:

 
Maar toen er de heer de trappen opklom
 
En de deur van zelvers opensprong (10-4-1967)
 
 
 
Toen de meneer Vena naar boven gong
 
De deur vanzelve opensprong (13-6-1967)
 
 
 
De vader trad de kamer in
 
Zodat de deur in zessen ging (25-2-1967, lied A)
 
 
 
De vader treedt de kamer in
 
Zodat de deur in tweeën ging (7-6-1968)
 
 
 
De vader ijlde naar het kind
 
Meld mij die snoodaard opdat ik hem vind (23-10-1979)
 
 
 
De vader kwam thuis met een gram gemoed
 
Hij schupte zijn dochter tot in de vloer (Blyau en Tasseel 1962, 20-22)
[pagina 62]
[p. 62]
 
Dat heerke is toen naar boven gegaan
 
En sprak er zijn dochter zeer kwadelijk aan (30-1-1968, lied B)

Zelfs in de uitvoeringen van een zelfde informant treden verschillen op. Zeven jaar na de eerste opname vroegen wij mevrouw Polderman, de zangeres van de hieronder afgedrukte variant, het lied nog eens voor ons te zingen. Wij hadden haar inmiddels zo vaak bezocht dat ze ons niet meer als vreemden beschouwde, en wij konden zonder omhaal van woorden praten over onderwerpen die ze voorheen vermeed. Dat vond zijn weerslag in het zingen. De in 1967 gezongen regel

Zij heeft geen vrijer noch een jonkmanne

(strofe 3), die aangeeft dat er iets ongewoons is aan de zwangerschap van de dochter, werd nu vervangen door:

Zij weet van zog noch van jonkmanne (Rilland Bath, 12 maart 1974).

Lied
A. Een rijke heer ging eens van huis

In de melodie komt een sextsprong voor; de cadens valt op de dominant (d'). De eerste regel is isoritmisch; de slotcadens heeft een syncopisch ritme.

Vorm: A (a b), B (c d).

Opname 25 februari 1967



illustratie

[pagina 63]
[p. 63]
1
 
Een rijke heer ging eens van huis
 
In zeven jaar kwam hij niet thuis,
 
Die zeven jaar die duurde zo lange
 
Zodat zijn huisvrouw begon te verlangen.
2
 
Die zeven jaar die waren om
 
Die rijke heer die keerde wederom
 
Hij sprak: Goeiendag mijn huisvrouw alleine,
 
Hoe is het met ons jongste dochtertje kleina?
3
 
Onze jongste dochter die is ziek,
 
Van haar slaapkamer komt zij niet,
 
Zij heeft zowaar een zoontje ontvangen,
 
Zij heeft geen vrijer noch een jonkmanne.
4
 
De vader trad de kamer in
 
Zodat de deur in zessen ging,
 
Hij sprak: Goeiendag, mijn dochtertje leine,
 
Hoe is het met uw jongste zoontje kleina?
5
 
Ach vader 't is geen kinderbed,
 
't Is heel wat anders wat mij let.
 
Mijn kwaaie stiefmoeder zij heeft mij vergeven,
 
Zodat ik wis niet lang meer zal leven.
6
 
Maar vader volg de raad van mij,
 
Zoekt al mijn vrienden eens bij mij,
 
Dan zal ik mijn hartje open laten snijden,
 
Aan weerskanten van beide mijn zijden.
7
 
De vader volgt de raad van haar,
 
Roept al haar vrienden eens bij haar.
 
Toen heeft ze d'r hartje wel open laten snijden
 
Aan weerskanten van beide haar zijden.
8
 
De eerste snee die den dokter dee
 
Sneed hij een grote pad in twee
 
Daarbij nog zesendertig jonge slangen
 
Die waren aan het meisje d'r hartje bevangen.
[pagina 64]
[p. 64]

Opname 23 september 1967

7
 
En die vader deed het meisjen haar raad
 
Hij zocht ook enige vriendinnen bij mekaar
 
En liet er dan dat meisjen haar hartjen opensnijden
 
Van de ene kant door dan buiten hare zijden.
8
 
En de eerste steek en die den dokter deed
 
Verliet er het mooi meisje een harde schreeuw,
 
Wat zat er in dat meisjen haar hartje bevangen?
 
Het waren zeven padden, ja met zeven jonge slangen.
9
 
Ach vrouwtjelief, wat kies jij nu?
 
Kies je liever den dood te sterven
 
Of er het blank zwaard aan de boom te derven.
10
 
Ach manlief als ik de dood kiezen moet
 
Kies ik liever het blank zwaard, dat snijdt er zo zoet
 
Want onder deze boom van groene linderen
 
Dat is er een schandaal, ook voor al mijn vrienden.

Strofen 1 t/m 8 werden gezongen door Tannetje Polderman-Nagelkerke (1890-1986) te Rilland Bath. Mevrouw Polderman, die uit Zeeuwse ouders werd geboren in Halsteren, bracht haar jeugd door op Zuid-Beveland. Wij namen ruim twintig van haar liederen op, evenals enkele gesprekken mert haar over de sociale omstandigheden rond 1900. Het laatste deel van het lied had mevrouw Polderman niet geleerd; het ontbreekt bij meer zangers. Wij vulden de tekst aan met de tweede helft van een optekening in Eindhoven.

B. Er was eens een heerke heel verre van huis

De drieklanken zijn in de melodie duidelijk aanwezig. Het metrum is isoritmisch, met in de laatste regel een extra 3/8 maat waardoor deze regel wat langer is dan de voorgaande. Het syncopische ritme van de slotcadens komt overeen met dat van voorbeeld A.

Vorm: A [a-b], B [c-d].

[pagina 65]
[p. 65]

Opname 29 januari 1968



illustratie

1
 
Er was eens een heerke heel verre van huis
 
Dat kwam in geen zes zeven jaren meer thuis,
 
En toen die zes zeven jaren om waren
 
Begon dat heerke naar zijn huiske te verlangen.
2
 
En die zes zeven jaren die waren al om
 
Toen keerd' ook dat heerke z'n eigen weerom
 
En hij sprak tot zijn huisvrouw Matere:
 
Waar is er mijn dochterke tere?
3
 
Uw dochterke tere die ligt ziek in bed
 
En ze zal er wel komen in het kinderbed
 
Dus laten wij met elkander maar zwijgen
 
Want haar klein kindeke dat zal ze wel krijgen.
4
 
Dat heerke dat is toen naar boven gegaan
 
En sprak er zijn dochter zeer kwadelijk aan,
 
Ja hij sprak tot zijn dochterke tere
 
Waar hedde gij toch gelaten jouw ere?
5
 
O vader, o vader, 't is geen kinderbed,
 
Maar 't is heel iets anders wat mij hier belet,
 
Want mijn stiefmoeder heeft mij wat gegeven
 
En dat zal kosten mijne jonge leven.
[pagina 66]
[p. 66]
6
 
Ze heeft me gegeven een appeltje zoet,
 
Aan ene kant geel en aan de andere kant rood
 
En dat appeltje smaakte mij zo zoete,
 
Maar daarvan zwelden mijn handen en voeten.
7
 
O vader, o vader, ik heb nog een beê:
 
Roept hier al mijn vrienden en vriendinnen bijeen,
 
En wil mij dan met een mes opensnijden
 
Hier aan het schoonste van mijn linkerzijde.
8
 
Ten eerste hij deed en ten tweede hij sneed
 
Hij sneed er twee levende padden vaneen
 
En daarbij nog vier vijf jonge slangen
 
Die naar dat meisje haar hartje verlangden.
9
 
Dat heerke dat is naar beneden gegaan
 
En sprak er zijn huisvrouw zeer kwadelijk aan:
 
Nou kund'et een of het ander nog kiezen:
 
U eigen verzuipen of uw hoofde verliezen.
10
 
En mijn eigen verzuipen, nee dat wil ik niet,
 
En mijn hoofde verliezen dat wil ik ook niet.
 
Ik werp me liever in die levensstromen
 
Dan kan ik altijd nog wederom komen.
11
 
U eigen verzuipen dat wilde gij niet
 
En wederom komen nee dat zult gij niet,
 
Want dan zult gij gaan branden op sokken
 
Hier al onder die gloeiende hokken.

De zanger, Johannes Franciscus Simons, geb. in 1918 te Tilburg, leerde dit lied van zijn moeder die, toen hij zeven jaar oud was, overleed. Beide ouders werden in Tilburg geboren. Noch de zanger, noch zijn zeven jaar oudere broer die het lied ook kende - hij noemde het ‘de ballade der kwade tongen’ - kon ons bijzonderheden mededelen.

Data en plaatsen van opname

A

26 09 1959 Raamsdonkveer
10 04 1967 zelfde informante
00 00 1959 Rockanje
00 00 1959 Oostvoorne
00 00 1959 Oostvoorne
01 08 1961 Rockanje
25 11 1961 zelfde informante
13 12 1961 Emmeloord
25 02 1967 Rilland Bath
12 03 1974 zelfde informante.
10 04 1967 Made
13 06 1967 Alkmaar
26 08 1967 Burgh (Z.)
23 09 1967 Eindhoven

[pagina 67]
[p. 67]

08 01 1968 Drachten
30 01 1968 Ossendrecht
07 06 1968 zelfde informante
20 08 1973 Tilburg
12 10 1979 Numansdorp
23 10 1979 Amsterdam

B

29 01 1968 Tilburg

Kaart

Zie de volgende pagina.

Vermeldingen/Literatuur

Blyau en Tasseel 1962, 20-22.

[pagina 68]
[p. 68]


illustratie

eind1.
Vergelijk het keuzemotief in de Halewijnliederen (lied 3).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 25 februari 1967

  • 23 september 1967

  • 29 januari 1968


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank