Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek
Afbeelding van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiekToon afbeelding van titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.19 MB)

Scans (14.08 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 1. Liederen met magische, religieuze en stichtelijke thematiek

(1987)–Marie van Dijk, Ate Doornbosch, Henk Kuijer, Hermine Sterringa–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 211]
[p. 211]

21
In Frankrijk buiten de poorten

Samenvatting

Een meisje, werkzaam in een herberg, vindt in haar bed het lijkje van een pasgeboren kind. Wanneer ze de waardin [de vrouwen, de dochter des huizes] hierover inlicht wordt ze beschuldigd van moord op een kind dat zijzelf ter wereld zou hebben gebracht, en tot de strop veroordeeld. Ze bidt om een teken waaruit haar onschuld zal blijken. Hangend aan de galg wordt ze door engelen met brood en wijn in leven gehouden. Als haar vriend, terugkerend van een reis, haar in die toestand aantreft, slaat hij alarm. Het meisje wordt losgemaakt, de ware schuldigen [de dochter, de waardin, de vroedvrouw] worden streng gestraft.

Toelichting

Onder de 59 opnamen die wij van dit lied bezitten, zijn op grond van de melodieën drie hoofdgroepen, A, B en C, te onderscheiden met resp. 11, 22 en 10 varianten; de overige opnamen kunnen worden onderverdeeld in drie kleine groepen, D, E en F, met resp. 2, 8 en 2, en een restgroep, G, met 4 varianten. De groepen A, B, C en D zijn hieronder elk met een voorbeeld vertegenwoordigd.

Bij vergelijking van de teksten tekenen zich tussen deze groepen geen beduidende verschillen af. Volgens de beginregels vindt de handeling doorgaans plaats in Frankrijk, in een enkel geval in Franeker of (in Duitse optekeningen) Frankfurt. In groep A (uit het noordoosten van Friesland afkomstige varianten) is Frankrijk vervangen door ‘groenelandse heide’ of ‘achter (buiten) in die velden’. Het vonnis wordt daar voltrokken in ‘Franeker buiten de poorten’ ofwel er wordt geen plaats genoemd. In groep B (voornamelijk uit Groningen, Friesland en Drente) is Frankrijk dikwijls vervangen door Veendam, in een enkel geval door Hattem of Veenwouden. In groep C (eveneens voornamelijk uit Groningen, Friesland en Drente) komen ‘groenelandse heide’ en ‘achter (buiten) in die velden’ naast Frankrijk voor; ook Wierden wordt

[pagina 212]
[p. 212]

genoemd. Waar in de groepen B en C Frankrijk in de aanhef is vervangen, is de plaatsaanduiding van de voltrekking van het vonnis eveneens vervangen, bijvoorbeeld door tot schande buiten de poort, tot straf buiten de poort of in 't bosje buiten de poort.

Het kraaien van een haan in voorbeeld D, strofe 30 t/m 32, als bewijs dat het meisje onschuldig is, komt, zij het sporadisch, in verschillende varianten van de onderscheiden groepen voor.

Uit onze optekeningen mag worden afgeleid dat dit liedtype tot in het begin van deze eeuw in de noordelijke provincies van ons land vrij algemeen bekend is geweest.

Lied
A. En al over die groenelandse heide

Deze korte melodie staat in mineur, hetgeen zeer zelden voorkomt. De strofen eindigen op de subdominant (c″) waardoor het slot niet erg definitief klinkt. Het metrum is regelmatig. Vorm: A [a-b].

Opname 14 februari 1963



illustratie

1
 
En al over die groenelandse heide
 
En daar stond er een herberg alleen.
2
 
En daar woonden drie heidelandse heren
 
En die tapten daar wijn en ook bier.
3
 
En die heren hadden er een dochter
 
Maar daar ook nog een dienstmeisje bij.
4
 
En die dienstmeid kreeg velerlei vrijers
 
Maar de dochter nog veles te meer. (strofe 2x)
[pagina 213]
[p. 213]
5
 
En het was op een zondagmorgen
 
Dat de moeder die ging naar de kerk
6
 
En de dienstmeid moest schrobben en schuren
 
En ze moesten haar werkje gaan doen
7
 
En ze zou er haar beddeke gaan spreiden
 
En daar vond zij een klein kind vermoord. (strofe 2x)
8
 
Toen de moeder thuis kwam uit de kerke
 
Toen moest Anna wel klagen haar nood.
9
 
Ik zou er mijn beddeke gaan spreiden
 
Maar daar vond ik een klein kind vermoord.
10
 
En och Anna, zo zeide zij, wel Anna,
 
Dat heb je toch zelver gedaan,
11
 
Want jij hebt daar een klein kind gedragen
 
En dat heb je ook zelver vermoord. (strofe 2x)
12
 
En nu zullen zij je daar wel voor ophangen,
 
Ja te Franeker buiten de poort.
13
 
En daar mogen zij mij wel voor ophangen,
 
Ja daar mogen zij mij wel wat om doen,
14
 
En dan bid ik heer Jezus van boven
 
Of die er een teken aan mij doet. (strofe 2x)
15
 
En het was op een donderdagmorgen
 
Dat de kooplieden gingen naar de stad
16
 
En de jongste van deze kooplieden
 
En die Anna zo teder liefhad (strofe 2x)
17
 
Waar is Anna, mijn hart, mijn allerliefste,
 
Waar is Anna mijn tedere bruid?
18
 
Is die Anna je hart, je allerliefste?
 
Maar dat was er een snode hoer
19
 
Want ze heeft er een kleine kind gedragen
 
En ze heeft het ook zelf nog vermoord (strofe 2x)
[pagina 214]
[p. 214]
20
 
En daar hebben zij haar voor opgehangen
 
Ja te Franeker buiten de poort.
21
 
Maar dat kan ik zo kwalijk geloven
 
En dit kan ik zo kwalijk verstaan
22
 
Want zo menigmaal heb ik trouw tot haar gezworen
 
Maar nog nooit mijne wille gedaan. (strofe 2x)
23
 
En hij gaf er zijn paardje de sporen
 
En hij reed naar de galgen toe
24
 
En hang jij hier, mijn hart, mijn allerliefste,
 
En al in er dien bloedje gesmoord?
25
 
Ja ik hang al maar ik sterf niet
 
En ik rust in Maria's schoot
26
 
En Gods engelen ze komen van boven
 
En zij brengen mij wijn en ook brood. (strofe 2x)
27
 
En toen gaf hij zijn paardje de sporen
 
En hij reed naar de heren van 't gerecht
28
 
En och heren, zo zeide hij, och heren
 
Wat voor onrecht heb jij nu gedaan
29
 
Want ze heeft er al drie dagen gehangen
 
En ze hangt er nog levendig aan. (strofe 2x)
30
 
En de dienstmeid werd los er gesneden
 
En de dochter voor haar in de plaats
31
 
En de moeder werd levendig geradbraakt
 
En de vroedvrouw in olie verbrand.
32
 
Ja zo zullen wij ze allemaal trakteren
 
Die een ander al brengt in groot schand,
33
 
Maar wat zal ik mijn liefje nu kopen
 
En een keten van goud ja zo fijn
34
 
En die zij om haar halsje zal dragen
 
Als er meerdere liefde zal zijn. (strofe 2x)
[pagina 215]
[p. 215]

Deze variant werd gezongen door Maaike Westra-Robijn, geboren in 1903 te Veenwoudsterhoek (zie verder bij lied 19, Daar was een schamel vrouwe).

B. In Veendam daar staat er een herberg

De melodie heeft veel drieklanksprongen. Het lied is isometrisch; de regels zijn symmetrisch.

 

Vorm: A [a-b], B [c-d], B′ [c-d′].

Opname I augustus 1964



illustratie

1
 
In Veendam daar staat er een herberg,
 
Een herberg o zo fijn,
 
Waar vele heren logeren,
 
Daar tappen ze bier en wijn.
2
 
En de dochter die had er veel vrijers,
 
De dienstmeid die had er maar één,
 
En de dienstmeid moest schrobben en schuren,
 
Zij dacht er aan God alleen.
3
 
Toen zij er haar bedje wou schudden
 
Vond zij er een kindje vermoord.
 
Zij riep: Wel vrouwen, wel vrouwen,
 
Nu moet ik gaan klagen mijn nood.
[pagina 216]
[p. 216]
4
 
Toen ik mijn bedje wou schudden
 
Vond ik er een kindje vermoord.
 
Zij riepen: Jou hoere, jou beeste,
 
Dat hebt ge ja zelven gedaan.
5
 
Drie dagen zult gij gaan hangen
 
Tot schande al buiten de poort,
 
Drie dagen zult gij gaan hangen,
 
Gij hebt er een kindje vermoord.
6
 
En als ik drie dagen moet hangen
 
Tot schande al buiten de poort
 
Dan hoop ik dat God mij een teken geeft,
 
Dat ik er onschuldig aan ben.
7
 
Die drie dagen die waren vervlogen
 
Toen hare zoetelief kwam.
 
Waar is mijn Jantje gebleven,
 
Waar is zij toch henengegaan?
8
 
Uw Jantje die is er gaan hangen
 
Tot schande al buiten de poort.
 
Waarom moet zij daar hangen?
 
Zij heeft er een kindje vermoord.
9
 
Dat kan ik voorwaar niet geloven,
 
Dat kan ik voorwaar niet verstaan,
 
'k Heb haar hartje zo dikwijls bewogen,
 
Nooit heeft ze mijn wille gedaan.
10
 
Hij zette de paarden de sporen
 
En hij reed naar de frankportier
 
En hij riep: Wel Jantje, wel Jantje,
 
Hangt gij er nog levendig aan?
11
 
Ik hang hier niet en ik sta hier niet,
 
Ik rust in Maria haar schoot;
 
Drie engelen uit de hemel
 
Die brengen mij wijn en brood.
[pagina 217]
[p. 217]
12
 
En hij zette de paarden de sporen
 
En hij reed naar des heren zijn huis,
 
En hij riep: Wel heren, wel heren,
 
Zij hangt er nog levendig aan.
13
 
De heren begonnen te wenen,
 
De dienstmeid werd losgemaakt,
 
Drie dagen had zij gehangen
 
Onschuldig al buiten de poort.
14
 
En de dochter die moest er gaan hangen,
 
De moeder werd levend verbrand,
 
De vroedvrouw die kwam aan de schalkers,
 
Zo waren die drie aan de kant.

Aafke Entjes-Hoeksema te Harkstede, die deze variant zong, werd in 1901 in Uithuizen geboren. Haar vader was een landarbeider van Friese afkomst, haar moeder de dochter van een caféhouder en handelaar in Uithuizen. Van de negen kinderen in het gezin Hoeksema stierven de eerste vier kort na de geboorte; Aafke was de middelste van de volgende vijf. Ondanks alle tegenslagen en materiële zorgen bleef het zingen deel uitmaken van het leven van alledag, en voor mevrouw Entjes is dat nog steeds zo.

C. Buiten Frankrijk al buiten de poorten

In de melodie komen enkele grote intervallen voor: driemaal een (stijgende) grote sext en eenmaal een (dalende) kwint. De 3/4 maat wordt twee keer verlengd tot een 4/4 maat. De regels zijn asymmetrisch: regel 1, 2 en 4 tellen drie, regel 3 telt vijf maten. Dit komt niet vaak voor.

Vorm: A [a-b], B [c-d].

[pagina 218]
[p. 218]

Opname 3 april 1963



illustratie

1
 
Buiten Frankrijk al buiten de poorten
 
En daar woont er ene herbergier,
 
Daar logeren zo veel koopmanslieden,
 
Daar tappen zij wijn en bier.
2
 
En de dochter die had zoveel vrijers
 
En de dienstmeid die had er maar een.
 
De meid moest schrobben en schuren,
 
Ze dacht er aan hem alleen,
3
 
En toen wou zij haar bedje gaan maken,
 
En daar vond zij d'r een kindje vermoord.
 
't Lag al tussen de beide slaaplakens
 
't Lag er al in haar bloedje versmoord.
4
 
En toen is zij naar vorenGa naar margenoot* gelopen
 
En toen is zij naar voren gegaan,
 
Zij sprak: Mijn allerlaifste juffrouw,
 
En wat onrecht hebt gij d'r gedaan?
5
 
Hebt gij daar een kleintje gedragen,
 
En die hebt gij daar zelven vermoord.
 
't Lag al tussen de beide slaaplakens,
 
't Lag er al in haar bloedje gesmoord.
[pagina 219]
[p. 219]
6
 
En dat moogt gij zo haastig niet zeggen
 
En dat moogt gij zo haastig niet doen;
 
Daarvoor zal ik u laten hangen
 
Buiten Frankrijk al buiten de poort.
7
 
Wilt gij mij daarvoor laten hangen,
 
Buiten Frankrijk al buiten de poort,
 
Dan hoop ik dat God hier van boven
 
Een teken aan mij d'r zal doen.
8
 
Drie dagen had zij daar gehangen,
 
En toen kwam hare zoetelief thuis.
 
Hij sprak: Waar is nou mijn uitverkoren,
 
Hij sprak: Waar is toch mijne meid?
9
 
Is dat uwe uitverkoren,
 
Die gemene slechte meid?
 
Zij heeft er een kindje gedragen
 
En die heeft zij d'r zelven vermoord.
10
 
En dat kan ik zo kwalijk geloven,
 
En dat kan ik zo kwalijk verstaan,
 
Honderd keer heb ik 't haar wel aanboden
 
En nooit heeft zij mijn wille gedaan.
11
 
En hij zette zijn paardje de sporen
 
En hij reed naar de bergen toe.
 
Hij sprak: Mijn allerliefste Anna
 
En hoe hangstoe hier zo alleen?
12
 
O nee ik sta hier nee maar ik sta hier niet
 
En ik rust in Maria's schoot,
 
De engelen die komen uit de hemel
 
En brengen mij spijs en brood.
13
 
Zal ik mijne mesje gaan trekken,
 
En dan snijd ik u dan dadelijk los.
 
O nee, mijn allerlaifste,
 
Ga jij maar naar de heren toe.
[pagina 220]
[p. 220]
14
 
Hij zette zijn paardje de sporen,
 
En hij reed naar de heren toe.
 
Hij sprak: Mijn allerlaifste heren,
 
Wat onrecht hebt gij d'r gedaan?
15
 
Hebt gij d'r een maar laten hangen,
 
En die hangt er nog levendig aan.
 
Hebt gij d'r een maar laten hangen,
 
En die hangt er nog levendig aan.
16
 
En de meid die werd afgesneden,
 
En de juffrouw daarvoor in plaats.
 
De juffrouw die moest er maar hangen
 
En de vroedvrouw die werd ook verbrand.

Klaas Runhart (1889-1970) te Groningen, de zanger van deze variant, werd geboren in Scheemda op het schip van zijn ouders. Ook hij werd schipper. Hij was analfabeet en had een zeer scherp geheugen; het liedrepertoire van zijn ouders kon hij zich dan ook tot in de kleinste details herinneren. Zijn vrouw Geertje Runhart-van der Veen (eveneens 1889-1970) werd geboren in Hoogezand. Haar vader was fabrieksarbeider. Mevrouw Runhart vertelde ons dat er in het gezin Van der Veen veel werd gezongen. De heer en mevrouw Runhart zongen altijd samen; de verschillen in teksten en melodieën uit hun afzonderlijke repertoires werden vaak eerst vergeleken en besproken. Beiden betreurden het dat in de gezinnen van hun kinderen het zingen niet meer zo'n belangrijke plaats innam als bij hen het geval was geweest.

D. In Frankrijk buiten de poorten

Vergeleken met voorbeeld A is de melodie even kort en is het slot, evenals bij A, niet erg definitief, in dit geval door de cadens op de terts (b′). Daarmee houdt de overeenkomst op; in tegenstelling tot A staat deze melodie in majeur. Eén 6/8 maat is verlengd tot 9/8; de eerste regel is een maat langer dan de tweede regel.

 

Vorm: A [a-b].

[pagina 221]
[p. 221]

Opname 23 mei 1966



illustratie

1
 
In Frankrijk buiten de poorten
 
Daar woonde een herbergier.
2
 
Waar vele heren logeren,
 
Daar tappen ze wijn en bier.
3
 
De dochter had vele vrijers,
 
De dienstmaagd had er maar een.
4
 
De dienstmaagd moest schrobben en schuren,
 
Zij deed er het huiswerk alleen.
5
 
Zij wilde haar bedde gaan schudden
 
En neen, het is ongehoord!
6
 
Want toen ze haar bedde ging schudden
 
Toen vond zij een klein kind vermoord.
7
 
Och juffrouw, zo zeide zij, juffrouw,
 
Wat onraad hebt gij mij gedaan?
8
 
Ik wild' er mijn bedde gaan schudden
 
En daar vind ik een kindje vermoord.
9
 
Ach hoere, zo zeide zij, hoere,
 
Dat hebt gij ook zelve gedaan.
10
 
Gij hebt het ook zelve gedragen,
 
Gij hebt het ook zelve vermoord.
11
 
Voor morgenvroeg zul je er hangen,
 
In Frankrijk buiten de poort.
[pagina 222]
[p. 222]
12
 
Zal ik er voor morgenvroeg hangen,
 
Zal ik er voor morgenvroeg dood?
13
 
Dan wens ik dat de Here van boven
 
Een teken aan mij mag doen.
14
 
De dienstmaagd die werd opgehangen
 
In Frankrijk buiten de poort.
15
 
Maar het duurde maar vijf, zes dagen
 
Dat hare beminnaar weer kwam.
16
 
Is hier ook voorwaar mijn zoetliefste,
 
Is hier ook mijn waarde bruid?
17
 
Was dat dan voorwaar uw zoetliefste,
 
Was dat dan voorwaar uw bruid?
18
 
Dat was er zo'n snijdige hoere,
 
Zij heeft er haar kindje vermoord.
19
 
Zij is er des morgens gehangen
 
In Frankrijk buiten de poort.
20
 
Dat kan ik zo kwalijk geloven,
 
Dat kan ik zo kwalijk verstaan.
21
 
'k Heb het haar zo menigmaal boden,
 
Nooit heeft zij mijn wille gedaan.
22
 
Hij zette zijn paard de sporen
 
En reed er de Herestraat uit.
23
 
Hang jij hier voorwaar mijn zoetliefste?
 
Hang jij hier mijn waardige bruid?
24
 
Ik hang niet, ik sta niet, ik ga niet,
 
Maar rust in Maria haar schoot
25
 
En de engelen uit de hemel
 
Die brengen mijn dagelijks brood.
26
 
Hij zette opnieuw weer zijn sporen
 
En reed naar stads heren toe.
[pagina 223]
[p. 223]
27
 
Ach heren, zo zeide hij, heren,
 
Wat onrecht hebt gij mij gedaan?
28
 
Gij hebt er mijn zoetlief gehangen
 
En zij hangt er nog levendig aan.
29
 
Dat kunnen wij kwalijk geloven,
 
Dat kunnen wij kwalijk verstaan.
30
 
Zowaar als de haan zal kraaien,
 
Tot drie keer al achter mekaar.
31
 
De haan die begon te kraaien
 
Tot drie keer al achter mekaar.
32
 
Nu moeten wij het toch geloven,
 
Nu moeten wij het toch verstaan.
33
 
De dienstmaagd die werd losgelaten
 
En de juffrouw ervoor in de plaats.
34
 
De vroedvrouw die namen ze gevangen
 
En de moeder die werd verbrand.

De zangeres van deze variant, Fennechien Kies-v.d. Veen te Wieringerwerf, werd in 1906 geboren in het Drentse Valthe (zie verder bij lied 9, Wat hoor ik hier in 't midden van de nacht).

Data en plaatsen van opname

A

14 02 1963 Hardegarijp
14 02 1963 Veenwoudsterwal
14 12 1963 zelfde informant
01 09 1963 Garijp
06 06 1964 Brunssum
01 09 1965 Houtigehage
29 08 1967 Kollum
30 05 1968 Leeuwarden
24 09 1968 Rottevalle
30 08 1969 Hardegarijp
21 05 1970 Surhuisterveen

B

22 08 1961 Hoogkerk
01 08 1964 Harkstede
05 03 1966 Amsterdam
31 10 1966 Koningsoord
31 10 1966 Zijldijk
21 11 1966 Blijham
23 01 1967 Krommenie
20 02 1967 Emmerafscheidenveen
09 09 1967 Nieuw Schoonebeek
05 01 1968 Ter Apel
03 04 1968 Nieuwe Pekela
11 12 1968 Amsterdam
24 01 1969 Brunssum
03 04 1969 Appingedam
28 04 1969 Muntendam
13 11 1969 Veendam
14 02 1970 Muntendam
21 05 1970 Uskwerd
15 01 1971 Emmen
05 02 1971 Stedum
05 02 1973 Klazienaveen
16 06 1979 Roswinkel

[pagina 224]
[p. 224]

C

17 05 1960 Schagen
00 05 1960 Hengelo
00 08 1960 Bolsward
22 08 1961 Buitenpost
03 04 1963 Groningen
29 10 1966 Emmercompascuum
02 12 1968 Jubbega
05 02 1971 Jipsingboertange
11 01 1974 Twello
00 00 1975 Leeuwarden

D

23 05 1966 Wieringerwerf
21 05 1970 Wagenborgen

E

28 12 1951 Braamberg
28 10 1968 zelfde informant
30 01 1968 Ossendrecht
07 06 1968 Ossendrecht
00 00 1975 Nieuwlande
04 12 1975 De Bilt
20 07 1976 Bergen op Zoom

F

13 02 1967 Hardinxveld
05 04 1968 Noordhom

G

09 06 1956 Hoorn (Tersch.)
22 05 1964 Terwispel
30 05 1969 Hoogezand
18 04 1970 Hardegarijp

Kaart

Zie de volgende pagina.

Vermeldingen/Literatuur

Erk en Böhme 1963 I, 637-639; Kunst 1951, 150-154; Meier 1964, II, 294-296.

[pagina 225]
[p. 225]


illustratie

margenoot*
zij is achtermeid (bijl. 4)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • over Frankrijk


datums

  • 14 februari 1963

  • 1 augustus 1964

  • 3 april 1963

  • 23 mei 1966


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank