Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

29

Het was een grauwe, regenachtige middag. Hans en Jan waren naar de verjaardag van Piet gegaan. Maar de jarige was er niet: hij zat op de mulo en daar hadden ze 's Woensdags geen vrij. De jongens hadden zich verveeld, en toen waren ze maar naar buiten gegaan.

Wim had een plan: ze moesten naar het gemaal gaan, hij was er al veel meer geweest, hij kende de machinist wel. En nu liepen ze gedrieën op het koolaspad langs de tocht. Mooi was het in de polder: wijd en stil. Het water glansde; zo nu en dan vielen er een paar spetters, die dan trage, wijder wordende kringen op het water maakten. Verderop, bij de plassen, stonden de kale wilgen

[pagina 125]
[p. 125]

van het Eendenbos. Het Eendenbos was hun eerste doel. 't Was daar geheimzinnig, geváárlijk. Als je niet oppaste, zakte je daar in het veen weg; er was daar al eens een Romeinse helm opgebaggerd. Je moest het smalle paadje kennen, dat door 't riet voerde.

Wim wou soldaatje spelen en geweren van stokken maken, maar Hans en Jan hadden geen zin. Wim noemde ze dooie dienders; dat lieten ze niet op zich zitten en ze begonnen te stoeien. Maar de ware lust was er niet.

Wat was de polder eenzaam! Er dreven geweldig grote, donkere wolken over de weiden heen en in de verte was het net, of er met gum onderaan de wolken gevlakt was. Daar regende het dan. Ja, 't was hier mooi. Hans zou nu het liefst alleen zijn. Of met Jan, dat gaf niet zo veel, Jan was zo rustig.

Het ging zomaar ineens ook hier regenen. Ze begonnen te rennen. ‘Naar het boet je, jongens.’ Hijgend bereikten ze het rietland. Achter elkaar liepen ze langs het zompige slingerpaadje door het hoge riet, naar het wilgenbosje toe, dat tussen de twee plassen lag. De wilgen waren in lang niet gekapt, ze hadden zware takken. De horizon lag achter het riet, 't was hier heel besloten. Het water glansde tussen de stammen door. Eerst liepen ze naar de oever van de plas. Er lag een gezonken roeibootje, de modder rook heel sterk: er bobbelde gas op uit het water. Nee, niks te beleven. Je werd nat voor niets. Ze gingen daarom gauw naar het schuurtje om te schuilen. Heel in de verte lag de stad.

't Bleef regenen. Nee, van 't gemaal kwam zodoende niets. Ze zouden straks nodig naar huis moeten, want Piet was vast allang thuis. Maar 't goot. Staande voor de deuropening trachtten ze te raden wat het allemaal voor gebouwen waren, die ze boven de huizen van de stad zagen uitrijzen. Dat viel nog lang niet mee. Alleen de stompe Sint Maarten kon je duidelijk herkennen. Jan dacht aan de helm en zei: ‘Hier heeft nog es een

[pagina 126]
[p. 126]

Romeinse soldaat gelopen.’ Wim dacht, dat hij wel op een paard gezeten zou hebben en Hans viel hem bij. Maar naar hun zin hadden ze 't niet.

Eindelijk hield het op met gieten. Een beetje regen moesten ze maar nemen, vooruit maar.

Vlakbij het kanaal, aan de rand van de nieuwe wijk, struikelde Wim over een steen, een halve baksteen. Hij liep eerst een paar passen door, maar toen bedacht hij zich. Hij liep terug en riep: ‘Hee, jongens, wacht es, ik weet wat.’

Hans en Jan wachtten. Wim kwam met de steen in zijn hand naar hen toe.

‘Wie durft zijn hoofd stijf te houden als ik die steen naar hem toegooi?’

‘Ikke niet,’ zei Jan dadelijk.

‘Nou, maar ik best,’ pochte Wim. ‘Jij ook, Hans?’

‘Ik ook wel.’

Jan werd kwaad; hij zei dat hij het een dwaas spel vond en dat het alweer tijd zou kosten. 't Was niks aardig voor Piet, dat ze zo laat kwamen. ‘Jullie lijken wel gek,’ foeterde hij. Langzaam liep hij dóór.

Hans zou het eerst gooien. Wim ging op een flinke afstand staan. Zwaaiend met de halve baksteen durfde Hans toch niet goed te mikken en hij gooide de steen daarom maar lukraak weg. Hij viel ver van Wim vandaan in het gras.

‘Kom nou, gekken,’ riep Jan, die al haast bij de eerste straat was. Maar Hans wilde de proef ook afleggen. Hij ging staan. Er viel hem een nare gedachte in: als de steen me raakt, ga ik naar de hel en anders niet. Ik mag mijn hoofd vooral niet bewegen, anders weet ik nòg niets.

Wim gooide met een lage boog. De steen schampte langs Hans' hoofd. Hij voelde een felle, stekende pijn; tranen sprongen in zijn ogen. Wanhopig greep hij naar de plaats waar hij de steken voelde. Wim schrok ver-

[pagina 127]
[p. 127]

schrikkelijk; hij zag zo wit als een doek. ‘Waarom draaide je je hoofd dan niet, idioot. Jô, je bloedt.’

Hans voelde het ook; het bloed liep warm in zijn oog.

‘Druk je zakdoek op je kop,’ raadde Wim. Jan, die gemerkt had, dat er iets gebeurd was, kwam hard aanlopen. Hij gilde: ‘Nou, hebben jullie je zin?’

Ze liepen zo gauw mogelijk naar tante. Het gaf een hele consternatie toen ze binnenkwamen. Tante jammerde van schrik en vergat te vragen, hoe het gekomen was. Ze knipte het haar om de wond weg en legde er een pleister met watten op. Toen moest Hans zich gaan wassen. In het spiegeltje boven de gootsteen zag hij zijn bebloed gezicht. Tante, die achter hem stond, zei, dat het niet zo erg was als het leek, maar dat hij toch een poosje op de divan moest gaan liggen. Hans bekwam van de eerste schrik, toen hij merkte, dat het bloed niet meer uit de wond liep. Maar toen herinnerde hij zich zijn bezwering en in plotselinge kramp braakte hij in de gootsteen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken