Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ligt Jeruzalem (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ligt Jeruzalem
Afbeelding van Daar ligt JeruzalemToon afbeelding van titelpagina van Daar ligt Jeruzalem

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (33.51 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ligt Jeruzalem

(1956)–Jo van Dorp-Ypma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

III

Marrie Lekkerkerker kan later niet meer zeggen, wat haar bewogen heeft om zich met Nelia, het kind van Sjaan Vermeulen, te bemoeien. De eindeloze klachten van Sjaan zullen er wel toe meegewerkt hebben. En toen ze hoorde dat Grie de kleine met een touw in de bleek vastzette, net als een jonge geit, zei ze dat Sjaan haar dan maar mee moest brengen. Sjaan is de vrouw dankbaar, op een boerderij valt er allicht wel eens wat af voor zo'n worm, en zijn Grie was niet bepaald een zorg voor het kind.

Zo kwam de kleine Nelia Vermeulen met een dik, verschoten trainingpak op de werf bij Lekkerkerker, om daar met Grie, Bastiaan en Leendert te spelen. Grie bemoeide zich het meeste met de twee kleintjes. Bas was vaders grote knecht, zoals hij zelf zei. Hij probeerde zijn vijfjarige jongensleven aan te passen aan het boerenleven, zoals zijn vader dat leidde. Met gemaakt manlijke passen liep hij over de werf, praatte als een groot mens over de crisissteun en dat het rechtevoort maar niks was om een boer te wezen.

- Moet je zo'n pork eens horen, lachte Leen Lekkerkerker Senior dan, hij aapt in alles zijn vader na.

En dan keek hij naar zijn andere zoon, die zoet met zijn zusje en Nelia een tuintje maakte in de zandbak, jammer dat die jongen geen Bastiaan heette dacht hij dan, meer dan jammer.

Er is op een boerenwerf veel te beleven voor een levendig kind, dat Nelia Vermeulen was. Ze zat overal en nergens, daar waar geen van de drie Lekkerkerkertjes ooit naar getaald hadden om heen te gaan, daar werd Nelia vandaan gehaald.

[pagina 26]
[p. 26]

Uit het varkenshok, onder de vuiligheid, tussen de poten van een nieuwgekocht hooibouwpaard in, waarvan niemand nog wist of het kijkerig en schrikachtig was. Ze had wel fijn getrapt kunnen worden, zei Marrie, die het hoorde van Bas. Dat komt omdat ze geen belui van een boerderij heeft, praatte hij half krom zijn vader na.

Graag had daarom Marrie aan Lekkerkerker gezegd, dat Nelia maar niet meer moest komen, toen Grie naar school ging. Toch dorst ze dat niet.

Ze keek eens naar Leendertje, die al aan het hek stond uit te kijken of Nelia nog niet kwam, en die een stuk brood met kaas voor haar bewaarde, omdat Nelia nooit kaas kreeg, volgens Sjaan.

Marrie keek naar haar kind, die zo trouw voor zijn vriendinnetje zorgde. Ze kreeg plotseling tranen in haar ogen, zo'n lief diertje toch, zoals hij daar stond. Kijk, daar kwam Sjaan al aan. Nelia springt van de fiets en rukt hem het brood uit de handen. Marrie schrikt van de heftige begerige bewegingen van het kind, of lijkt dat alleen maar zo in de verte?

Ze laat de twee kinderen op de werf en gaat naar binnen, naar haar werk.

Toch kan ze haar gedachten er niet bij houden, midden onder het opruimen van de vlonder moet ze gaan zitten om het kloppen van haar hart te bedaren.

Ze zit er nog, wanneer de meid de deel op komt hollen onder het gillen, dat Nelia en Leen in de vliet gevallen zijn.

- Haal ze er dan uit, snauwt ze, waar zijn ze?

Daar! wijst de meid vaag naar de open deur.

Marrie holt naar buiten, ze merkt de koude wind niet die om haar heen giert.

- Moeder, poe... moeder... Het gehuil doet de vrouw stilstaan. Midden op de grote verlaten werf lopen twee onwaarschijnlijk kleine natte figuurtjes. Er loopt een druppelspoor van het boenhok af, en de zwarte haren van Nelia zitten onder de blauwe bagger en het eendekroos. Leenderts haren zijn droog, ziet ze, die glanzen in de Septemberzon.

[pagina 27]
[p. 27]

Ze knielt bij ze neer. Lieverds, lieverds is alles wat ze zeggen kan, gaan jullie maar gauw naar binnen.

Gelukkig is de meid maar even overstuur geweest, ze heeft al een takkebos in het flauw brandende waterfornuis gestoken, zodat de damp nu al uit de grote zwarte waterketel golft, terwijl Marrie bij de kinderen neerknielt om hen de druipende kleren uit te wurmen.

Onderwijl hoort ze tussen de snikken door het verhaal.

Nelia begint.

- Het is Leenderts schuld. Marrie kijkt haar zoontje aan. Die nijpt zijn lipjes op elkaar en schudt van nee.

- 't Is welles, zegt Nelia, het is wellis rotjong.

- Wat zeg jij, Nelia, zegt Marrie streng. Het kind begint te huilen. Zegt poe ook altijd, verklaart ze, zegt poe ook altijd. Maar Leendert heeft het gedaan.

Weer knikt Leendert van nee, terwijl zijn ogen verdacht blinken.

Marrie weet dat Leendert niet jokken wil.

- Vertel jij het maar mijn jongen, sust ze.

- Hij heeft me in het water gegooid, gilt Nelia, hij heeft me...

Dan wordt het Leendert ook te gortig.

- Jij viel erin, toen je Gers klomp wou pakken.

- Mijn klomp, vraagt de meid, die dichterbij gekomen is, mijn klomp, wat deed jij met mijn pasgeschuurde klompen, aap van een meid.

- Niks, huilt Nelia, terwijl ze in elkaar duikt, niks, helemaal niks, Leendert...

- Je deed er wel wat mee, zegt Leendert, jij wou schippie varen, en toen ging de klomp zo'n end weg, en toen wou jij hem pakken...

Marrie ziet het, zo is haar zusje in Overlek ook verdronken... die speelde ook met klompen.

- Nietes, jij gaf me een douw...

- Ik heb je vastgehouden, zegt Leendert met nadruk, ik hield je vast, anders was je verzopen, net als dat kalf aan de Tiendeweg.

Marrie rilt ervan, ze heeft het haar man steeds kwalijk

[pagina 28]
[p. 28]

genomen, dat hij de kinderen niet naar huis stuurde, toen ze het verdronken beest uit de wetering haalden.

- Als Leen een boer moet worden, moet hij daar tegen kunnen, is de repliek van Leendert Lekkerkerker senior geweest.

- Is dat zo Nelia, vraagt Marrie nog eens. Marrie Lekkerkerker heeft blauwe ogen die je meestal niet ziet, maar soms, als ze je aankijkt haalt ze de waarheid uit je. Je kan niet liegen tegen poe's ogen, weten haar kinderen.

Nelia merkt het ook.

Ze houdt het smoezelige kapotte broekje stijf tussen haar vingers, zodat Marrie het niet uit zal trekken.

- Leendert heeft me op de stoep getrokken, hij zelf stond op de onderstoep, zegt ze stug, me broek is nog droog, voegt ze er in één adem aan toe.

Marrie zegt niets, maar trekt het vod uit.

- Jullie hadden wel kunnen verdrinken, zegt ze zachtjes, jullie mogen nooit, nooit meer in het boenhok spelen, hoor je!

Even daarna zitten de twee zondaars naast elkaar op de vlonder, waar Marrie een stel neerzet voor de warmte.

Leendert heeft zijn hansop aan, en Nelia, die tenger gebleven is, zwemt in een rose pon met witte bloemetjes van Grie, die ze uitbundig bewondert. Uit haar verhaal komt Marrie te weten, dat zij geen pon heeft en poe ook niet.

 

Dat is best afgelopen vanmiddag, zegt Leen, terwijl hij zijn handen vouwt om voor de dag te danken, zoals iedere avond, dat is toch maar goed afgelopen.

Marrie knikt, dan zegt ze plotseling, terwijl Leen bijna begonnen is: ik wil Nelia niet meer op de werf hebben, ze doet onze Leen nog eens de dood aan.

- Kom nou, kom nou, sust Lekkerkerker, het had net zo goed andersom kunnen wezen.

Marrie weet met haar verstand dat haar man gelijk heeft.

Toch schudt ze haar hoofd.

- Nelia moet niet meer komen, ik zou niet rustig in huis zitten.

[pagina 29]
[p. 29]

Dat is een argument waar Leen Lekkerkerker de draagwijdte van snapt. Natuurlijk, zijn vrouw moet rust hebben, ze heeft het niet makkelijk, nu alles zo weinig opbrengt en dan nog de zorg voor een andermans jongens...

- Ik zal het Sjaan zeggen, belooft hij.

Dan vouwt hij zijn handen en dankt voor de genadige bewaring.

Marrie hoort zijn woorden niet, ze denkt aan haar droom, daar was ook Nelia, Nelia levend, en Leen, haar Leendert, ging met een engel mee.

In haar hart is een angst, die ze aan niemand vertellen kan, daarom dankt ze ook niet met haar man mee.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken