Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hans Sterk, de olifantenjager. Avonturen uit het leven in Zuid-Afrika (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hans Sterk, de olifantenjager. Avonturen uit het leven in Zuid-Afrika
Afbeelding van Hans Sterk, de olifantenjager. Avonturen uit het leven in Zuid-AfrikaToon afbeelding van titelpagina van Hans Sterk, de olifantenjager. Avonturen uit het leven in Zuid-Afrika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (70.03 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

recensie(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hans Sterk, de olifantenjager. Avonturen uit het leven in Zuid-Afrika

(1911)–Kapitein Drayson–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Tweede hoofdstuk,

Het vertrek. - Het binnenbrengen van den buit. - De olifantenkudde. - De jacht.

Nauwelijks waren de zonnestralen begonnen den oostelijken horizon rood te kleuren, toen de jagers opstonden en toebereidselen tot het vertrek maakten. Het was hunne gewoonte, voor een deel ook hunne beproefde ondervinding, dat zij niet afzonderlijk uittrokken of zich van de ossen en wagens verwijderden, zonder dat altijd de geheele karavaan zich in beweging zette. Zoodra hiervoor een geschikte plaats was gevonden, liet men haar onder genoegzame bescherming achter en men zocht dan te voet of te paard in den omtrek naar wildsporen. Had men deze - hier dus de gezochte olifantssporen - ontdekt, dan werd een jachtplan ontworpen en de jacht begonnen.

De oilfant is een zeer gevaarlijk dier, en hoewel hij den mensch niet uit eigen beweging aanvalt, daar hij zich bij zijne nadering liever verwijdert, zoo is hij dubbel te vreezen, als hij gewond of getergd wordt. Niets weerstaat dan de krachtsuitingen, die zulk een reusachtig schepsel in zijn woede beproeft. De sterkste boomen, honderdjarige stammen, breekt de olifant dan zonder inspanning door, en de Afrikaansche jager moet dubbel op zijne hoede zijn. De beproefde en ervaren jager

[pagina 18]
[p. 18]

waagt het dan ook niet hem zonder eenige bescherming in zijn schuilhoek te volgen. Gewoonlijk beproeft men de kudde door gedruisch of andere schrikmiddelen op een boomlooze vlakte te drijven, wat soms verscheidene dagen kost. Een enkele maal zelfs moet de jager vuur gebruiken, om zijn doel te bereiken, en de afloop van de jacht hangt grootendeels af van het slagen van het drijven.

Het aantal der uitsluitend voor de olifantenjacht naar Zuid-Afrika getrokken Europeanen is niet gering. Zij verdienen hun gezamenlijk levensonderhoud alleen door den verkoop van hun jachtbuit: het ivoor; zij oefenen geen veeteelt en landbouw uit, doorkruisen liefst de wilde streken van de tropische landen, terwijl zij, ver van de nederzettingen, zoowel den strijd tegen de wilde volksstammen beginnen en deze ver van hun makkers houden, alsook de omstreken van de zeker onaangenaamste buren, van de roofdieren zuiveren!

Hans Sterk had zich van zijne jeugd af aan de jacht gewijd. Zijn vader was een voor vele jaren uitgetrokken Hollander, die het zoo even genoemde bedrijf had opgevat, om als jager zijne medemenschen in de wildernis een weg te helpen banen. Bij een aanval, dien de Kaffers tegen de kolonisten deden, werden zijne ouders wreed vermoord, en zoo was Hans vroegtijdig bezitter van een wagen, eenige spannen ossen en eenige paarden geworden. Hierdoor had hij een middel, om zooveel te jagen als hij wilde, en spoedig verwierf hij zich den roem van een nimmer falenden schutter, een geoefenden spoorzoeker en een vastberaden olifantenjager, Ook onderscheidde hij zich meer dan eens schitterend in de gevechten tegen de Kafferstammen; reeds op zijn twintigste jaar had Hans Sterk, ‘de Olifantenjager,’ zooals men hem algemeen noemde, door zijnen moed en zijne bedrevenheid een beroemden naam gekregen. Hoe zeer hij zijn naam in werkelijkheid verdiende, toont het hier: voor beschreven gevolg van de jacht van den vorigen dag.

[pagina 19]
[p. 19]

Deze morgen ging hoofdzakelijk voorbij met spoorzoeken en met schieten. Een dikke dauw was gedurende den nacht gevallen, er was slechts weinig wind en geen gedruisch werd gemaakt, waardoor de olifanten gestoord zouden kunnen worden. Hans had een Kaffer naar de wagens gezonden, om de lieden den afloop van den vorigen dag te berichten en de noodige hulp te halen. Toen vertrok hij met zijne makkers naar het woud, waar de olifanten gevallen waren. Met een bijl en een mes toegerust, begon hij, geholpen door Nquane en zijn vriend Bernard, de slagtanden van den eersten olifant af te hakken. Daar het dier op zijne zijde was gevallen, nam het voor dezen arbeid een gunstige positie in; Hans greep zijn bijl en maakte aan iedere zijde van den snuit eene diepe snede, zoodat men deze geheel over den kop van den olifant kon heenbuigen, waardoor de tandwortels vrij kwamen, deze laatste worden slechts met de bijl bewerkt en de in de kaken vastzittende deelen door een uit een grooten boomtak vervaardigden hefboom zoolang losgewoeld, tot de tanden tamelijk los in de kaken zitten en na elkander er uitgetrokken kunnen worden. Ongeveer het derde deel van een olifantstand zit in de kaak; dit deel is hol en hieruit moeten de zenuwen en spieren verwijderd worden, voordat men ze op de wagens legt.

De tanden zijn in frisschen toestand ongeveer tien percent zwaarder dan later, als zij droog geworden zijn. Het gemiddelde gewicht van een paar slagtanden bedraagt honderd tot honderdvijftig pond; nu en dan, maar zeer zelden, treft men een enkelen tand aan, die over de honderd ponden weegt.

De olifanten houden zich het meest in weinig bevolkte streken op, waar de inboorlingen nog geene vuurwapenen bezitten, en blijven gaarne in zulke wouden, waaruit het grove wild reeds verdreven is. Nu komt het dikwijls voor, dat de Engelsche en Hollandsche jagers veel meer olifanten doodelijk verwonden, dan werkelijk dooden; deze gewonde dieren worden dan door de Kaffers opgespoord, die eveneens een zeer

[pagina 20]
[p. 20]

belangrijken handel in olifantstanden drijven. Niet zelden keert een jachtgezelschap drie of vier maanden na het vertrek terug, met twee- of drieduizend pond ivoor beladen.

Maar soms kan het ook zeer tegenvallen. Het kan gebeuren, dat de jagers in een streek komen, die om de een of andere reden, door de olifanten verlaten is. De paarden en ossen van den jager kunnen door de niet zelden, en dan wel eens hevig uitbrekende veeziekte gedood worden, zoodat de jager gedwongen wordt de volgeladen wagens achter te laten, om vier- of vijfhonderd Engelsche mijlen verder gelegen bewoonde plaatsen op te zoeken, en daar nieuw vee te koopen om dan bij den terugkeer misschien te ontdekken, dat de wagens door vreemden zijn geplunderd of verbrand en dat zijn makkers vermoord zijn.

Uit dit alles ziet men, dat het jagersleven in Afrika zwervend en gevaarvol is, en zoo dan ook de winst van tijd tot tijd nogal groot is, en er vele aangename dagen met de jacht worden doorgebracht, duidelijk is het, dat de olifantenjacht toch niet een ieders werk is. Slechts enkelen leggen er zich dan ook op toe. Ook is er een tamelijk groot aantal opperhoofden, wier vriendschap men door geschenken verkrijgen moet, als men toestemming wil hebben, hun land door te trekken; voornamelijk bestrijden de zwarte potentaten elkander, en zoo gelooft ieder hunner, dat hij het recht heeft alle reizigers te plunderen, die op een vriendschappelijken voet met zijn tegenstander hebben gestaan. Bij al deze gevaren, waardoor de Afrikaansche jager zich omringd ziet, komen die, waarmede verscheurende dieren, zooals leeuwen, luipaarden, of giftige slangen hem bedreigen.

 

Nadat men de vier door Hans Sterk gedoode olifanten van hun slagtanden ontdaan en deze laatste door de Kaffers op de wagens had laten leggen, bracht Hans zijn makkers naar een rij lage heuveltjes, aan welker voet een rivier stroomde.

[pagina 21]
[p. 21]

- Die heuvelrij daar verschaft ons een vrij uitzicht, en ik geloof, dat de streek daar een gunstige olifanten weide is. Wij zullen die vlakte eens doorkruisen; misschien ontdekken wij eenige sporen, die ons een nieuwen buit bezorgen.

Met deze woorden beproefde Hans zijn makkers over te halen, om hem te volgen. Nauwelijks waren zij op den begroeiden top des heuvels aangekomen, of Bernard wees naar een kleine kromming der rivier.

- Daar ginds geloof ik eene kleine kudde te zien, als ik mij niet vergis, zijn er ook oude dieren met fraaie slagtanden onder.

- Gij hebt gelijk Bernard, het geluk is met ons. Laten wij naar de legerplaats terugkeeren, dan zullen wij over ons jachtplan beraadslagen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken