Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeder Lysbeth (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeder Lysbeth
Afbeelding van Moeder LysbethToon afbeelding van titelpagina van Moeder Lysbeth

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.49 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeder Lysbeth

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 88]
[p. 88]

XVII. Wat het meisjen aen de sterrekens vroeg.

Het bezoek van den pachter der Meerhoeve had by de familie Jambers alweêr een laegsken van de fanatieke korst der ziel weggenomen en eenen heilzamen invloed na zich gelaten. De woorden des heeren pastoors hadden Jambers al eenigzins de oogen geopend en de verklaring zyns vriends, die toch duidelyk genoeg door elk christenhart kon gebillykt worden, stelde nu den man en zyne gade nog meer gerust.

Het jonge meisjen gaf zich nu geheel en al aen hare zoete hoop over; zy verbeeldde zich reeds de prachtige pachterse der Meerhoeve te wezen en den knappen Karel als haren beminden echtgenoot te groeten.

De echtgenooten hadden, vóór dat zy te bed gingen, nog eens alles in 't lang en in 't breed overdacht wat de pachter van de Meerhoeve gezegd had; zy hadden rypelyk overwogen of het kwaed, dat hen bedreigde, wel van hem kon komen, en of het wel met de regtvaerdigheid Gods overeenstemde een man van zulke zware schuld te verden-

[pagina 89]
[p. 89]

ken, als zyn gedrag daertoe geene baerblykelyke aenleiding gaf. Hy had immers de hoeve maer gekocht om zich zelven te redden, om niet arm te moeten worden, om zyn goed niet in slechte handen te zien overgaen, en dan nog wel met het loffelyke inzicht alles weêr te geven, zoo de eigenaers zich weder in hunnen vorigen stand konden herstellen. Dit alles wel nagaende, oordeelden de brave lieden dat de pachter van de Meerhoeve eerder eene schoone daed, dan eene diefte, had begaen, en zy kregen meer om meer de overtuiging dat het kwaed van elders dan van het ontworpen huwelyk komen moest; op Tone konden zy evenwel hunne verdenkingen niet stellig vestigen. Tone was immers een te goede jongen, en al hadde hy Netjen eene liefdeverklaring gedaen, dit kon in alle geval maer als eene zeer naluerlyke zaek beschouwd schouwd worden; Tone was jong en Netjen was schoon...... - Zoo redeneerde de pachterse.

En Lysbeth dan? vroeg Jambers.

Lysbeth, hernam de vrouw, men zegge van Lysbeth wat men willle, zy is toch een godvruchtig mensch; zy bid immers aen elke deur, en, zoo voegde zy er half luid by, zy helpt de menschen al dikwyls uit verlegenheid door haren christelyken raed; zy heeft welzeker myne dochter van den duivel verlost...

- Een christelyk mensch! herhaelde Jambers, om zynen twyfel te laten blyken, terwyl zyne vrouw binnen 's monds prevelde.

- Ja, hervatte de vrouw met klem, ja, een christelyk mensch.!... Hoe vele kinderen heeft zy niet reeds van geheime kwalen genezen!... Hoe vele booswichten heeft zy niet tot bekeering gebragt!... Neen, pachter, neen, besloot de vrouw, men zal my toch niet doen gelooven dat Tone of Lysbeth ons eenig dwaed zouden toebrengen! dat zal men my niet doen gelooven!

[pagina 90]
[p. 90]

- My dunkt nogthans dat de pachter van de Meerhoeve volkomen gelyk heeft, voer Jambers nogmaels tegen zyne vrouw in, wanneer ik alles overleg, dan schynt het my toe dat het niet anders wezen kan, dan zoo als hy zegt; immers wy zullen zien, voegde hy er als verzachtingsmiddel by, toen hy bemerkte dat zyne vrouw zich ongeduldig bewoog om hem te onderbreken.

- Ja, wy zullen zien, bevestigde de bazin, maer vroeg zy, zoudt gy Tone nu wegzenden.

- Ja, zeker, antwoordde Jambers, anders zouden wy geene proef kunnen leggen.

- Dat is ook waer, bekende de vrouw, maer, voegde zy er by, dan moet gy hem toch eerst eenen anderen dienst laten zoeken.

- O ja, stemde Jambers toe, ik wil den jongen zoo niet vlakaf op straet zetten, hy kan naer eenen anderen post omzien.

- Zoo, goed, sprak ten slotte de bazin; maer het is nu reeds laet, vervolgde zy, gaen wy nu te bed, pachter, en wy zullen nu veel geruster slapen.

Inderdaed, eene halve uer later genoten de brave lieden eene rust, zoo als zy er sinds het verschynsel der menschenbeenderen geene meer hadden mogen genieten.

Het lieve Netjen zou ook wel geern zachtjens geslapen en gedroomd hebben, maer het meisjen was, als ten speeltuige, eener begoocheling overgegeven. Zy look hare lieve oogen goed digt toe, vleide zich zoo gemollig mogelyk met het hoofd op het oorkussen neêr, en ademde net als of zy sliep; maer toen zy zoo eenige stonden gelegen had, als wilde zy den slaep lokken door schynen te slapen, dan stond de flinksche jongman der Meerhoeve weêr voor de oogen haers geestes, en het scheen haer toe dat zy niet heel gemakkelyk lag; zy keerde zich

[pagina 91]
[p. 91]

eens op de andere zyde, stopte diep haer hoofd in de peluw, drong het deksel goed digt en trok de bedgordynen voor de sponde, terwyl zy zegde: Nu zal ik wel slapen. Geene vyf minuten had zy zoo gelegen, of zy begon weêr de woorden van Karel te herhalen: ‘Wy zullen elkander immer opregt beminnen;’ en die woorden waren, door hunne bekoorlykheid, een tegenslaepmiddel.

Kortsnadien begon zy te sluimeren, maer zy sliep nog eigenlyk niet toen het afgrysselyke gezicht van Tone voor haer verscheen, en haer schrik aenjoeg door zyne ezelsche bevalligheid.

Zoo was het middernacht geworden, en het lieve Netjen had nog geen oog geloken.

Eindelyk nam zy, uit nood, het besluit 't gepink der sterretjens, die haer door de plooijen der venstergordynen zoo lieflyk tegenlachten, na te gaen.

Haer geest ondervroeg die schoone hemellichtjens nopens haer toekomstig lot. Zy toch, die daer zooby den Hemel hingen, moesten, beter dan de booze menschen, weten wat er haer te gebeuren stond.

Zy vroeg:

- Zal karel myn echtgenoot worden?

En al de sterretjens pinkten ja.

- Zullen myne goede ouders dan ook gelukkig zyn?

En al de sterretjens pinkten nogmaels ja.

- Zal God ons huwelyk zegenen met lieve kinderen, die rond grootvader en grootmoeder zullen huppelen?

En al de sterretjens pinkten tweemael ja.

- Zullen wy dan niet door onderlinge liefde zoo gelukkig wezen als de engelen in den Hemel, die zich in Gods majestatisch aengezicht spiegelen?

En al de sterretjens pinkten driemael ja.

[pagina 92]
[p. 92]

Zoo lag het lieve kind zich zalig te droomen, toen op eens een ontzettend gerucht hare ooren trof. De gansche hoeve scheen in opschudding. De peerden brieschten en stampvoetten in hunne stallen; de koeijen en ossen loeiden verschrikkelyk en de wachthond huilde op doodangstigen toon.

Het meisjen sidderde; zy luisterde nog eens goed toe; het schrikwekkende gerucht verdubbelde! zy sprong uit hare sponde en maekte hare ouders wakker.

Afgryslyk was dit ontwaken voor de echtelingen, die zoo zalig ingeslapen waren....

Zy hoorden een rumoer in de stallen, als hadden een legioen helsche geesten daer vastenavond gevierd; alles scheen te sidderen en te beven! een algemeen gebrul en gekraek liet zich hooren, het was, als werde de hoeve afgebroken en door de duivelen in den afgrond gesleurd!

Ho! nu bleef er geen twyfel meer over! de voorspelling was echt... en dit afgryslyk ongeluk kwam hun juist nu over, omdat zy binst dien dag weêr in vriendschappelyke betrekking met den pachter van de Meerhoeve gekomen waren!

Zoo dachten de ongelukkigen in de eerste oogenblikken, toen zy weêr het speeltuig der dwaze bygeloovigheid werden....

Maer, wat op dit middernachtlyk uer aengevangen!

Bygeloof verdryft allen moed; bygeloof is lafheid! bygeloof sluit alle rede buiten; bygeloof is dwaesheid!...

Vader, moeder en dochter klemden zich in doodsangst aen elkander vast, terwyl zy in hunne verwarring gedurig kruisen sloegen en onbegrepene gebeden stamelden.

Het rumoer duerde schrikwekkend voort! de leden der ongelukkige familie kropen in den verborgendsten hoek der kamer en waren zoodanig verschrikt dat zy eindelyk niets meer hoorden of zagen.

[pagina 93]
[p. 93]

De oude Lysbeth kwam op dit oogenblik eens voor de kamervenster loeren, en sprak;

- Dat verhoede God!... gy zult niet ongestraft met de ketters aenspannen!... En zy verdween van de hoeve. Meer dood dan levend wachtten de rampzalige bygeloovigen den morgendstond af, en toen de dageraed de hoeve begon op te klaren, waegde het Jambers 't hoofd eens buiten te steken; alles was nu rustig, hy hoorde niets meer; korts nadien was het geheel licht geworden; Tone kwam uit zynen slaepstal en stond dwaes op te zien toen zyn meester hem vroeg wat er zoo 's nachts mogte gebeurd zyn; de knecht beweerde niets gehoord te hebben, daer hy, zoo hield hy voor, des nachts nooit wakker wierd.

Jambers ging naer de stallen en, och Hemel! de beesten stonden nog te beven en te sidderen; de paerden met het schuim op den mond beten aen hunne kribben, de koeijen en ossen hadden hunne banden losgerukt en stonden overhoop!... En, och God!... wat mag dit beduiden!... er staen monsterachtige klauwen op de huid der dieren geprent!... zie... als of zy er ingebrand waren!...

- Dit zyn duivelsklauwen, zeî Tone.

- Myn God! myn God! kermde de pachter, terwyl hy zyne vrouw en kind in de armen drukte, het is nu maer al te zeker, wy zyn gevloekt! wy zyn betooverd!...

- Het is ook wel wat uwe schuld, baes, sprak Tone met heimelyke stemme, gisteren nog hebt gy hier een man op uwe hoeve laten komen, die overal de vermaledyding met zich draegt; gy durft dien man uw vriend noemen, en wilt zyn zoon met uwe dochter laten trouwen...

- Het is waer, jongen, zuchtte de pachter, maer, wy zyn wel diep ongelukkig! wy zyn wel bitter te beklagen!

En al wat die eenvoudige lieden op dit oogenblik,

[pagina 94]
[p. 94]

waer zy verstand noodig hadden om den schurk, die voor hen stond te ontmaskeren, konden, was weenen, was klagen!...

Eer de dag verloopen was, kende de gansche gemeente het ongeluk van het huisgezin Jambers; het gebeurde was zelfs nog niet voldoende en, zoo als het veeltyds gaet, werd er nog eenen heelen hoop dwazigheden bygevoegd.

Volgens de straetvertelling was een legioen duivels van alle kleuren en soorten op de hoeve neêrgestort, alles was verbryzeld en verwoest, de paerden, ossen en koeijen den nek omgewrongen, overal waren duivelsklauwen in de muren geprent, en een verpestende solfergeur heerschte in de stallen!...

De heer pastoor hoorde ook van het feit spreken en geloofde het zynen pligt nu de zaek nader te onderzoeken; hy begaf zich rond den middag naer de hoeve Jambers en trof onder wege den pachter der Meerhoeve aen, die hem omstandiglyk mededeelde welke reden hy had om den knecht en moeder Lysbeth te verdenken.

Zy traden de hoeve op, namen den verslagen Jambers by de hand en leidden hem naer den slaepstal van zynen knecht. Zy doorzochten de legerstede des huichelaers en vonden eene vitrioolflesch en eenen stok met yzeren punten doorslagen, onder zyn bed verborgen.

Nu was de zaek klaer, er bleef geen twyfel meer. Tone werd bygeroepen, en zich niet kunnende verontschuldigen, werd hy schandelyk de hoeve afgejaegd.

Jambers beweende bitterlyk zyne bygeloovige verblindheid; de herder en de pachter van de Meerhoeve hadden geene moeite hem nu te doen begrypen, hoe hy zich door de schynheiligheid des knechts had laten misleiden en verontrusten.

Toen de booswicht de hoeve afstapte met zyn pakjen

[pagina 95]
[p. 95]

onder den arm, waren al de kwade hartstogten eens onbeschaefden en ondeugenden menschen op zyn aengezicht te lezen; hy kneep krampachtig de zware vuisten toe en door zyne knarsende tanden klonk een yslyke vloek van wraek!.....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken