Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat een meisje vermag (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat een meisje vermag
Afbeelding van Wat een meisje vermagToon afbeelding van titelpagina van Wat een meisje vermag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat een meisje vermag

(1856)–Emmanuel van Driessche–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

XVI.
Hoe de omstandigheden tot de lotsbestemming somwylen wonderlyk te samen loopen.

Nella zat by de sponde haers ouden vaders hopeloos te weenen.

De gryze man had nu de tegenwoordigheid van geest hervonden, maer hy was zoo zwak, zoo lydend, dat het hem onmogelyk was zich op te rigten.

Nella zelve was zeer afgemat en verflauwd; sinds verscheidene dagen was het haer onmogelyk geweest naer het gasthuis by hare zuster te gaen; Marianna bragt haer des avonds tydingen, die immer slechter en wanhopender werden.

Amalie was, sedert men haer in het gasthuis gebragt bad, nog tot haer zelven niet gekomen; de koorts nam hoe lang zoo heviger toe, en daegs te voren hadden de geneesheeren openlyk verklaerd dat de lydster het tweede zevendagige tydvak der ziekte niet zou overleven. Maer dit had Marianna evenwel niet zoo uitdrukkelyk aen Nella gezegd.

[pagina 122]
[p. 122]

De oude man vroeg intusschen aen Nella of Marianna nog geene tyding van Amalie had aengebragt, hoe of zy het nu toch stellen mogte en of zy niet weldra zou genezen zyn?...

- Nog niet, vader, antwoordde Nella, maer ik hoop dat Amalie nu toch reeds beter is.

- Maer zy had er immers geene schuld aen, niet waer Nella, vervolgde de vader, uwe vrees was overdreven? zy heeft ons immers toch niet onteerd!...

- O neen, vader, zuchtte het weenende meisjen, zy is plotselings ziek gevallen; en men heeft haer naer het gasthuis gedragen om haer te genezen.....

Uit het voorgaende gezegde blykt dat Nella, om haren vader eenen doodelyken angst te sparen, den waren toestand van Amalie had weten te verbergen. Zy had namelyk den ouden man doen gelooven dat Amalie des avonds, toen zy naer den winkel was gegaen, op straet eene plotselinge ziekte had gekregen en naer het hospitael was overgebragt; zoo bleef hare schande voor den gryzen vader een geheim; die onschuldige logen was Nella door hare pligt voorgeschreven; hadde de man in der waerheid vernomen wat er gebeurd was, welligt hadde de last der oneer hem doen bezwyken!...

Willem, Marianna en Nella kenden de waerheid.

- Nella, ik heb zoo een geweldigen dorst, sprak de vader korts nadien, laet my eens drinken, myn kind.

Het meisjen rigtte zich pynlyk van haren stoel op, en zocht het huis rond om iets verkwikkends, om iets versterkends voor haren zieken vader te vinden; maer neen, er was niets in huis, zelfs geenen druppel melks! niets dan water had zy den ouden zwakken man aen te bieden!

- Zoudt gy my ook niet een stukjen brood kunnen

[pagina 123]
[p. 123]

geven, Nella, vroeg de lydende man verder, my dunkt dat ik honger heb...

En terwyl het meisjen met pynlyke zuchten het laetste stukjen brood uit de schappraei nam, vielen hare oogen op de banknoot van duizend franken, die haer door eene onbekende hand was toegezonden. Duizend franken! daer! en haer vader had honger!... Er was geen voedsel in huis!... zou zy niet!... o neen! nog liever van gebrek sterven!... - Het brood gekocht ten pryze der eer, zou immers de ingewanden verzengen!...

En zy sloot de lade weêr digt.

Zy reikte haren vader een tasjen water en een korstjen brood toe.

De oude man vroeg:

- Is er dan voor u nog iets over, Nella?

- Bekommer u niet om my, vader, antwoordde het meisjen, ik heb geen honger van daeg!

En zy viel krachteloos op haren stoel neder.

Op dit oogenblik stapte iemand langzaem den trap op. Het was Marianna; zy verscheen op het zolderkamertjen en hield eenen hoek van haren voorschoot voor de oogen om hare tranen te verbergen.

Vader Goents en Nella reikhalsden met pynlyk geweld naer Marianna en vroegen:

- Is zy beter?.. Is zy?....

Marianna antwoordde niet, maer liet nu vry hare onderdrukte snikken door het kamertjen weêrgalmen.

Die handelwyze was beduidenisvol voor den vader en de zuster; beide gilden te gelyk!

- Zy is dood?... zy is dood!... En vader en dochter klemden zich met eene uiterste krachtinspanning in elkanders armen.

Marianna poogde hen nu te troosten, en op te beuren;

[pagina 124]
[p. 124]

maer te vergeefs! de lyders gaven geen ander teeken van leven dan hevige stuiptrekkingen, die men als gewisse voorteekens der dood mogt aenzien.

Marianna zocht het kamertjen uit om eenigen versterkenden drank te vinden, en de gevoelige vrouw viel byna in onmagt als zy bemerkte dat er niets, gants niets in huis was. Nella had haer de uiterste armoede, waerin zy sinds eenige dagen verkeerden, verborgen gehouden; daegs te voren had zy haer nog verzekerd dat zy niets te kort hadden.

Intusschen wist Marianna niet hoe de bedwelmden uit hunne bezwyming op te roepen; zy waschte hunne polsen met koud water, besprengde hunne aengezichten; maer al hare poogingen bleven vruchteloos, en, in hare hopelooze verwarring, was zy op het punt dit tooneel van lyden en ellende te ontvlugten, toen er zachtjes aen de deur geklopt werd.

Marianna opende met bevende hand.

En Willem stond voor haer.

Een oogwenk was voldoende om den jongen heer alles te doen begrypen: Amalie dood! - Vader Goents en Nella verzwakt, uitgeput! - armoede! ziekte! en schande!....

Op Willems bevel ylde Marianna om eenen geneesheer, om sterke dranken en om voedsel!....

Intusschen bleef de gevoelige jongman by dit tooneel van menschelyke ellende verpletterd staen!

Maer hy kon niet begrypen hoe die uiterste armoede.... hy had immers duizend franken gezonden!... zouden zy dezelve niet ontvangen hebben! was hun dit geld door eene onregtvaerdige hand ontvreemd!....

En terwyl hy daer zoo in angstige gissingen stond was een geneesheer toegeloopen, die er na vele moeite in ge-

[pagina 125]
[p. 125]

lukte de bezwymelingen met krachtige vochten weêr tot hun zelven te roepen.

Nella opende eerst de oogen en loosde eenen flauwen gil op het zicht van Willem en van den vreemden heer, die haer en haren vader zorgen toedienden.

Doch Marianna poogde haer gerust te stellen, haer zeggende:

- Wees kalm, Nella, mynheer Willem heeft eenen geneesheer geroepen omdat gy en uw vader in het grootste gevaer verkeerdet; nu zyt gy reeds beter, en vader Goents ook, zie, hy komt tot zich zelven! zie Nella, nu zyt gy weêr beiden gered!...

De vader en de dochter staerden immer sprakeloos rond.

Willem naderde tot by de sponde en bad:

- O brave man! deugdzame dochter! verschoont my, ik ben nalatig geweest, ik heb my op een anders zorg vertrouwd om u onderstand te verleenen, en men heeft u in ellende gelaten! het is myne schuld, hadde ik zelf u dit geld besteld, gy zoudet nooit zoo diep in smarten gezonken zyn!...

By het hooren dier woorden sparde Nella hare verglaesde oogen open, keerde zich eenigzins tot Willem en sprak:

- Die brief... met die banknoot... van duizend franken... was dan van u, mynheer Willem?...

En met alle geweld rigtte zy zich naer de lade en hernam met afgebrokene stem:

- Ziedaer, mynheer, wy zyn u wel dankbaer, maer wy kunnen dit geld niet aenvaerden!...

En zy reikte Willem, die met verslagenheid het meisjen aenzag, het biljet van duizend franken onaengeroerd over.

[pagina 126]
[p. 126]

De heer doktor en Marianna begrepen vooreerst die zonderlinge teruggave niet, maer Willem sprak:

- Nella, gy mistrouwt my nog! nu, gy hebt regt; de beproevingen, welke gy reeds in het leven hebt doorstaen, de smart, waerby gy de bedorvene wereld hebt leeren kennen, gaven u, het is waer, volle regt my te mistrouwen! Maer heden, op dit plegtig oogenblik, by de zieksponde uws gryzen vaders, verklaer ik u dat ik u opregt bemin! dat gy myne ziel hebt getroffen toen ik u voor de eerste mael in de Vallei van Josaphat ontmoette! uw gelaet was my niet onbekend, gy kwaemt my voor als eene oude kennis, en van dan af was myne ziel aen de uwe verbonden!...

En nu, sprak hy na eene poos verder, nu gy my voor de eerste mael aenhooren wilt, nu zal ik u, in byzyn uws vaders, vragen of gy myne echtgenoote, of gy de gezellin myns levens worden wilt!...

Welke indruk zulke tael op de aenwezige persoonen maekte zou moeijelyk te beschryven wezen!...

De oude vader wreef zich te vergeefs den gerimpelden schedel om zyne zinnen byeen te krygen.

De heer doktor bewonderde de edelmoedige liefde des jongmans.

Marianna kon niet gelooven wat zy hoorde.

En Nella blikte ten gronde, terwyl zy met bevende stemme Willem om vergeving bad.

- Zoo ik aen de opregtheid uwer liefde heb durven twyfelen, mynheer, sprak zy eene poos nadien, zoo was het omdat de afstand tusschen ons zoo oneindig groot is; gy zyt ryk en vermogend en ik, ik ben een arm, een doodarm meisjen... Daerom geloof ik heden nog uw edelmoedig voorstel te moeten van der hand wyzen; gy zoudt u om my ongelukkig maken en gy verdient dit niet, gy

[pagina 127]
[p. 127]

zyt daerom te edelmoedig en le eerlyk... Myn vader en ik, wy zullen.... ja, wy zullen.... ons lot nu tot het einde dragen!....

En zy besproeide Willems hand met eenen vloed van warme tranen.

Willem hernam:

- Ik zal u geene bezweeringen doen, Nella, gy zult uwen vader gehoorzamen, niet waer; welnu, aen hem zal ik u ten huwelyk vragen.

En zich tot den gryzen man wendende, sprak hy:

- Vader Goents, gy hebt het regt niet te weigeren dat ik u en uwe dochter gelukkig make. Het geldt hier geene alledaegsche liefde, maer eene bestemming van den Alwyzen, eene beschikking van de eeuwige Voorzienigheid!... Heden ben ik meerderjarig geworden, heden heb ik den handel myns vaders overgenomen, en heden ook zal ik het geluk hebben de geliefde myns harten tot vrouw te verkrygen!

De oude vader, door die zielroerende woorden diep getroffen, drukte den jongeling de hand, bezag zyne dochter en sprak:

- De wille Gods geschiede!...

En Nella herhaelde met begeestering:

- De wille Gods geschiede!

Willem drukte den ouden man aen zyn hart en zoende zyne aenstaende bruid.

En de wille Gods was geschied! - Het ideäle beeld dat zoo dikwerf voor Willems geest was verschenen en zyne ziel had bekoord, stond nu in de wezenlykheid, als zyne aenstaende bruid, voor hem!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken