Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij' (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'
Afbeelding van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'Toon afbeelding van titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

Scans (70.50 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Editeur

Ingrid Glorie



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

(2004)–Aernout Drost–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

4.2 Nederlandsche Volks-Almanak voor 1833

1-2 Nederlandsche Volks-Almanak voor 1833. Amsterdam: Frijlink, 1833.

5 jaarboekjes: Alleen al in de jaren dertig van de negentiende eeuw verschenen er in Nederland meer dan tweehonderd reeksen almanakken: jaarboekjes die nuttige informatie verschaften, zoals kalenders, adressen, posttarieven en de vertrektijden van de diligences. De inhoud van deze boekjes werd vaak verlevendigd met literaire bijdragen. Voor dit zogenaamde ‘mengelwerk’ werd een jaarlijks wisselende redactie aangesteld óf deze afdeling was jarenlang in handen van één redacteur. De redactie nodigde literatoren uit om bijdragen te leveren en natuurlijk kwamen er ook heel wat ongevraagde bijdragen binnen. Het karakter van een almanak werd in belangrijke mate bepaald door de uitvoering: gegraveerde titelpagina's, facsimiles van handschriften, koper- en staalgravures, litho's en bladmuziek. De kwaliteit van de uitvoering werd doorgaans weerspiegeld in de prijs De hier door Drost behandelde Nederlandsche Volks-Almanak kostte in die tijd 50 tot 75 cent; de in zijn bespreking van de jaarboekjes voor 1834 genoemde Almanak voor

[pagina 146]
[p. 146]

Hollandsche Blijgeestigen, de Almanak voor het Schoone en Goede en de Nederlandsche Muzen-Almanak kostten respectievelijk 60 cent, f 1,80 en f 3,50. Uitgevers kwamen vaak met verschillende uitvoeringen van hetzelfde boekje; zo was de Muzen-Almanak verkrijgbaar met een kartonnen kaft met kopergravure (f 3,50), in rood of groen marokijn (f 5,50) in satijn (f 6,-) en met of zonder koker (f 1,50 extra). Recensenten keken dan ook vaak eerst naar uitvoering en illustraties; Drost houdt zich in dit opzicht aan de conventies Verder waren de besprekingen vaak oppervlakkig; de gevarieerde inhoud leende zich niet voor een diepgaande bespreking, er verschenen tientallen almanakken tegelijk op de markt en het seizoensgebonden karakter ervan maakte haast geboden. Almanakken waren namelijk een typisch Sinterklaascadeau, vooral bestemd voor een vrouwelijk publiek (Van Zonneveld 1979: passim; prijzen ontleend aan Kruseman 1886).

Over de negatieve uitwerking van de jaarboekjes op de kwaliteit van de literatuur schrijft Reeser (1962: 85): ‘Het vervaardigen van prullerige stukjes en knutselwerkjes, heel die litteraire kunstnijverheid der almanakken heeft ongetwijfeld een nadelige invloed gehad op het peil der negentiende-eeuwse letterkunde, die uit zichzelf reeds de dispositie bezat tot het lievige, zoetelijke en huisbakkene, tot alles wat waarlijk formaat mist. Deze gevaarlijke neiging werd gestimuleerd door de jaarlijks weerkerende leverplicht aan de almanakken, wier aantal bovendien in de eerste helft der 19e eeuw voortdurend toenam. Zo ontstond een letterkundig snipper-genre, dat de auteur of te gemakkelijk afging of hem onnodig energie kostte, in elk geval zijn artisticiteit ergens heimelijk aantastte.’

8 Beyerincks jaarboekje: G.J.A. Beijerinck (?-1851). Uitgever te Amsterdam. In de jaren 1837-1840 uitgever van De Gids.

Beijerincks Almanak voor het Schoone en Goede verscheen vanaf 1822 en was speciaal bedoeld voor een vrouwelijk lezerspubliek. Tussen 1832 en 1849 was de redactie in handen van C.P.E. Robidé van der Aa; daarna werd deze taak overgenomen door A.L.G. Bosboom-Toussaint. In 1860 verscheen de laatste jaargang. Kruseman (1886: 58): ‘De Almanak voor het Schoone en Goede en de Muzen-Almanak hebben onmiskenbaar veel bijgedragen om met alleen onze letterkunde, maar evenzeer onze schilder- en graveerkunst in eer te brengen bij het zoogenoemde groote publiek van onzen pas herboren staat; de verdienstelijke uitgevers Immerzeel en Beijerinck hebben daar niet weinig toe bijgebracht.’

12 doel des Uitgevers: De Nederlandsche Volks-Almanak werd uitgegeven door Hendrik Frijlink (1800-1886), boekhandelaar en uitgever te Amsterdam. Trad bij de door hem uitgegeven jaarboekjes Nederlandsche Volks-Almanak (1831-1838) en Tesselschade (1838-1842) tevens als redacteur op. Bij zijn uitgeverij verschenen ook enkele publicaties van eigen hand. De Nederlandsche Volks-Almanak voor 1833 bevat geen inleiding waaruit de doelstelling van de uitgever afgeleid zou kunnen worden.

15-16 De Wel-Eerw. Heer Decker Zimmerman opent het bundeltje met een lied, getiteld: Wanneer de koning bij mij kwam: Volks-Almanak, p. 1-4.

Johannes Decker Zimmerman (1785-1867). Predikant te Zwolle. Zijn gedichten waren doorgaans gewijd aan politieke gebeurtenissen als het bewind van Napoleon en de Belgische Opstand. Publiceerde twee romans onder het pseudoniem A.J. Donker. Omdat zijn gemeente in geldnood verkeerde, was Decker Zimmerman in 1812 gedwongen een

[pagina 147]
[p. 147]

boek-, papier- en muziekhandel te beginnen. Onder zijn redactie verscheen het spectatoriale tijdschrift Euphonia, Maandschrift voor den beschaafden stand (1814-1829). Zijn eigen bijdragen bundelde hij in vijf deeltjes Kinderen der vergetelheid (1825-1828). Na de dood van Petronella Moens publiceerde hij een lijkrede, aangevuld met uitvoerige aantekeningen over haar leven en werk.

21 het klein gedichtje van Staring: ‘Grietman Sjuck van Burmania, door muiters in zijn huis bedreigd. Friesch Jierboekjen foar it jier 1830’, Volks-Almanak, p. 5-6.

Anthony Christiaan Winand Staring (1767-1840). Letterkundige en grootgrondbezitter te Vorden (Gelderland).

25-26 Van Enst Koning leverde eene lieve bijdrage: ‘De grootste schat’ door Van Enst Koning, Volks-Almanak, p. 7-8.

Gerrit van Enst Koning (1794-1853). Ambtenaar bij het ministerie van Justitie te Den Haag, vanaf 1832 griffier bij het kantongerecht te Amsterdam. De vader van de dichter was een geleerde op het gebied van de boekwetenschap; hoewel Van Enst Koning zich sterk tegen zijn vader afzette en al op jeugdige leeftijd het ouderlijk huis verliet, nam hij die belangstelling voor boekgeschiedenis en boekdrukkunst over. Zo publiceerde hij een verhandeling waarin hij de stelling verdedigde dat Gutenberg niet de uitvinder van de boekdrukkunst was. Verder schreef hij een groot aantal gelegenheidsgedichten voor verschillende tijdschriften en almanakken.

26 Dameet en zijn vrouwtje, eene vertaling door G.H. Nagel: Volks-Almanak, p. 14-15. ‘Naar het Engelsch’.

Gerhardus Heinrich Nagel (1795-1861). Regeringsambtenaar in Nederlands Oost-Indië, later met pensioen terug naar Nederland. Schreef enkele romans, alsmede bijdragen voor literaire tijdschriften.

27 Kuypers vertaling, naar Thomas: Uitboezeming van een' Oud-Hollandsch zeeman in de zeventiende eeuw', Volks-Almanak, p. 16-18.

Hendrik Gerritszoon Kuyper (1790-1873). Provinciaal directeur van 's Rijks belastingen in Zeeland. Dichter en toneelschrijver. Publiceerde vertalingen van verschillende Duitse en Franse toneelteksten en veel bijdragen aan almanakken en tijdschriften. Thomas, niet gevonden.

28 De grijze Van Walré schonk den uitgever een echt volksdicht: ‘Derk de Matroos aan Mijntje, of het Horoskoop. Een volksdicht’, ingeleid door een rijmbrief van Van Walré aan uitgever Frijlink, Volks-Almanak, p. 45-53.

Jan van Walré (1759-1837). Boekhandelaar, toneelschrijver en dichter te Haarlem.

30 Gebels bijdrage: ‘De Grijze bij den Winterhaard’ door C. Gébel, p. 54-57.

Cornelis Gébel (1793-1859). Smid en reder te 's-Gravenhage. Lid van verschillende maatschappijen en genootschappen. Naast enkele zelfstandige publicaties leverde hij bijdragen aan almanakken en tijdschriften.

31 de beide Toasten van Feith: ‘Toost aan Z.M. den Koning, op Hoogstdeszelfs Verjaardag in 1831’ Volks-Almanak, p. 58-59, en ‘Toost aan de uit den Krijg tegen de Belgiërs terugkeerende Groninger en Franeker Studenten, bij hunnen Doortogt en hun

[pagina 148]
[p. 148]

Nachtverblijf te Zwolle, op den 25 sept. 1831, namens de Stedelijke Regeering toegedronken’, Volks-Almanak, p. 157-158.

Rhijnvis Feith (1753-1824). Promoveerde al op zeventienjarige leeftijd tot Meester in de Rechten. Was van 1780 tot 1787 burgemeester van Zwolle. Het jaar 1787 markeerde ook een wending in Feiths literaire ontwikkeling. Daarvóór schreef hij vooral sentimentele romans, zoals Julia (1783) en Ferdinand en Constantia (1785). Ná 1787 werd zijn werk beschouwelijker; uit deze tijd stammen vooral zijn ‘leerdichten’, waaronder Het graf (1792). Veel van zijn godsdienstige liederen, waaronder het bekende ‘Uren, dagen, maanden, jaren’, zijn opgenomen in protestantse gezangenbundels.

De tweede ‘Toost’, voor de Groningse en Franeker studenten, is een voorbeeld van de zogenaamde ‘citadelpoëzie’: poëzie geschreven naar aanleiding van de Belgische Opstand Tijdens de besprekingen die volgden op de val van Napoleon in 1815 werden Nederland en België verenigd onder het koningschap van Willem I. Deze samensmelting stuitte in het zuiden op felle kritiek; katholieken en liberalen verenigden zich daar in het verzet tegen de vorst. De Belgische Opstand, die op 25 augustus 1830 uitbrak, zorgde ook in het noorden voor hevige beroering. Massaal schaarde de bevolking van de noordelijke provincies zich achter haar koning. Veel studenten namen vrijwillig deel aan de Tiendaagse veldtocht (2-12 augustus 1831). De Nederlandse strijdkrachten wisten het Belgische leger op verschillende plaatsen te verslaan, maar moesten zich achter de Noord-Brabantse grens terugtrekken toen Franse troepen de Belgische gelederen kwamen versterken. Ook Engeland had aangedrongen op de terugtocht; zo kon een Europese oorlog voorkomen worden. Het was nooit de bedoeling geweest om heel België te veroveren, Willem I had slechts zijn onderhandelingspositie willen versterken.

De Belgische Opstand bracht een stroom gelegenheidspoëzie voor almanakken, tijdschriften en zelfstandige publicaties op gang die vaak van uiterst mediocere kwaliteit was. Deze poëzie wordt ‘citadelpoëzie’ genoemd, naar de verdediging van de Citadel van Antwerpen door baron D.H. Chassé in 1832.

Zowel in Groningen als in Leiden verenigden de studenten zich tot kleine legertjes die vrijwillig aan de Tiendaagsche Veldtocht deelnamen. De korpsen van de Groningse en Leidse Jagers kregen heel wat bijval, zoals in dit gedicht van Feith.

Uit zijn brochure Wenken en meeningen I komen we indirect te weten hoe erg Drost het vond dat hij vanwege zijn zwakke gestel gedwongen was om thuis te blijven; zijn vriend Bakhuizen van den Brink ging wel mee. Dat de anti-Belgische stemming ook hem niet onberoerd had gelaten, blijkt verder uit een passage over het verraad der Belgae in Hermingard van de Eikenterpen en uit een preek van 20 mei 1833, waarin de jonge proponent beweerde dat het niet on-christelijk was geweld met geweld te keren wanneer ‘talrijke heerscharen’ ‘aan de grenzen des Vaderlands, als eerlijke verdedigers van regt en waarheid gereed staan, het vaderlijk erf tegen het geweld van bedrog en onregt te verdedigen’ (Kamphuis 1987: 31).

31-32 Wijsmullers Catsiaansche proeve: ‘De Sullebaan. In den trant van Cats’, Volks-Almanak, p. 60-67.

[pagina 149]
[p. 149]

Wijsmuller: geen biografische gegevens gevonden. Wijsmuller publiceerde verschillende proeven van citadelpoëzie, verschillende redevoeringen, het zangspel De adelaar (1839) en het pamflet Apotheose van Rembrandt, 1652-1852, aan de stichters van het standbeeld gewijd (1852).

Jacobus Cats (1577-1660). Nederlands staatsman en dichter. Zijn gedichten zijn levenslessen op het terrein van godsdienst en liefde.

32-33 Van Oosterwijk Bruyn paste menig aardig spreekwoord toe op den Prins van Oranje: ‘De Prins van Oranje’, Volks-Almanak, p. 68-72.

Van Oosterwijk Bruijn (1794-1874). Wijnkoper te Amsterdam. Zie over Oosterwijk Bruijn en andere zogenaamde luimige dichters: Anton Korteweg en Wilt Idema (samenst.), De burger schuddebuikt. Een bloemlezing uit het werk van de luimige dichters J.J.A. Goeverneur, P.T. Helvetius van den Bergh, Jacob van Lennep, J. van Oosterwijk Bruijn, W.J. van Zeggelen. Amsterdam: Querido, 1994. [Griffioenreeks.]

34 Bresters Herfstliedje: ‘Herfstliedje, op een’ schoonen septemberdag te zingen' door J. Brester, Az., Volks-Almanak, p. 68-72.

Jan Brester Albertszoon (1805-1862). In zijn tijd vooral bekend als dichter van IJsstukjens. Zijn Verspreide en Nagelaten Gedichten verschenen in 1863.

35 Fortuin: ‘Fortuin’ door J.B., Az., Volks-Almanak, p. 73-75. Het gedicht is gedateerd 1823.

36-37 Onze Vlag, zangstukje door Beets: ‘Onze vlag, Zangstukje’ door Nicolaas Beets. Volks-Almanak, p. 76-77.

Nicolaas Beets (1814-1903). Schrijver, predikant en hoogleraar theologie. Na een romantische periode (‘zwarte tijd’) waarin hij byroniaanse verhalende gedichten schreef, verscheen in 1839 onder het pseudoniem Hildebrand de Camera Obscura: een bundel komisch-realistische schetsen van het burgerlijk leven. Bij zijn tijdgenoten was de oudere Beets vooral geliefd om zijn vele bundels stichtelijke en huiselijk-anecdotische poëzie. Drost zou in de zomer van 1834 met Beets bevriend raken.

De door Drost bekritiseerde eerste regels van het derde couplet luiden: ‘Zwier, / O dier- / baarste onzer panden...’

50-51 Neerlands Lier, door Lublink Weddik: Volks-Almanak, p. 93-95.

Bartholomeus Theodorus Lublink Weddik (1801-1862). Predikant met verschillende standplaatsen. Naast diverse publicaties met een religieuze strekking verschenen in 1831-1832 zijn Gedachten en beelden (4 dln.); in 1852 verzorgde de dichter een verkorte heruitgave onder de titel Oudoom Jakobs gedichten- en beeldenboek.

51 de Visschersboot, door Dusseau: ‘De Visschersboot. (Eene Engelsche ballade)’ door P.J.V. Dusseau, Volks-Almanak, p. 96-100.

Pieter Johannes Valentijn Dusseau (1807-1853). Predikant te Winschoten en Schiedam. Leverde veel gedichten aan tijdschriften en bundels. Schreef ook voor kinderen.

51-52 de oude Ram en zijn Meester, door Foppe: ‘De oude Ram en zijn Meester’ door H.J. Foppe, Volks-Almanak, p. 101-105.

Hendrik Johannes Foppe (1796-1836). Wijnkoper en likeurstoker te Amsterdam. In 1824 werd zijn allegorische voorstelling Het Tempelfeest uitverkoren tot jubileumstuk bij het

[pagina 150]
[p. 150]

vijftigjarig bestaan van de Stadsschouwburg. In 1834 verschenen Ernst en boert en De Fortuinzoeker, blijspel in 5 bedrijven.

52-53 de door Van Enst Koning berijmde Anecdote uit Vader Willems jeugd: ‘Willem Frederik Erfprins van Oranje, in 1794, aan het Scheveningse strand’ door G. van Enst Koning Volks-Almanak, p. 106-108.

54 Warnsincks Echte Vrijheidszucht: Volks-Almanak, p. 109-112

Willem Hendrik Warnsinck Bzn. (1782-1857). Suikerraffinadeur te Amsterdam. Lid van verschillende genootschappen en maatschappijen. Publiceerde Gedichten (1828) Vertellingen en romances (1835) en verschillende brochures over onderwerpen van maatschappelijk belang.

54-55 Looijens burlesk dichtstukje, Manto: p. 128-138.

Looijen: vermoedelijk Cornelis Looyen (1795-1858). Godsdienstonderwijzer te Den Haag. Publiceerde in 1829 een bundel Gedichten.

55 Smies: Jacob Smies (1764-1833). Kunstschilder, tekenaar en illustrator te Den Haag.

56 Mejufvrouw Moens bezong de kroonprinses: ‘De Kroonprinses, of Uitboezeming aan het Nederlandsche Volk’ door Petronella Moens, De Volks-Almanak, p. 139-147.

Petronella Moens (1762-1843). Dichteres en romanschrijfster. Vanaf haar vierde jaar blind Schreef romans die een romantische geest ademen, alsmede stichtelijke en vaderlandslievende verzen. Daarnaast was zij de schrijfster van destijds veelgelezen verhalen en gedichten voor kinderen.

69 cursivering van Drost.

72-73 Robidé van der Aa wijdde eenige hartige regels aan de Regenten van het Amsterdamsche Burgerweeshuis...: ‘Aan Heeren Regenten van het Burger-Weeshuis te Amsterdam, op den 6den Mei 1832’, Volks-Almanak, p. 155-156.

Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791-1851). Jurist en letterkundige. Tussen 1832 en 1849 redacteur van Beijerincks Almanak voor het Schoone en Goede en in 1837 mede-oprichter van De Gids.

74 Van Speyk: De in de citadelpoëzie veelgeroemde Jan Carel Josephus van Speyk (1802-1831) kreeg in 1830 als luitenant ter zee tweede klas het bevel over kanonneerboot nummer 2, waarmee hy deelnam aan de krijgsverrichtingen op de Schelde. Op 5 februari 1831 liet hij, terwijl hij zelf nog aan boord was, het schip de lucht in vliegen opdat de vlag niet in harden van de vijand zou vallen. Hij werd begraven in de Nieuwe Ker te Amsterdam.

74-75 De Bedelares, uit het Hoogduitsch, van Kahlert: ‘De Bedelares’, naar het Hoogduitsch van A. Kahlert, door H.K.H. Jr., Volks-Almanak, p. 159-160.

Karl August Kahlert (1807-1864). Studeerde Rechten, Letteren en Filosofie en promoveerde in 1836 tot Doctor in de Filosofie. Later hoogleraar, pedagoog en dichter. H.K.H. Jr.: met gevonden.

76-77 De Conscrit: ‘De Conscrit. Eene oude grap in een nieuw kleed’ door K. Volks-Almanak, p. 159-190. K.: niet gevonden.

78 in nog beknopter zangen, enz.: toespeling op de regels: ‘Wie schetst nu, in beknopte zangen, / Wat Hein in land bij land, in togt op togt, weêrvoer!’ (p. 166).

[pagina 151]
[p. 151]

89 de oorspronkelijke tekst luidt: ‘Want menig smeerlap, die hier langs de kaai liep dwijlen’ (p. 172).

94-95 Neêrlands Korting, van H. Kuiper, Gtz.: Volks-Almanak, p. 191.

102 puntdichtje: ‘De Vreemdeling en de Hollander’, Volks-Almanak, p. 192.

Puntdicht: epigram.

105-106 De Heer Christemeijer leverde twee stukken: ‘Treffende Bewaring van twee oude Lieden, bij dreigend Doodsgevaar’ door J.B. Christemeijer, Volks-Almanak, p. 9-13, en ‘Fragment uit eene, in het begin des jaars 1828 gehouden, Voorlezing’, Volks-Almanak, p. 148-154.

Jan Bastiaan Christemeijer (1784-1872). Nam deel aan de Slag bij Waterloo. Later ambtenaar bij het provinciebestuur te Utrecht. Schreef zowel proza als poëzie. Bijzonder populair werden zijn op historische bronnen gebaseerde misdaadverhalen (cf. Luger 1997).

107 De wandeling naar de landhoeve: ‘Mijne Wandeling naar de Landhoeve, of De afschuwelijke Drank’ door J.K. Rz., Volks-Almanak, p. 19-43.

108 Attisch zout: fijne geestigheid.

112 J.K., Rz.: niet gevonden.

125 Van Speyk begraven: anonieme bijdrage, Volks-Almanak, p. 81-92.

127 Het bloedige gastmaal: ‘Het bloedige gastmaal. Een geschiedkundig verhaal (1644)’ door G.H. Nagel, Volks-Almanak, p. 113-127.

136 een liedje van Jan de Weert: p. 119-120. Vermoedelijk Jan de Weert (?-1362). Zuid-Nederlands dichter. Publiceerde het scherp hekelende leerdicht Spieghel der Sonden of Nieuwe Doctrinael en de Disputacie van Rogiere ende van Janne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken