Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij' (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'
Afbeelding van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'Toon afbeelding van titelpagina van 'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

Scans (70.50 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Editeur

Ingrid Glorie



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'

(2004)–Aernout Drost–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

4.8 Leyden ontzet in 1574

1-2 A. van der Hoop, Jr.: Leyden ontzet, in 1574. Dichterlijk verhaal. Amsterdam, 1833.

12 niets meer. cursivering van Drost.

21 Het Ovidiaansche: excitat auditor studium laudataque virtus: Publius Ovidius Naso (43 voor Chr.-18 na Chr.). Romeins dichter; belangrijskte wereken: Ars Amatoria, Metamorphoses, Epistulae ex Ponto en Tristia.

excitat auditor studium laudataque virtus [crescit, et immensum gloria calcar habet: ‘Een toehoorder wekt ijver op en voortreffelijkheid neemt toe wanneer zij geprezen wordt en roem heeft (geeft) een immense aansporing’ (Epistulae ex Ponto IV.2.35[/36].)

[pagina 175]
[p. 175]

29-34 Drost verwijst hier naar verschillende regels uit de opdracht ‘Aan Zijne Majesteit, Den Koning der Nederlanden; Groot-Hertog van Luxemburg. Enz. enz. enz.’ (Van der Hoop 1833: *IX-*XIV).

 
‘Een woeste koorts verdwaalt in andre staten
 
Der burgren zin, verhit hun woelig hoofd...’ (Leyden Ontzet, *XII)
 
‘Een zwijmelrook, uit d'afgrond opgeheveld...’ (Leyden Ontzet, *XII)
 
‘Een geest des kwaads omklemt met reuzige armen,
 
Van Oost tot West, Europaas kindrental’ (Leyden Ontzet, *XII)
 
‘Die schets ô Vorst, hoe koud bij 't hevig zieden,
 
En 't geestdriftvuur, dat mij het hart doet slaan,
 
Durfde ik aan U, als dankbre hulde bieden...’ (Leyden Ontzet, *XIV)

39 De geestdrift die zijn zangrig hart doorblaakt: de strekking komt overeen met verschillende regels uit de opdracht, maar deze regel zelf komt er niet in voor.

43 De eerste afdeling: Leyden ontzet is opgebouwd uit drie afdelingen: ‘De Volharding’ (p. 1-37), ‘De Onzekerheid’ (p. 39-66) en ‘Het Ontzet’ (p. 67-86).

54-55 Fistula dulce canit volucrem dum decepit auceps: ‘lieflijk speelt de fluit als de vogelaar eropuit is om de vogel te verschalken’. Door A. Otto in zijn Die Sprichwörter der Römer (1890) bondig samengevat met: ‘d.h. traue dem Schmeichler nicht!’ Het citaat wordt door Dionysius toegeschreven aan Cato.

60 gepast: de spreuk volgt op de regels: ‘k Betrouw uw fulpen woorden niet, / Die niets dan ramp en jammer baren’. (Van der Hoop 1833: 5)

64 grijze hairen en dito wenkbraauwen: Van der Hoop 1833: passim; de schrijver gebruikt echter nergens het woordje ‘dito’.

97 Drost citeert hier de woorden van Magdalena Moons: ‘dit vreemd onthaal / Gepaard aan zulk een schampre taal, / Moest ik betalen met verachting’ (Van der Hoop 1833: 15).

103 wufte feestlivrij: Van der Hoop schrijft ‘wulpsche feestlivrij’.

105 Marquis de Thouars: George Anne Christiaan Willem Markies de Thouars (1807-1850). Lid van een verarmd adellijk Frans geslacht. Was van 1823-1826 page aan het hof van Willem I. Ging eind 1830 in het leger, waaruit hij in 1836 ontslagen werd wegens herhaalde dronkenschap en insubordinatie. Stierf als een berooid landloper. Publiceerde gelegenheidsgedichten en vertalingen. Citaat niet gevonden.

111 Huydecooper. Balthazar Huydecoper (1695-1778). Taal- en letterkundige. Drost verwijst naar: B. Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde herscheppingen van Ovidius. Tweede uitgave door F. van Lelyveld. Leiden: A. en J. Honkoop, 1784.

121 Ik zal niet pralen met mijn deugd: de oorspronkelijke tekst luidt: ‘Ik wil niet pralen met mijn deugd’ (Van der Hoop 1833: 16).

137 vonk en gloor, cursivering van Drost.

140 mejufvrouw van Merkens treurspel: Lucretia Wilhelmina van Merken, Het beleg der stad Leyden. In: Nicolaas Simon van Winter en Lucretia Wilhelmina van Merken, Tooneelpoëzij. Amsterdam: Pieter Meijer, 1774.

Lucretia Wilhemina van Merken (1721-1789). Debuteerde met Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten (1762). Belangrijke publicaties waren voorts haar epen David

[pagina 176]
[p. 176]

(1767) en Gennanicus (1779). De nieuwe officiële psalmberijming van 1773 bevatte niet minder dan 17 psalmen van Van Merkens hand. Met haar echtgenoot Nicolaas Simon van Winter gaf ze een tweetal bundels Toneelpoëzij uit (1774, 1786). Van Winter bezorgde ook haar Nagelaten gedichten (1792).

145-153 Citaat Van Merken 1774: 76. Regel 158 heeft ‘leven’ in plaats van ‘lighaam’ Mogelijk gebruikte Drost een andere editie; ‘lighaam’ is logischer.

174 de Divinations gabe, van welke de heer Schull sprak: Pieter Steven Schull (1791-1835). Advocaat en notaris te Dordrecht. Mede-oprichter van het genootschap ‘Diversa sed una’. Naast zelfstandige uitgaven publiceerde hij een groot aantal verhandelingen en een groot aantal verhandelingen en beoordelingen in de van 1832-1835 door hem en Adriaan van der Hoop Jr. uitgegeven Bijdrage tot Boeken- en Menschenkennis, in De Vriend des Vaderlands, de Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen en de Konst- en Letterbode.

Divinationsgabe: niet gevonden.

177 narrativen poëet: In zijn inleiding betoogt Van der Hoop dat Leidens ontzet een rijke inspiratiebron voor de literatuur is; Drost zal hem dat in r. 384-387 nazeggen. Van der Hoop verwijst naar de lierzang van Baronesse de Lannoy en het treurspel van Van Merken. Dan Schrift hij: ‘In vorm verschilt nogthands de behandeling welke ik mij voor het onderwerp heb gekozen, van beiden. Ik heb, zoo als den lezer kennelijk zal worden die van het verhaal te baat genomen. Men verwarre dien vorm echter niet met die dichtsoort, welke men gewoon is descriptieve poëzij te noemen, noch rangschikke hem tot de oor Nederlands meest geliefde Puikdichter en echten volkszanger VAN LENNEP bij ons meuw ingevoerde, zoo bekoorlijke dichtsoort, de legende: mijn gedïcht h daarvan hemelsbreed verscheiden, en behoort misschien tot dat genre, hetwelk de Engelschen zeer gelukkig beoefenen, en narrative poetry heeten.’ (Van der Hoop 1833: *III)

186-187 hulde [...] aan onbeperkten invloed der vrouw: ‘Wat heeft op moed en heldenkracht / De vrouw een onbeperkte macht!, enz.’ (p. 29)

205 a priori: bij voorbaat.

212 dobbervreughdt: kortstondige, snel vergankelijke vreugde (WNT, deel 3, 2e stuk kolom 2676). Als voorbeeld geeft het WNT P.C. Hoofts Nederlandsche Historien, p. 390: ‘Dan 't was maar dobbervreughdt, die t'elkenmaal weêr wegh dook’. Mogelijk beschikte Drost over de uitgave die in 1820-1824 bij uitgever Johannes van der Hey in Amsterdam was verschenen; daar staat het citaat in deel 3 (1821), p. 192.

224-226 reedenen aassemende een vaaderlijke geneeghentheit...: de oorspronkelijke tekst luidt: ‘Welke reedenen, aassemende een' vaderlijke geneeghentheit, een verstadde trouw op Godtzaaligheit gegront, een' rustigheit en verdraaghzaamheit om de tsaaghenis en 't ongedult zelf koen en lijdzaam te maaken, hen tot in der ziele troffen...’ (Hooft 1972: 389)

226-228 komen ons bij de dichteres Van Merken, [...] veel treffender voor. Van Merken vierde bedrijf, vooral derde, vijfde en zesde toneel.

229-230 De dwaasheid, welke de Burgemeester op bladz. 49. zegt...: Van der Werf daagt de ontevreden burges uit om zijn huis te doorzoeken. Dan smeekt hij ze om hem de

[pagina 177]
[p. 177]

vernedering van zo'n huiszoeking te besparen, en vervolgens biedt hij hun zijn laatste overgebleven voedsel aan.

236 Hoort gij...: citaat Van Merken 1774: 95.

238-239 de wint waaide thans...: Hooft 1972: 391.

241-242 Jonkvrouw de Lannoy: Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy (1738-1782). Debuteerde met Aan mijnen Geest, door Jongvrouwe ***, een hekeldicht, gericht tegen het vooroordeel dat vrouwen geen roeping voor kunst of wetenschap zouden hebben. Ook later bleef het satirische element in haar werk haar grootste kracht, maar in haar eigen tijd trokken vooral haar lierdichten de aandacht.

244 Leydens trouwe Palinuren: Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy: Lof der Heeren Van der Does, Van der Werff en van Hout, verdedigers van Leyden. In: Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy: Dichtkundige werken. Leyden: Abraham en Jan Honkoop, 1780, p. 95-110. Citaat De Lannoy 1780: 104.

247 duetto: ‘roepen beiden opgetogen’ (Van der Hoop 1833: 53).

254-255 Drost verwijst hier naar: ‘In reine vreugdesnikken smoorden / De klanken aan hun hart ontweid...’

294 Poëzij: A. van der Hoop, Junior, Poëzij. Immerzeel: 's-Gravenhage, 1830.

298 Byroniaansch: Over het Byronisme in Nederland: zie Popma 1928 en Schults 1929.

307 Stramme leên met dankgevoel omstrengeld: ‘'t Volk zal uw stramme leën met dankgevoel omstrengen’ (Van der Hoop 1833: 72).

308 Het golvend bloed van duizend Castiljanen...:

 
‘En doen door 't golvend bloed van duizend Castiljanen,
 
In menig huis en hut het rood der vlammen tanen [...]
 
... voort naar de schans van Lammen,
 
Ook daar het roofnest van den Castiljaan gesloopt,
 
En aan den wolf den huid ten heup toe afgestroopt!’ (Van der Hoop 1833: 75)

314-317 De complete passage luidt:

 
‘Bij 't geen het Leydsche volk genoot
 
Na 't groeten van de Zeeuwsche vloot,
 
Bij 't schildren van de hemelvreugd,
 
Die 't hart doorblaakt van grijze en jeugd,
 
Gevoelt, hoe fel zijn bloedstroom schiet,
 
De dichter zijn volslagen niet.’ (Van der Hoop 1833: 77, cursivering van Drost)

326-328 Citaat p. 77.

339-340 De oorspronkelijke tekst luidt:

‘Een sleep van burgers, arm en rijk;

Maar in het oog van God gelijk,

En juichend in 't ontzet der stad,

Vervolgt den grijzaart op zijn pad.’ (Van der Hoop 1833: 80)

346-347 De oorspronkelijke tekst luidt:

 
‘Leydens heldenvaan, [...]
 
Waait op den glorieweg vooraan;
 
Heur stang siert jeugdig eikengroen: [...]
 
Terwijl de oranjevlag, gekroond
[pagina 178]
[p. 178]
 
Met palmen, Nassaus spreuk vertoont.’ (Van der Hoop 1833: 81)

386 Janus Douza, den Hollandschen Varro: Johannes van der Does, Heer van Noordwijk en Kattendijk (1545-1604). Eerste curator en bibliothecaris van de Leidse hogeschool; later Raadsheer te 's-Gravenhage.

Publius Terentius Varro Atacinus (82-37 v. Chr.). Latijns dichter van elegieën, satiren en een geografisch leerdicht, Chorographia. Hij is echter vooral bekend om zijn historische epos Bellum sequanicum over de strijd tussen Caesar en de Gallische legeraanvoerder Ariovistus in 58 v. Chr.

389 Strada: Famiano Strada (1572-1649). Italiaans historicus, jezuïet en hoogleraar in de Welsprekendheid. Schreef in opdracht van Alexander Farnese een geschiedenis van de opstand in de Nederlanden, De Bello Gallico decades duae, 1555-1696 (2 dln., 1632-1647). Zijn werk werd verschillende keren herdrukt en uit het Latijn vertaald in het Italiaans, Nederlands, Frans, Engels, Spaans en gedeeltelijk in het Pools.

397 den titel van kunstrichter. Drost verwijst hier naar een opmerking van Van der Hoop uit de inleiding: ‘Van dit punt uitgaande, zal ik mij wel bij niemand, die den titel van Kunstrichter verdient en met de uitheemsche Letterkunde grondig bekend is, behoeven te verdedigen voor het romantische, hetwelk mijn gedicht, uit den aart der zake aankleeft...’ (Van der Hoop 1833: *VII)

401 Orler's: Jan Orler (1570-1646). Burgemeester en geschiedschrijver van de stad Leiden, bekend door zijn Beschrijvinge der stad Leyden (1614).

411 Engelen: Adriaan Walraven Engelen (1804-1890). Studeerde Rechten en Letteren te Groningen; nam in 1830 deel aan de Tiendaagse Veldtocht. Docent aan een gymnasium te Elburg; later tot 1875, kantonrechter te Tiel; 1848-1853 lid van de Tweede Kamer Vertaalde o.a. Vergilius, Horatius en Janus Secundus. Schreef reisbeschrijvingen, poëzie, kinderversjes en een vierdelige Algemene geschiedenis der wereld (1836-1848). Zijn mémoires verschenen onder het pseudoniem Mr. H. van Apeltern.

Gisping van ‘dat aantal dichtertjes’: niet gevonden.

414 nonum prematur in annum: tot het negende jaar late men het rusten (Horatius, Ad Pisones, vs. 388).

415-416 heer van Zuilichem: Constantijn Huygens. Huygens kocht in 1630 de heerlijkheid Zuilichem in de Bommelerwaard en mocht zichzelf vanaf toen ‘Heer van Zuilichem’ noemen.

418-421 Haest werden, haest vergaen...: citaat uit de Koren-bloemen van Constantijn Huygens. Drost citeert hier naar C. Huygens, Koren-bloemen. Nederlandsche gedichten. Met ophelderende aanteekeningen van Mr. W. Bilderdijk. Vierde deel. Leyden: Herdingh, 1824. Citaat p. 42. Bilderdijks spelling geeft ‘wascht’ in plaats van ‘wast’.

426-429 Bedilt mijn dichten niet...: Huygens 1824: 187.

434, 439-442 Citaten ontleend aan ‘Hercules Lierzang’ (Van der Hoop 1830: 65-76).

448 Legendendichter: Jacob van Lennep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken