Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron–
[pagina 237]
| |
161. Aan A.C. Willink: Gistoux, 23 april 1928Gistoux, Maandag. Beste Willink, De afdruk met kleurenGa naar voetnoot1. en de twee linosneden ontvangen, waarvoor dank. De lino's komen dus in Avontuur nr. 4.; het ene, ‘Lourdes’, is, vind ik, aardiger dan het andere (waarop ik overigens met genoegen een der voor jou gestolen monsters uit Breda heb herkend). Ik vraag mij af of je niet beter zou doen je komposities minder te overladen: je lijn is opzichzelf bizonder soepel - zoals uit de houtsnede voor Stols weer blijkt - zodat een grotere soberheid bij jou volstrekt niet droog zou aandoen; integendeel, je elegantie (zullen we zeggen) beter juist zou doen uitkomen. Die motieven met![]() ![]() Om nu op onze minder aangename ‘zaak’ terug te komen: ik kan je zeggen dat ik ± 40 boeken heb moeten verkopen om je dat geld zo spoedig te zenden. Maar dit wil ik niet aanvoeren als ‘steekhoudend argument’ - de ‘steekhoudendste’ zijn je twee brieven die ik hierbij insluit. Geniet nu eens op jouw beurt van de Hollandse potigheid van nr. 1 en de niet-minder Hollandse kruidenierswijsheid van nr. 2, en laat de zaak er dan mee afgelopen zijn. Ik kan dààr juist zo verdomd slecht tegen; en heus, ik had je dat geld ook gezonden als je me anders, - vriendschappeliker, - geschreven hadt; ik begrijp zelfs niet dat je dat niet hebt ingezien. Enfin, het gebeurde is misschien voor ons beiden erg nuttig geweest. (Leve de nuttigheid!) Met beste groeten ook aan Mies, Je EdP. |
|