Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
Afbeelding van Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929Toon afbeelding van titelpagina van Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.54 MB)

Scans (16.61 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Editeurs

Piet Delen

Jaap Goedegebuure

H.A. Gomperts

J.H.W. Veenstra

Herman Verhaar



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929

(1977)–E. du Perron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 460]
[p. 460]

73. Aan C. Wolfers-Petrucci: Parijs, 11 juni 1927

Parijs, 11-6-27.

Beste Clairette,

Je brief heeft mij naar hier gevolgd, waar ik een paar dagen doorbreng, laten we zeggen ‘om het platteland te vergeten’. Het was een heel aardige brief; ik besefte het pas toen ik hem overlas, want de eerste keer - wat wil je? je begrijpt het, nietwaar? na al die tijd dat het mij niet gegeven was enig schrijfsel van je onder ogen te krijgen... Ik antwoord dan ook meteen, zoals je ziet; misschien een beetje zonder na te denken. Je zou anders kunnen geloven dat ik boudeer of dat ik meer dan vroeger ‘mijzelf in de hand heb’. Dat moet je niet denken; nooit zelfs. In veel dingen ben ik haast niet veranderd, en wanneer ik aan jou denk is het nooit anders dan met veel genegenheid, dat verzeker ik je.

Ook ik - waarom zou ik het niet erkennen? - voelde me (een beetje) bewogen toe ik je die prulroman stuurde. Ik dacht ook aan je moeder, die keer toen ze mij het voorbeeld aanprees van Goethe, die zich compleet bevrijd had van een eerste liefde door Werther te schrijven. Hoe oprecht gemeend ook, je kent daarmee wel een grote waarde toe aan een stuk literatuur; ben je het niet met me eens? - Ik voor mij heb die roman gepubliceerd omdat hij geschreven was; ik heb er alleen het slot aan toegevoegd, d.w.z. de laatste drie hoofdstukken, die ik in twee dagen in Gistoux heb geschreven. En dan de tekening! (ah, ik besef opeens dat je me niet hebt gezegd hoe leuk je hem vond; ik had gedacht dat je tenminste de japon van de dame op prijs zou hebben gesteld.) Nu moet ik je bekennen dat die roman volmaakt overbodig is. Hij bestond al - maar ik heb het alleen te laat geweten - in een hoofdstuk van Penses-tu réussir? - en heel wat beter geschreven; en trouwens in het Frans, - het hoofdstuk dat heet; ‘En Façon d'Epithalame pour un Mariage Manqué’ (Hoofdstuk II, geloof ik). Je zou, als je het nog niet kent, het hele boek moeten lezen, dat verrukkelijk is; je zou zeggen een oprechter Toulet; - het is van Jean de Tinan.

Dit dan wat de literatuur betreft.

Je vraagt me nieuws over mijn leven van nu; je stelt me zelfs een reeks vragen. Ik ga erop antwoorden en volg je lijst; daar komt het dan. Of ik werk? ja, bij vlagen; veel te weinig om mezelf ernstig te nemen, veel te veel, helaas! om de mooie naam te verdienen van leegloper, die ik me soms toeken (in mijn momenten van dwaze inbeel-

[pagina 461]
[p. 461]

ding). Ik ben nog steeds iemand met vrij geringe ambities. Maar goed, ik probeer mijn leven te beteren.

Of ik tevreden ben over mezelf? - O! Clairette! Nee; ronduit nee; nooit! - behalve na een of andere verhandeling in tegenwoordigheid en ter wille van de een of andere oude dame, maar dan, nietwaar, verkeert men in een wat speciale toestand, ik bedoel: waard om medelijden mee te hebben. En trouwens, tevreden zijn over mezelf, als je eens wist - het is alsof ik je vroeg: wat heb ik dan gedaan om het te zijn? - Andere vraag: nee, ik ben geen aspirant-bohémien meer, zelfs geen bohémien, geloof ik. Maar (je moet het me niet kwalijk nemen) ik zal de laatste zijn om je te zeggen dat wat ik ben geworden veel meer waard is. En ik heb niet altijd een zakdoek bij me om mijn neus te snuiten; je ziet dat ik er niet in slaag om al je valstrikken te vermijden - maar laat dit tenminste een bewijs voor je zijn dat ik je vragen altijd zo oprecht mogelijk beantwoord. - Laten we verder gaan: of ik gelukkig ben? - Nee, niettemin... Is dat niet een beetje jammer? Maar ik zie dat je jezelf verbetert, dat je eraan toevoegt: ‘Voor zover je gelukkig kunt zijn’. - In die omstandigheden, ja.

Je begrijpt, met het ouder worden leer je jezelf beter kennen (wat bepaalde filosofen er ook van zeggen), of tenminste je mogelijkheden. Je vraagt minder gauw, iets minder gauw, het onmogelijke. Dan doen de teleurstellingen - die voornaamste oorzaken van wat men ‘het ongeluk’ noemt - ons een beetje minder pijn; het is alsof de scherpe kanten er wat afgaan.

Of ik mooie schilderijen heb? (o, wat zakken we weer af naar het concrete!) - ja en nee; dezelfde, weet je. Ik heb daar niet veel geld aan uitgegeven; misschien heb ik ongelijk gehad. Ze stelen mijn boeken niet meer (dat je dat nog wist!); ik schrijf vrij zelden ‘iets nieuws’ - niet veel zaaks -; ik word minder dan ooit een groot schrijver en - nog een bekentenis - ik loop nog steeds een verkoudheid op door onvoorzichtigheid. (Zei ik je niet dat ik wat dat betreft niet erg veranderd ben!)

Meer vraag je me niet. Ik heb op alles geantwoord; ik heb zo'n beetje als bij de biecht gedaan, als de mooie biechtelinge die er zich toe bepaalt op de geijkte vragen van de zielszorger te antwoorden - en wier hart klopt terwijl ze denkt aan alles wat ze liever niet zou bekennen. Want ik heb natuurlijk een hoop stommiteiten uitgehaald en dingen die niet erg behoorlijk zijn, en zelfs helemaal niet behoorlijk - vermoedde jij dat al niet? - ik ben nog steeds, als het

[pagina 462]
[p. 462]

erop aan komt, heel slecht gezelschap, dat moet gezegd worden.

Je moet wel toegeven dat het al evenmin behoorlijk zou zijn als ik doorging met op dit tweede blad over mezelf te spreken; laten we het dus over iets anders hebben, over Angenot als je wilt. Welnu, ik voor mij heb het geluk gehad hem helemaal niet meer te zien, en dat al sinds heel lang. Hij had op het laatst de gave me te ergeren met zijn poppenkast, ik werd er zelfs beroerd van. Toen heb ik zijn vriendschap maar opgeofferd. (En dat is alles wat er over hem te zeggen valt, zoals dat in Arabische sprookjes staat). Je schrijft me ook over Teirlinck. Het is een schrijver die heel wat kan en, wat belangrijker is, een van de levendigste Vlaamse auteurs van nu. Van de schrijvers van zijn generatie is het hem het beste gelukt jong te blijven; zijn pogingen om ‘modern’ toneel te brengen zijn niet bijzonder gelukkig, maar hij kan tevreden zijn dat hij dat door jou aangehaalde ivoren aapje heeft geschreven (waardoor hij beroemd is geworden) en een klein meesterwerk dat heet: Mijnheer Serjanszoon, Orator Didacticus. Ik raad je niet aan het te lezen; zijn taal is vrij ‘geleerd’, maar het is op een heel persoonlijke toon geschreven en het is vol esprit, het is zelfs onbegrijpelijk geestig voor een Vlaams boek, want Vlamingen, zoals je wel weet, zijn misschien niet verstoken van een zekere grappigheid of zelfs, als je wilt, van een zekere humor, maar ze begrijpen vrijwel niets van wat men in Frankrijk onder esprit verstaat. Welnu, meneer Serjanszoon heeft evenveel esprit in de Franse zin van het woord als een personage dat typerend is voor Anatole France, meneer Bergeret bijvoorbeeld. Het is een vergelijking die niet helemaal opgaat, want zoals ik je al zei, heeft Teirlinck een volkomen eigen stijl weten te creëren.

Van de man zelf weet ik niets. Het schijnt dat hij soms vrij grappig is. Jij moet er beter over kunnen oordelen, jij die hem kent. Hij heeft zich beziggehouden - of houdt zich nog bezig - met politiek, is het niet? Je kunt je indenken dat ik hem op dit gebied absoluut niet volgen kan!

Laten we nu, trouw aan het beginsel om het beste voor het eind te bewaren, het hebben over jou, over Janine, over... over Claire, als ik me niet vergis. Ik kan me jou moeilijk als een zorgzame moeder voorstellen, moet ik je bekennen. (Het is eigenlijk ook al zo lang geleden dat ik je kende!) Ik heb Janine twee keer gezien, ik herinner me dat ze de eerste keer een vrij donkere huid had en dat ik de tweede keer tot mijn grote verbazing zag dat ze helemaal rose was. En mejuffrouw Claire? of Clairette? Schrijf daar eens over. Is het soms je

[pagina 463]
[p. 463]

bedoeling om van de twee jongedames Bruggenaartjes te maken? Maar wat die aanleg van jou betreft om een buitenmens te worden, mag ik je zeker wel zeggen dat ik daar niet erg in geloof. Appelbomen, kuikens en zelfs schapen, dat is allemaal wel aardig, maar dat vormt per slot van rekening niet alleen het buitenleven. In elk geval amuseer ik me in Gistoux maar matig. Toch is het landschap er mooi, ik stel me voor dat het een beetje lijkt op bepaalde streken in Engeland (Kent, Surrey); de grond is glooiend en toch niet te geaccidenteerd; je kunt er verrukkelijke wandelingen maken. Niettemin sluit ik me, als ik in Gistoux ben, de hele dag op - tot wanhoop van mijn moeder - ik lees, ik eet, ik slaap; ik ben dan ook dik en pafferig geworden, zo lelijk als het maar kan. (Ziezo, alleen dit fysieke portret ontbrak nog aan de rest.) Nee, zelf houd ik bepaald helemaal niet van het platteland, en ik heb vooral een afschuw van boeren, die zo geborneerd zijn, hypocriet en berekenend, het zijn lasteraars en dieven, niet eens stom genoeg om tenminste goed en aardig te zijn. Ik werd nog duizendmaal liever handelaar in cocaïne dan ooit plattelander te zijn, als je er niets tegen hebt; overigens oefen ik van tijd tot tijd een soortgelijk beroep uit: mijn vriend Pia beweert dat ik roeping heb voor erotische lectuur.

Ik houd ermee op, Clairette; ik ben bang je lastig te vallen als ik je zo maar een brief schrijf die zich in lengte zou kunnen meten met sommige van vroeger. Maar ik heb je uit de droom willen helpen voor het geval je had gedacht dat ik geen kletskous meer was. Met mijn moeder gaat het goed, in elk geval veel beter, en ze stuurt je haar hartelijke groeten. Schrijf me van tijd tot tijd als je wilt, naar Gistoux of naar de Bellevuestraat 9, waar ik twee kamers heb boven een filiaal van Delhaize (heel praktisch voor brood en boter). Vergeet vooral niet mij te zeggen wat voor kwaads Teirlinck, of iemand anders, je over mijn ‘roman’ te vertellen heeft, en zie mij altijd nog als

je vriend Eddy


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken