Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
Afbeelding van Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932Toon afbeelding van titelpagina van Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.72 MB)

Scans (18.84 MB)

ebook (3.62 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Editeurs

Piet Delen

Jaap Goedegebuure

H.A. Gomperts

J.H.W. Veenstra

Herman Verhaar



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932

(1978)–E. du Perron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

1205. Aan F. Hellens: Gistoux, 12 juli 1932

Gistoux, dinsdag.

Beste Hellens,

Oneindig veel dank voor de wijn, die mijn moeder zaterdag heeft ontvangen. Wat mezelf betreft, ik denk hier donderdag of vrijdag weg te kunnen gaan om me ergens in de Ardennen terug te trekken, of misschien aan zee, of elders. Ik kan je niet zeggen met hoeveel plezier ik weer op zal krassen. Neem het me niet kwalijk als ik je in Brussel niet kom opzoeken; in moreel opzicht verkeer ik in een miserabele toestand; terwijl het er nu naar uitziet dat de familieaangelegenheden geregeld zijn (en dan nòg; met Simone en mijn moeder, die niet hebben opgehouden te bestaan, kan dat alleen als ik ver van ze weg ben), is het weer de crisis, zijn het weer de ‘zaken’. God weet - nee, zou moeten weten, als hij al ooit iets wist - hoe weinig ik gebouwd ben voor dit soort verstrooiingen. Sinds ik hier terug ben, heb ik alleen advocaten gezien, notarissen, knapen van de verzekering, van hypotheken en van God mag weten wat nog meer voor dingen die me kotsmisselijk maken. Het enige plezier dat ik

[pagina 532]
[p. 532]

heb, is het gezelschap van mijn vrouw, die werkelijk een prima karakter heeft. Daarom stel ik je dit voor: ik bel je donderdagavond op (ik weet nog niet hoe laat, omdat ik die dag Simone weer terugbreng van Gistoux naar Brussel, nadat ze hier al haar ‘spullen’ zal hebben opgehaald, en ik weet niet hoeveel tijd ze nodig heeft om dat te doen); - ik bel je dus op om te zien of er een afspraak valt te maken, hetzij bij jou, hetzij ergens anders. Maar mag ik je vragen dat we elkaar alléén ontmoeten, d.w.z. jij, Maroussia, mijn vrouw en ik? Het is zoveel prettiger, vooral omdat mijn vrouw en jullie beiden elkaar nog niet kennen. Met andere woorden: wil je donderdagavond voor me vrijhouden? want vrijdagmorgen hoop ik in de een of andere trein te zitten. (Jij zou ons misschien tips kunnen geven.) - Maar als ik me toevallig te gedeprimeerd voel om zelfs mijn vrienden te zien, zal ik je toch opbellen, en wil je het me dan niet kwalijk nemen als ik niet kom? Ik reken op je vriendschap en geef je de verzekering dat er niets tussen ons veranderd is, dat je me eerder als een zieke dan als een slechte vriend moet beschouwen. Ik verzoek je nadrukkelijk hierover niet met wie ook te spreken; als ik niet de indruk had dat ik je uitleg schuldig was, schreef ik je dit alles niet. Ik hoop eindelijk van het gelazer af te zijn als Simone met Gille samenwoont - dat begint deze zaterdag, een dag na mijn vertrek; maar, en dit blijft onder ons: ik betwijfel het. Ze zullen altijd iets vinden om me het leven te verzuren, en ik kan die mensen niet kapotmaken, integendeel: je moet ze beklagen. Zolang er geld is, zal het allemaal, goed of slecht, nog wel gaan tussen ons; is het er niet meer, dan kan het alleen nog maar heel slecht gaan, maar de kwestie is dan wel definitief geregeld, door overmacht, wat heel goed is misschien. Op het ogenblik breng ik de meest ‘onechte’ ‘vakantie’ door die je je kunt voorstellen.

Laten we, als ik donderdagavond kom, over dit alles niet praten en proberen de avond prettig door te brengen. Het spijt me zelfs dat ik je zoveel over dit geval schrijf, maar nu het eenmaal op papier staat, waarom zou ik het je dan niet sturen? zelfs al vind je het niet leuk.

Wat je me over Méral zegt, stemt me droef, maar ik moet zeggen: zonder er verbaasd over te zijn. Waar heeft hij al dat geld vandaan, dat hij met zo'n gebrek aan originaliteit uitgeeft? De Rothermerezaak heeft dus resultaat gehad? Wat de vermaarde Loucarius betreft, durf ik te wedden dat hij niet veel verder komt dan erover te praten. Bij dit alles gaat het er niet om Méral af te kammen, die ik nog steeds een bijzondere vent vind, maar wat wil je, ik koester ten aanzien van

[pagina 533]
[p. 533]

hem bepaalde illusies allang niet meer. Ik moet zeggen dat ik ze wat mezelf betreft ook nauwelijks heb, als ik helemaal eerlijk wil zijn. Het enige dat ik wil is rust. Een leventje als een kantoorkruk desnoods, maar alleen met mijn vrouw en zonder gelazer. Een tragisch leven is heel mooi, maar dan moeten de woelingen zich wel op een ander vlak afspelen, dan moet men zich geheel inzetten maar niet door zich iedere dag een beetje meer te laten ondermijnen; ik wil maar zeggen dat je beter je bloed kunt geven op een of ander slagveld (zelfs voor het vaderland!) dan je 3 maal per week te laten behandelen met bloedzuigers.

Ik ben er zeker van dat ik er wel uit kom, maar ik weet niet hoe, en vooral niet wanneer. Op het ogenblik ziet het er naar uit dat ook dit erg afhangt van de crisis, zoals de eerste de beste kaffer zou zeggen. (Maar als ik nu doorga, verval ik toch maar in herhalingen!)

Dus tot donderdag, of schrijf me naar hier als je op die avond bezet bent, of als je niet het risico wilt lopen dat ik niet kom, laat zelfs dan wat van je horen. Maar ik hoop wel dat het gaat. Zo niet, dan stuur ik je binnenkort een mooie briefkaart. Groeten aan Maroussia,

een hand van je E.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken