Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
Afbeelding van Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937Toon afbeelding van titelpagina van Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

Scans (19.84 MB)

ebook (3.62 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Editeurs

Piet Delen

Jaap Goedegebuure

H.A. Gomperts

Paul van der Plank

Louis Uding

J.H.W. Veenstra



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937

(1980)–E. du Perron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Inleiding
Brieven 1 november 1935-30 juni 1937

Zoals hij dat eind 1933 en 1934 had gedaan, vertrok DP in november 1935 voor enkele weken naar Bretagne, om er ongestoord te kunnen werken aan zijn ‘blocnotes’. In december kwam er uitzicht op een Franse vertaling van Het land van herkomst. Hij beëindigde het jaar in Parijs, terwijl hij druk aan het studeren was voor zijn nieuwe boek, dat zou bestaan uit een serie op elkaar aansluitende verhalen (‘De onzekeren’).

Ondanks zin groeiende afkeer van politieke aangelegenheden kon hij zich niet geheel afzijdig houden. Daarvoor was de dreiging die boven Europa hing te groot. Begin januari 1936 reisde hij naar Utrecht en voerde besprekingen die moesten leiden tot de oprichting van een Nederlandse zusterorganisatie van het Comité de vigilance des intellectuels antifascistes. In april vond de oprichtingsvergadering plaats van het Comité van waakzaamheid. De Italiaanse vernietigingsdaden in Ethiopië ontlokten hem felle reacties. Toen in Spanje de burgeroorlog uitbrak, stond hij klaar om zich als oorlogscorrespondent bij Malraux te voegen, die reeds in Spanje was om de republikeinen te steunen. Het plan verdween echter even plotseling als het opgekomen was.

Het zoeken naar een baan en een nieuwe geschikte woonplaats werd in 1936 onverminderd voortgezet. Parijs en zijn politieke klimaat gingen hem zo tegenstaan, dat hij er weg wilde, wat er ook mocht gebeuren. Eind april maakte hij met zijn vrouw een tocht door de Provence en langs de Côte d'Azur, maar de verschillende plaatsen bleken of te druk of te duur. Sollicitaties bij Groot Nederland en bij De Wereldbibliotheek leverden niets op. Gaan wonen in Spa werd overwogen. Tot in Portugal en Zuid-Afrika zocht DP de oplossing van de problemen. Maar temidden van dit alles verdween Indië nooit uit zijn gedachten. Op het moment dat hij zich uitgeteld en uitgeschreven voelde en volkomen gedeprimeerd was, kreeg hij weer schrifteljk contact met zijn oude vriend Adé Tissing, die op vakantie in Europa was. Toen deze hem bezocht in Parijs en een woning op Java en de eerste opvang aanbood, werd de beslissing niet langer uitgesteld en werd besloten de terugkeer naar Indië te ondernemen. In augustus en september maakte DP een afscheidstoernee door België en Nederland, waar hij op verschillende plaatsen ontmoetingen met vrienden en bekenden arrangeerde. Hij waagde nog een poging om het verbroken contact met Slauerhoff te herstellen, maar een ‘prollig en ploertig briefje’ van de ernstig zieke dichter deed de poging mislukken. Desondanks greep het bericht van Slauerhoffs overlijden op 5 okto-

[pagina 8]
[p. 8]

ber hem sterk aan. Op 13 oktober vertrok hij uit Marseille met het Deense schip Alsia.

Evenals in het voorafgaande jaar schreef DP in 1936 vrijwel geen gedichten. Hij werkte het al oude en telkens veranderde Godius-verhaal no eens om, bekortte het tot de helft en gaf het de titel ‘...Epoi muori.’ Hij bood het Greshoff aan voor Groot Nederland, maar het duurde twee jaar voor het verhaal daarin verscheen. De Franse vertaling van Het land van herkomst raakte in het slop. Nadat hij in maart met Pia te Lyon aan de correctie van Van Ermengems vertaling gewerkt had, bleek de onderneming te tijd-en energierovend te zijn. Het schrijven van de notities Blocnote klein formaat kostte aanzienlijk minder moeite. In elke aflevering van Groot Nederland was DP met zijn aantekeningen vertegenwoordigd en toen hij uit Europa vertrok, lag de kopij tot eind 1937 klaar. Bij Boucher verscheen in september een gedeelte van deze aantekeningen, terwijl een maand later Van Wessem een cahier van De vrije bladen ervoor reserveerde, dat Graffiti als titel kreeg. Intussen was DP intensief bezig gegevens te verzamelen voor zijn verhalencyclus ‘De onzekeren.’ In verband hiermee las hij o.a. militaire verhalen van de Russische klassieke schrijvers. Reeds in 1935 had de Italiaanse banneling Andrea Caffi hem op het spoor gezet van de oude Grieken. Op diens aanwijzingen las hij een groot aantal Griekse klassieken.

Tijdens zjn verblijf op de boot naar Indië maakte DP reisaantekeningen, die hij later Het scheepsjournaal van Arthur Ducroo noemde. Vooral door de moeilijke omgang met de medepassagiers was de bootreis allesbehalve een pleziervaart. Op 10 november ging hij in Tandjong Priok aan land. De negatieve gevoelens die de reis had gewekt, werden versterkt door de eerste niet al te rooskleurige indrukken die de Indische koloniale samenleving op hem maakte. Het door Tissing aangeboden huisje had te veel nadelen. Na enige omzwervingen vonden de Du Perrons een geschikte woning in Tjijoeroeg de plaats waar Eddy in zijn jeugd enkele jaren gewoond had. Vóór het einde van het jaar bracht hij ook nog een bezoek aan zijn geboortehuis Gedong Menu te Meester Cornelis. Toen hij zich eenmaal gevestigd had, eiste de literatuur weer spoedig zijn aandacht op. Hij ging zich wijden aan Compagnies-literatuur en bestudeerde historische werken over Nederlands-Indië.

DP's verwachtingen die toch al niet hoog gespannen waren, verkeerden snel in een gevoel van uitzichtloosheid en een verbitterde stemming. De omstandigheden leken nog beroerder dan in Parijs: weinig kans op een baan, geen vast inkomen, tamelijk geïsoleerd wonen, een fysiek afmattend klimaat, een door N.S.B.-mentaliteit verpeste koloniale samenleving. Waszin terug-

[pagina 9]
[p. 9]

keer naar ‘het land van herkomst’ voor een groot deel bepaald (zoals hij aan Ter Braak had geschreven) door zijn verlangen ‘om uit de politieke drek te zin’, de situatie die hij in Indië aantrof, was bepaald niet hygiënischer. Daarbij kwam het besef dat de echte vrienden verder weg waren dan ooit. Het was dan ook geen wonder dat de toon van zijn brieven dikwijls weerklank was van grote teleurstelling en depressiviteit.

Eén figuur bleek voldoende tegenwicht te kunnen bieden om het in Indië te kunnen uithouden: Multatuli. Op verzoek van Ter Braak reisde DP naar Douwes Dekkers standplaats Rangkasbetoeng en schreef hij een artikel over de Lebak-zaak voor Het vaderland. De studie waar hij zich daarna verwoed in stortte, resulteerde na een maand in De man van Lebak. Zijn verbondenheid met Multatuli vormde echter een scherp contrast met de afzij digheid waarvan Greshoff bljk gafen die het mogelijk maakte, dat in Groot Nederland twee, volgens DP Multatuli-vijandige, artikelen van J. Saks geplaatst werden. Greshoffs neutrale houding zijn voor DP onbegrijpelijke plaatsingsbeleid en zijn ongeïnteresseerde reactie op diens gedocumenteerde biografie troffen hem zo pijnlijk, dat het hem de grootste moeite kostte de vriendschap op de oude voet voort te zetten. Tegelijkertijd werd de verhouding met Ter Braak bemoeilijkt door enkele vervelende kwesties - het zoekraken van een brief en Ter Braaks weigering hem perskaarten te verstrekken - zodat DP dreigde de correspondentie op te schorten. Het wederzijdse misverstaan werd nog eens vergroot, doordat Ter Braak, Greshoff en ook Marsman weinig waardering konden opbrengen voor Het scheepsjournaal van Arthur Ducroo. Ook het verschil in visie op Gide's Retour de L' U.R.S.S. accentueerde de afstand die tussen de achtergeblevenen en DP ontstaan was.

Tegenover de moeilijk te verteren gereserveerdheid van de Europese vrienden stond de goede ontvangst, die DP's Multatuliboek kreeg bij zijn nieuwe Indische kennissen. In betrekkelijk korte tijd maakte hij contact met een aantal intellectuelen, van wie de meesten als ambtenaar werkzaam waren: H. Groeneveldt, C. Binnerts, L.F. Jansen, A.N.J. van der Hoop, H. Samkalden, E.F.E. Douwes Dekker, G.M.G. Douwes Dekker, P.F. Dahler, J.H. Ritman, F.R.J. Verhoeven. Geleidelijk aan kwamen ook enkele jonge ‘moderne’ Indonesiërs zich met hem in verbinding stellen, o.w. Takdir Alisjabana. Ofschoon deze nieuwe contacten veel voor DP betekenden en zijn verblijf drageljk maakten, behield hij t.a.v. de meesten een zekere terughoudendheid. De enige op wie hij volkomengesteld was en bleef, was de vriend uit zin jeugd Adé Tissing. DP's brieven aan hem hebben een hartelijke en ongedwongen toon, die in de andere ‘Indische correspondentie’ niet gehoord wordt.

[pagina 10]
[p. 10]

De eerste maanden van 1937 hadden in verscheidene opzichten het karakter van een aanloopperiode. Pas na ongeveer een half jaar werden de contouren van leef- en werksituatie scherper. Naast De man van Lebak, dat in november bij Querido verscheen, werkte DP aan zijn novelle in dichtvoren De grijze dashond, die hij in april voltooide. Intussen nain het plan voor een bloemlezing van Indische belletrie vastere vorm aan. Bij het bestuderen van de Indische historie stuitte hij op de figuren van Dirk van Hogendorp en de Van Harens. Aan de laatsten wijdde hij zijn Schandaal in Holland, dat opgezet werd als eerste deel van de cyclus ‘De onzekeren’. De uit 1933 stammende dialoog over het detectiveverhaal vulde hij aan met twee nieuwe dialogen. In juli verscheen zijn eerste artikel in het Bataviaasch Nieuwsblad: het begin van een eerst veertiendaagse, later wekelijkse literaire rubriek, begin ook van een vast inkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken