Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
Afbeelding van Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938Toon afbeelding van titelpagina van Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.94 MB)

Scans (22.70 MB)

ebook (3.64 MB)

XML (1.37 MB)

tekstbestand






Editeurs

Piet Delen

Jaap Goedegebuure

H.A. Gomperts

Paul van der Plank

Louis Uding

J.H.W. Veenstra



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938

(1981)–E. du Perron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Inleiding
Brieven 2 juli 1937-30 november 1938

Vanuit zijn tijdelijke woonplaats Tjitjoeroeg reisde Du Perron herhaaldelijk naar Batavia om werk te zoeken. Na veelvuldige sollicitatiegesprekken werd hem in juli 1937 een betrekking op het Landsarchief aangeboden. De vraag was toen of Du Perron en zijn vrouw bestand zouden zijn tegen het klimaat in die stad. Tijdens hun verblijf in Tjitjoeroeg, dat in mei onderbroken was voor een reis over Java en Bali, was al wel gebleken dat zij er minder goed tegen konden dan zij verwacht hadden. Hun gezondheid liet het hele jaar veel te wensen over.

Om op adem te komen vóór het vertrek naar Batavia namen zij in oktober voor twee maanden hun intrek in het koele, in de Preanger gelegen Garoet. Van de hem geboden publicatie-mogelijkheid in het Bataviaasch nieuwsblad maakte Du Perron in die periode gebruik om zijn eerste polemische woorden te wijden aan het adres van de ‘revolverjournalist’ H.C. Zentgraaff.

De Du Perrons werden ook in Garoet door ziekte achtervolgd. Vooral de gezondheidstoestand van zijn vrouw greep Du Perron zo aan, dat hij er serieus over dacht weer uit Indië weg te gaan. De vacante plaats van literair redacteur bij de NRC leek even de mogelijkheid van terugkeer naar Europa in te houden. Toen Vestdijk echter op die plaats benoemd werd, besloot Du Perron het voorlopig toch maar in Indië te blijven proberen. Hij was inmiddels per 1 januari 1938 als daggelder aangesteld op het Landsarchief en in december 1937 verhuisden de Du Perrons naar Batavia.

Tegen de verwachting in was Eddy, en niet zijn vrouw, degene die van de hete, klamme atmosfeer in Batavia sterk te lijden had. Na enige tijd voelde hij zich volkomen uitgeput. Ondraaglijk wordende hoofdpijnen verergerden deze afmattende toestand. Bovendien bleek het werk op het Landsarchief al gauw dermate geestdodend, dat hem een half jaar de uiterste termijn leek om zich op deze manier van een vast, zij het klein, inkomen te verzekeren. De wens naar Europa terug te keren werd sterker. Herhaaldelijk vroeg hij aan Ter Braak om uit te zien naar een voor hem geschikte baan. Toen hij echter opnieuw met de Multatuli-studie begon en archivaris Verhoeven hem gevarieerder werk aanbood en bovendien zijn vrienden hem sterk ontraadden naar het door oorlog bedreigde Europa terug te komen, werd de terugtocht tot 1939 uitgesteld. Om de hitte te ontvluchten bracht Du Perron een korte vakantie door op koele hoogte in Sitoe Goenoeng bij Soekaboemi. Toen hij

[pagina 8]
[p. 8]

echter direct daarna weer ‘suf en idioot’ van de hoofdpijn was, nam hij per 1 juli ontslag.

De voortdurend onaangename correspondentie met Greshoff werkte extra demoraliserend. Greshoff toonde zich weinig geestdriftig over Du Perrons nieuwe literaire werk. Zijn telkens uitgestelde en tenslotte negatieve bespreking van De man van Lebak in het Hollandsch weekblad stelde Du Perron diep teleur. Enkele daarin gebezigde uitdrukkingen nam Du Perron zijn oude vriend hoogst kwalijk en de uiterst scherpe brief waarmee hij in maart hierop reageerde, vormde een dieptepunt in hun verhouding. Du Perron schortte voorlopig zijn medewerking aan Groot Nederland op. De ontwikkeling van zijn relatie tot Greshoff zag hij trouwens niet als iets uitzonderlijks: hij had in het algemeen het gevoel dat hij losraakte van zijn oude vrienden.

Daartegenover stond een intensief contact met de Indische vrienden en kennissen. Door kennismaking met S. Koperberg raakte Du Perron betrokken bij plannen tot de oprichting van het culturele tijdschrift Noesantara, die uiteindelijk door gebrek aan financiële middelen niet konden worden gerealiseerd. Inmiddels leerde Du Perron een groep jonge Indonesische schrijvers kennen, die verbonden waren aan het literaire tijdschrift Poedjangga baroe. Hij trachtte deze nieuwe generatie te helpen om zicht te krijgen op eigen karakter en cultuur en het bepalen van een eigen positie. In februari werd te Bandoeng het onafhankelijke en democratische, tweewekelijkse tijdschrift Kritiek en opbouw opgericht met een gemengd Nederlands-Indonesische redactie onder leiding van D.M.G. Koch. In augustus kreeg Du Perron het verzoek tot de redactie toe te treden. De maand daarop nam hij dit verzoek aan.

Toen de archiefbaan in Batavia beëindigd was, logeerde Du Perron, om wat op krachten te komen, een aantal dagen op Rantjasoeni bij Bandoeng, waar zijn jeugdvriend Adé Tissing administrateur van een theeonderneming was. Daarna woonde hij van half juli tot half augustus in twee gehuurde kamers in de bijgebouwen van zijn geboortehuis Gedong Menu te Meester Cornelis. De vertrouwde omgeving en de herinneringen aan vroeger deden hem goed. Hij had nu ook weer hoofd en handen vrij voor eigen werk. De als polemisch artikel opgezette en voor Groot Nederland bestemde studie van Multatuli groeide door de vondst van nieuwe documenten uit tot een vervolg op De man van Lebak. Na weigering van Querido vond Du Perron uitgever Nix in Bandoeng bereid de uitgave van Multatuli, Tweede pleidooi te verzorgen. Du Perrons bloemlezing van Indische belletrie, De muze van Jan Companjie, kon eveneens bij Nix ondergebracht worden. De drie in 1937 voltooide dialogen over het detective-

[pagina 9]
[p. 9]

verhaal verschenen als Het sprookje van de misdaad in augustus bij uitgever Kolff. Het Van Haren-verhaal Schandaal in Holland werd bijgewerkt en aan Greshoff aangeboden ter publicatie in Groot Nederland. Daarna zou het uitgegeven worden bij Leopold. Intussen verzorgde Du Perron de literaire kroniek van het Bataviaasch nieuwsblad.

Vóór Du Perron een huurhuis in Bandoeng had gevonden, bracht hij nog twee weken door bij Tissing, waar de gezondheid van de Du Perrons door het aangename klimaat verbeterde. Vanaf 1 september woonde hij in Bandoeng. Hij werkte aan zijn bloemlezing, pleegde overleg over Noesantara en nam deel aan de redactievergaderingen van Kritiek en opbouw. Zijn eerste bijdrage aan dit tijdschrift was een bespreking van het in maart verschenen en veelgelezen boek Atjeh van H.C. Zentgraaff. Lange tijd had Du Perron gezocht naar de mogelijkheid Zentgraaff te attaqueren. In april schreef hij aan Ter Braak dat hij besloten had ‘dezen ploert te trappen zoo hard ik kan’. Kritiek en opbouw bood hem hiertoe de gelegenheid. In Koloniale studiën, De Java-bode en het Bataviaasch nieuwsblad hadden reeds inleidende schermutselingen plaats gevonden. Met Zentgraaffs hoofdartikel in De Java-bode en Du Perrons artikel in Kritiek en opbouw ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan...’ ontbrandde de strijd in alle hevigheid en breidde zich snel uit over de Indische pers. In december was de polemiek in volle gang.

Ook in Bandoeng, waar het klimaat aangenamer was dan in Batavia, bleef Du Perrons lichamelijke toestand zorgelijk. Hij moest in oktober 1938 zelfs in het ziekenhuis worden opgenomen wegens herhaalde hartaanvallen, veroorzaakt door influenza en oververmoeidheid, met als complicatie een longontsteking. Aan het eind van de maand werd hij ontslagen. Nieuwe hartstoornissen onderbraken de geplande rustperiode in Soekaboemi en Tapos. Om aan te sterken en voor controle moest hij weer enkele dagen in het ziekenhuis van Buitenzorg doorbrengen. Het herstel vorderde langzaam. Terwijl de Zentgraaff-polemiek groteske vormen begon aan te nemen, leek de toekomst onzekerder dan ooit. Het verlangen vrienden als Ter Braak, Greshoff, Marsman en Van Nijlen weer te ontmoeten was groot. Dus terugkeren naar Europa? Met vrienden emigreren naar Zuid-Afrika? Of lag zijn taak toch in Indië? Du Perron liet het antwoord voorlopig over aan de omstandigheden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken