Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een houding in de tijd (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een houding in de tijd
Afbeelding van Een houding in de tijdToon afbeelding van titelpagina van Een houding in de tijd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een houding in de tijd

(1950)–Pierre H. Dubois–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]
‘...la critique littéraire pourra être l'une des formes - la seule légitime, peut-être - de l'autobiographie...’
c.-e. magny
[pagina VII]
[p. VII]
voor SIMONE
[pagina 1]
[p. 1]

Brief bij wijze van inleiding

Beste A. - Nu ik de essays bijeenvoeg, waaraan ik de laatste maanden heb gewerkt, word ik opnieuw door de twijfel overvallen, een minder primaire twijfel dan die welke mij een aantal jaren geleden mijn manuscripten in mijn laden deed opbergen, maar een twijfel die misschien veel essentiëler aangelegenheden raakt. Ik poog mij je voor te stellen, wanneer je mijn boek leest, niet om de kinderlijke voldoening een lezer te hebben, maar om in je kritische blik te ontdekken wat je van dit alles vindt. Ik wil die kritiek niet voorkomen noch verontschuldigingen aanvoeren voor eventuele tekortkomingen; daarvoor is het nu tenslotte te laat. Maar wel heb ik de behoefte om nog een paar gedachten te noteren die al schrijvende bij mij zijn opgekomen en die - ondanks de aard van het boek - toch niet voldoende tot hun recht kwamen.

Twee vragen vooral houden mij bezig: vormt dat wat ik schreef een consequent geheel en ontdekt men er geen contradicties in? Is wat ik schreef voor jou die mij kent in tegenspraak met mijzelf of niet?

Ik begin met het laatste, want het is helemaal niet onmogelijk dat de eventuele lezer van dit boek, die mij niet kent, dit een particuliere aangelegenheid zal achten tussen jou en mij, en ik, integendeel, ben van mening dat dit geen particuliere aangelegenheid tussen ons is. Wanneer ik dat zo zien kon, zou het de eerste contradictie zijn en de ernstigste.

Ik heb bij herhaling betoogd dat een schrijver zichzelf heeft uit te drukken en de titel van dit boek luidt: een houding in de tijd - mijn houding in de tijd, getoetst aan de figuren en de problemen die ik hierin gekozen heb. Een houding die mijn houding niet is, zou in dit verband - en zou voor mijn gevoel niet minder in ieder ander verband -

[pagina 2]
[p. 2]

neerkomen op een vervalsing van mijzelf, op een verraad jegens mijzelf en dus jegens mijn publiek. Deze vervalsing heb ik gepoogd niet te plegen, ik zou het anders niet de moeite waard achten te schrijven.

Maar het is gemakkelijker iets niet te willen, dan het ook niet te doen. Schrijven zoals ik mij voorstel dat men schrijven moet, is even moeilijk als leven zoals ik mij voorstel dat men leven moet; feitelijk is het precies hetzelfde. Maar de vraag blijft dan, hoe men leven moet? Op die vraag blijf ik het antwoord schuldig.

Het spreekt vanzelf dat dit een dubbelzinnigheid oproept. Men verwacht nu eenmaal van iemand die zich aanmatigt te spreken over zijn houding in de tijd een zekere mate van positiviteit. Ik heb daar natuurlijk naar gestreefd, - zoals iedereen. Maar zoals iedereen neem ik aan, wordt mijn ‘ik’ gevuld door een zekere hoeveelheid ‘ikken’, die ieder op elk moment hun plaats onder de zon opeisen. Die multiformiteit van het individu heb ik willen noch kunnen ontkennen. Die ontkenning zou in wezen de vervalsing zijn, die ik het meest verafschuw. Ik vrees dus dat de vraag, of wat ik schreef een consequent geheel vormt, negatief beantwoord zal moeten worden. Het is een van mijn pijnlijkste contradicties naar een innerlijke eenheid te streven, waarin ik terzelfdertijd niet geloof. Een moment heb ik erover gedacht mijn manuscript op die consequenties door te lezen. Ik heb er, bezwaard door mijn zojuist genoemde ‘contradictie’ van afgezien: die ‘eerlijkheid’ zou immers formeel geweest zijn, en dus fundamenteel een bedrog. Laat de kritiek maar de consequenties en tegenspraken uit mijn boek opdiepen: zij zullen tenminste bewijzen dat ik niet houd van de hypocrisie.

Ik hoop dat dit laatste ook nog wel uit de teksten zelf blijken zal. Ik heb er mij op toegelegd ‘mijn’ waarheden niet te verbergen, niet méér althans dan ze aan mijzelf verborgen zijn. Dit is niet altijd mogelijk zonder een polemische toon. Iedere waarheid is relatief en de eigen waarheid ontdekt men alleen maar door ze af te bakenen tegen de waarheden van anderen. Ook dat is een contradictie natuurlijk, maar iedere psychologie berust op een uitwisseling en het dagelijks zich herhalend probleem van ieder individu is de aard van die uitwisseling. Het komt neer op de vraag wat men als voedsel wenst te gebruiken. Bepaalde magen vragen een bepaald voedsel en voor het schrijverschap is deze sociologische fataliteit niet minder evident. Het

[pagina 3]
[p. 3]

verklaart de polemische toon als een natuurlijk verschijnsel. Meer dan dat is het niet, - maar ook niet minder.

Overigens is de polemische toon in mijn boek niet zo frequent als je wellicht verwacht zou hebben. Ik polemiseer niet voor de grap, - uit wat voor mij in dat geval niet veel anders zou zijn dan een aesthetische behoefte, - maar uit noodzaak. Die noodzaak heb ik hier vaak kunnen voorkomen, en ik hoef je niet te vertellen dat een van de redenen daarvan is, dat ik mij slechts in bescheiden mate heb uitgelaten over de Vaderlandse Letteren. Wanneer ik in deze brief een polemische noot zou willen laten binnensluipen dan zou het deze zijn: dat het thema van mijn boek mij niet tot dat contact noopte.

Wat ik heb willen doen is dan ook inderdaad geweest: voor mijzelf verantwoording af te leggen van de positie die men als intellectueel, als schrijvend intellectueel, in deze tijd inneemt. Ik heb dus niet getracht een concrete voor alle omstandigheden geldende houding te poneren, maar voor mijzelf tot een verhelderend inzicht te komen met betrekking tot een aantal zaken die zich aan ons voordoen en die misschien maar tot op zekere hoogte van deze tijd zijn, al verschijnen zij op dit ogenblik in een bepaalde conjunctuur, die er het gezicht van dit speciale tijdsgewricht aan geeft.

Die verantwoording heeft mij gedreven tot het nadenken over dingen die mij van nature weinig aantrekken, dingen die verband houden met de collectiviteit. Als individu kan ik mij daarbij niet onttrekken aan een gevoel van wrevel, maar ik geef er mij rekenschap van dat het individu niet alleen in, maar ook uit de collectiviteit leeft. De druk die de collectiviteit thans op het individu uitoefent, heeft deze eigenaardigheid dat het individu in haar schijnt op te lossen zonder haar tegelijkertijd gestalte te geven. Men moet dus zowel het individu als de collectiviteit opnieuw denken. En als ik de leidende gedachte waardoor ik mij heb laten inspireren in een formule moet gieten, dan kan ik dat niet beter voor je doen dan door dit citaat van André Malraux: ‘Il est difficile d'être un homme. Mais pas plus de le devenir en approfondissant sa communion qu'en cultivant sa différence, - et la première nourrit avec autant de force au moins que la seconde ce par quoi l'homme est homme, ce par quoi il se dépasse, crée, invente ou se conçoit.’ De speciale vingerwijzing naar de communie ben ik bereid te aanvaarden, in zoverre deze gericht is op het

[pagina 4]
[p. 4]

doel dat Malraux hier, penetrant als zo vaak, heeft gepreciseerd. Ik hel er, onder protest van een aantal afsplitsingen van mijn individualiteit, toe over te menen dat de ‘crisis der cultuur’, een soort van erosie-verschijnsel is dat alleen op deze manier kan worden bestreden.

Maar dit alles tenslotte is dan toch ook weer gecentreerd op mijzelf. Ik heb dit volmondig willen doen, zozeer dat ik de woorden van Claude-Edmonde Magny tot de mijne maakte, waarin zij beweert dat de litteraire kritiek een der vormen, en misschien de enig geoorloofde, van de autobiografie kan zijn. Een dergelijke ‘autobiografie’ is wellicht wat ik het liefst zou willen schrijven. Deze onbescheidenheid is er een van formaat, laat ik mijn pogingen in die richting dus althans verontschuldigen door ze te doen op die enige manier die als geoorloofd geldt. Dit excuus is niet voor jou bestemd en het zal mijn laatste tegenstrijdigheid wel niet zijn te denken dat ik het zelf nodig had om te schrijven zoals ik het deed.

 

P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken