Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Achter de vuurlijn (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Achter de vuurlijn
Afbeelding van Achter de vuurlijnToon afbeelding van titelpagina van Achter de vuurlijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Achter de vuurlijn

(1930)–Anton van Duinkerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Hemels palmhof 1747

In 1747 werd te Antwerpen ‘voor de erfgenamen van de weduwe C. Stichter op 't Rokkin, in de Oude Berg Calvarië’ een Nederlandse vertaling herdrukt van het ‘Coelestum Palmete’, het meest gebruikt devotie-boek der Contra-Reformatie. De volledige titel van de Nederlandse uitgaaf luidt: ‘Hemels Palmhof of Groot getijdeboek, beplant met godvruchtige oefeningen van kerkelijke getijden, litanieën, gebeden en meditatiën etc. Meestendeels getrokken uit de H. Schriftuur en de H.H. Oudvaders. Door den Eerw. Pater Wilhelmus Nakatenus, Priester de Sociëteit Jesu.’ Het boek is mede hierom aandacht waard, dat het vertalingen in versvorm bevat van vele kerkelike hymnen. Deze vertalingen zijn in het algemeen niet bijster wel geslaagd, maar ze hebben de eigenaardige betekenis, katholieke poëzie te zijn uit een tijdperk onzer geschiedenis, waarin de continuïteit der religieuze dichtkunst geheel verbroken scheen. Wat verbindt Stalpaert en Poirters aan Broere en Thijm? Men kan op Vlaamse middelmatigheden wijzen, maar hun werk is schaars en doorgaans slecht gemaakt. Na Michiel de Swaen herhaalt de Vlaamse dichtkunst zich steeds hoger dravend en haar herdrukken vermeerderend met zwalpend-grandioze begeleidings-verzen, maar de nieuwe bezieling der achttiende eeuw is in het Zuiden niet katholiek doch humanitair-deïsties.

Het Noorden wacht na Luyken tevergeefs tot 1782, als de ‘Stichtelijke Mengeldichten’ van Hieronymus van Alphen en Leonard Pieter van der Kasteele de humanitair-godsdienstige idee doen doordringen in de lyriek, waar Feith haar een weliswaar sentimentele, maar

[pagina 128]
[p. 128]

voor altijd onvergetelike toon zal geven. Feith wordt te zeer miskend. De zuiverheid zijner bezieling vergeet men, daar zijn taalgebruik nog niet ver genoeg van het onze afstaat om klassiek te mogen heten en toch al te ver om niet reeds geheel verouderd te zijn. In werkelijkheid is hij de grootste humanitaire dichter en criticus van Nederland geweest, tot dusver door geen Coster overtroffen en door geen Mussche geëvenaard. Doch ook in zijn poëzie, als in die van Van Alphen, treft men zo nu en dan een vreemden toon. Vooral in de gezangen voor den eredienst bestemd. Het is de toon der katholieke kerkelike hymnen. Ik heb er vroeger terloops op gewezen, hoezeer de religieuze dichtkunst van Jacob Revius beïnvloed moet geweest zijn door een overgeleverde wijze van dichten en zingen, die in de middeleeuwen liturgies-kerkelik was. Het Avondgebed van den predikant was geheel in dezelfde toon gehouden als het vesperlied van het Roomse brevier: ‘Te lucis ante terminum’. Veel gedichten hadden in de zeventiende eeuw die kerklike toon. Eerst Luyken maakt er zich vrij van en schept een nieuwe lyriek. Maar op het einde der achttiende eeuw herleeft het hymnies-godsdienstige lied, totdat de dominees-dichtkunst het door zijn tamme gemakkelikheid verburgerlikt en onmogelik maakt.

Het ‘Hemels Palmhof’ nu bewijst, dat de hymne in de dagen van den Contra-Reformatie een grote betekenis heeft gehad voor de Roomse volks-devotie. De Jesuïeten zijn geen grote liturgisten in het algemeen, maar hun historiese traditie is een altijddurende ijver geweest voor de luister van Gods huis. Zij hebben God aan de gelovigen voorgesteld als stralend in zijn volle heerlikheid van overwinnaar dezer wereld; zij hebben de barok geschapen uit een mentaliteit, die spontaan het christenleven deed zien als een heldenbestaan; zij hebben aan de devotie de feestelikheid gegeven, die haar nog heden

[pagina 129]
[p. 129]

kenmerkt op een hoogdag in het Zuiden. De hymnen van het brevier hebben zij door vertalingen gepopulariseerd tot volksbezit en - meer dan wij vermoeden - tot volkslied. Dit is een verdienste, die men eerst kan schatten als men na het lof heeft horen zingen over Maria's Onbevlekte Ontvangenis:

 
Gij trapt de maan, zoo lief, zoo teêr, zoo zoet
 
En de helsche draak ligt plassend in zijn bloed.

Of over het geschonden Aanschijn van de Verlosser der wereld:

 
Toon uw heilig aangezicht
 
badend in een zee van licht.

De doorgaans slecht gecomponeerde rijmsels, die het oude kerkelike lied vervangen, doen ons terugbegeren naar de dagen der krijgshaftige Jesuïeten, die met veel muziek en veel te veel stemmen wellicht de heiligen tenminste waarachtig hebben verheerlikt. Het ‘Hemels Palmhof’ van Pater Nakatenus geeft ons den indruk dat de middeleeuwse kerkelike liederen vóór de negentiende eeuw en de herleefde belangstelling van intellectuelen voor het mediëvale, méér betekenis hadden in het godsdienstig leven van het katholieke volk dan daarna nog ooit het geval is geweest. Zij waren voor het bewustzijn der schuilkerk-bezoekers, die Vondel niet meer lazen, de enige katholieke dichtkunst naast Pater Poirters.

Niet alle hymnen zijn metries vertaald in dit boek en sommige vertalingen zijn van een stuntelig maaksel, maar er staan enige liederen in, die door hun argeloos zuivere poëzie ontroeren. Mijn bedoeling is geen andere, dan de mooiste dezer verzen hier over te schrijven, omdat ze zo geheel vergeten zijn. Er is ons weinig achttiend-eeuwse katholieke poëzie bekend en bij mijn weten helemaal geen goede. Misschien bewijzen deze gedichten-voor-het-

[pagina 130]
[p. 130]

volk, dat er een invloedrijke dichtkunst heeft bestaan en mogelik verklaren zij hoe in het humanitair-protestante kerkgezang van Van Alphen en Feith dat Rooms accent gekomen is, waarover ik hierboven sprak.

Korte getijden van den engelbewaarder
Te metten
 
O Gij, die mijn leidsman zijt,
 
die voor mij met den vijand strijd,
 
u zal ik met dit zoet gezang
 
vereeren al mijn leven lang.
Te priemen
 
Steld kloeken Held uw sterken erm,
 
op allen stond tot mijn bescherm,
 
en laat niet toe dat helsch geweld
 
mijn ziel door zonden nederveld.
Te nonen
 
Komt grooten engel Michaël,
 
die alle kwaad tot in de Hel
 
uit 's Hemels hof kloek hebt verjaagd,
 
smijt al uit mij wat God mishaagd.
Korte getijden van het lijden en kruis Christi
Te metten
 
Als Jesus naar het Hofjen gong,
 
ook Judas uit de poorte drong,
 
die met een kus voor weinig geld
 
heeft Hem in 's vijands magt gesteld.
[pagina 131]
[p. 131]
Te vesperen
 
De Moeder bleef hier treurig staan
 
als Jesus wierd van 't kruis gedaan
 
en witter als de bleeke dood
 
ontving ze 't Lichaam in haar schoot.
Korte getijden van de onbevlekte ontvangenisse van de alderheiligste maget Maria
Te tertien
 
Ik groet u, Salmons troone,
 
o, Arke Gods, excellent,
 
regenboog ydoone,
 
doorne in 't vuur ongeschend,
 
o roeiken 't welk bloeid aardig,
 
deur, die gesloten staat,
 
vlies van Gidion waardig
 
en Samsons honingraat.
 
't Is niet zonder betamen
 
dat die gij baren zult
 
bewaard u vrij van blamen
 
en van de Erfzonde-schuld.
 
Hij koos u tot zijn Moeder
 
o Jongvrouw, edel Maagd,
 
Hij wou zijn u behoeder
 
van al dat hem mishaagd.
Lofzang tot de heilige engelen
 
o Gij scharen die hierboven
 
blinkend in den hemel praald,
 
staag gereed om God te loven,
 
die u met zijn gunst bestraald,
[pagina 132]
[p. 132]
 
elk hoord u eenparig zingen:
 
heilig, heilig is den Heer; -
 
dat wij ook als hemelingen
 
heerlijk zongen de hemelsche eer,
 
o gij geesten van hierboven
 
helpt ons, dat ons hart gelijk
 
d'engelstong word (en Godt loven)
 
zingend hemelsche muziek.
Korte getijden van de zeven weeën van de h. moeder Gods Maria
Te nonen
 
Gulde zon, laat af van schijnen
 
zilvre maan laat nu verdwijnen
 
all' u glans en klarigheid
 
nu den Grooten Heer der Heeren,
 
wien de hemelen zelven eeren,
 
zig voor ons ter dood bereid.
 
Nu is 't tijd om uit te bersten
 
van de zugten die u persten,
 
o, Maria, vol van druk,
 
als het leven van het leven
 
heeft den droeven geest gegeven
 
aan het kruis tot ons geluk.
 
Weest ons door deez' wee aandachtig
 
bij u Zoone, Godt Almagtig,
 
die den Vader is van al;
 
dat wij mogen door zijn sterven
 
't eeuwig leven doch beërven
 
als ons ziele scheiden zal.
[pagina 133]
[p. 133]
Korte getijden van de heilige Barbara
Te sexten
 
Als men den brand uws mins ziet pralen
 
als sterreligt met schoone vreugd,
 
zoo laat g'op aard u vonk ook dalen
 
door de fontein van uwe deugd:
 
wilt mij die liefde ook verleenen,
 
dat ik Godt min met alle vlijt,
 
laat ik met u mijn ziel vereenen
 
in Godt te dienen t'allen tijd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Hemels Palmhof beplant met Godvrugtige Oeffeningen, Litanien, Lof-zangen ende Gebeden