Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna. Eene ware geschiedenis uit de volksklas (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna. Eene ware geschiedenis uit de volksklas
Afbeelding van Anna. Eene ware geschiedenis uit de volksklasToon afbeelding van titelpagina van Anna. Eene ware geschiedenis uit de volksklas

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.41 MB)

Scans (76.15 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna. Eene ware geschiedenis uit de volksklas

(1854)–Christiaan Peter Dumont–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

III.

Hernemen wy den loop onzer geschiedenis. Het is in den morgein van den tweeden dag volgende op den schrikkelyken avond, wanneer ons verhael aenvang neemt. De twee kinderen welke wy reeds kennen, zyn als naer gewoonte, naer S. Jakobskerk gegaen, om mis te hooren. - Zy knielen voor het altaer der H. Maegd, aen hetwelk de priester mis leest, en bidden God vuriglyk voor de behoudenis hunner teedere kranke moeder.

Op eenige stappen van hen, zit een heer, die, volgens het zyne statige houding, deftig voorkomen en trotsche kleeding aenduidt, een mensch is, in den bloei des levens en van eenen welhebbenden stand. Hy beziet aendachtiglyk de kleine knapen; slaet al hunne bewegingen gade; vindt op hun gelaet eene zachte treu-

[pagina 31]
[p. 31]

righeid uitgedrukt; meent in hunne oogskens eene engelachtige vriendschap te lezen, en in hunne bedrukte houding en onder hunne arme, doch niet slordige kleeding, denkt hy het ware ongeluk, de eerzuchtige armoede, te herkennen. Nu en dan, slaet hy ook wel eens een' navorschenden blik op andere, in de nabyheid zittende arme kinderen; doch in geen een dezer, treft hy datgene aen, wat hem aen Anna's zoontjes kluistert. Maer wat toch mag hem zoo zeer aen deze kleinen boeijen? - Hy is bleek en schynt ontsteld te zyn; onderscheidene gepeinzen moeten beurtelings en schielyk achtereenvolgend in zynen geest ontstaen en hem leed veroorzaken; zyn hart moet gefolterd zyn, want de gevoelens zyner ziel zyn opzyn aengezicht afgeschilderd. Kent hy misschien die kinderen?... of is het enkel medelyden dat hy voor hen gevoelt?...

Wyl hy aldus in gedachten verzonken zit, komt de stoeltjeszetster by hem, om den vastgestelden penning voor zyn stoel af te halen; hy houdt dezelve eenige stonden staen, steekt haer een stuk geld in de hand en fluistert haer, terwyl hy met den vinger de jongskens aenwyst, eenige woorden in het oor.

De stoeltjeszetster gaet oogenblikkelyk tot de kleinen, spreekt hen aen en geeft hun iets. Fransken en Jefken kussen hunne hand - en nu is er op hunne aengezichten eene zoo zachte blydschap, eene zoo vurige dankbaerheid te lezen; uit hunne oogskens straelt een zoo helder vuer van viendschap, dat de heer, zich gansch ontroerd gevoelende, niet langer in de kerk meer blyven kan en by

[pagina 32]
[p. 32]

het uitgaen eene traen van aendoening van zyne wangen wischt.

De mis is uit: - Bly huppelen de twee jongskens naer hunne woonst, om aen hunne moeder de gekregene penningen te overhandigen. Sinds lang hebben zy zulke zachte vergenoeging niet meer gesmaekt, zy schynen vleugelen te hebben, en - in hunne kinderlyke eenvoudigheid, denken zy: - O wat zal onze lieve moeder nu verheugd wezen! Nu zeker zal zy genezen, want, met dit geld, zal zy, voor haer en voor ons, voedsel kunnen koopen! - En nu naderen zy de wooning... ylen naer boven...

......En - moeder! moeder lief, wy zyn gered! roepen zy; doch alles blyft stil, zy roepen nogmaels en streelen de hand hunner moeder; doch, hunne kreten en liefkozingen blyven onbeantwoord. Anna blyft beweeg- en sprakeloos.

Wat toch is er van hunne moeder geworden?

- Ach!... Jefken, moeder is dood! -

- Frans! Frans! moeder is dood! -

Roepen de knapen in eens elkander toe; zy vallen in elkanders armen, liggen borst aen borst, zakken op den koudon vloer neêr - en weenen; rigten zich weêr op, knielen aen de voeten hunner moeder, aenroepen God met luider stemme, smeeken de troostersse der bedrukten om voorspraek by den Heere... O! schokkend, droevig naer is dit tafereel! Even, als weleer de Engelen in het graf by de sterfelyke rest des Verlossers knielend zaten te bidden, zoo ook baden de jongskens geknield by het roerloos ligchaem hunner moeder.

[pagina 33]
[p. 33]

In eens springt Frans op - wil naer beneden loopen...

De kamerdeurgaet open... en Trees, de vrouw welke wy reeds kennen, treedt binnen. Zy brengt de ongelukkigen voedsel.

Frans vliegt haer wanhopig om den hals.... Zy beziet hem verschrikt, staert bang het vertrek rond, wordt bleek, kan niet spreken, stamelt eindelvk met beklemde stemme: - Wat is er... kind?...

- Ach! dood!... dood!... - is al wat het kind kan uitbrengen.

- Hemel!... is dit waer? - gilt Trees, en zy treedt tot het bed, grypt bevend de hand van Anna vast, staert bevreesd en met doffen blik op dezelve, als schynt zy naer iets te luisteren, en roept na weinige stonden uit: - Dank!... o Heere, dank!... zy leeft!.. O nader, Fransken!... snel in myne armen, Jefken!... uwe moeder leeft nog!... - En beide kinderen lagen aen haren boezem gekneld.

Nu eerst begon Trees te weenen; haer eerste schrik was voorby en het deed haer goed tranen te kunnen storten. Door troostende woorden en liefkozingen, gelukte het haer de kinderen gerust te stellen en hun te doen gelooven dat hunne moeder welhaest zal hersteld zyn. Deze was niet dood, zooals de knapen en Trees zelve het eerst dachten. Die doodsche kalmte, welke de zieltogende eenigen tyd genoten had, was slechts de voorbode van eene hevige koorts, die zich allengs verklaerde en in minder dan eene halve uer tot haren hoogsten graed was geklommen. Zoodra de krisis voorby was, kwam Anna allengskens tot het bewustzyn terug.

[pagina 34]
[p. 34]

Wanneer de ongelukkige de oogen had geopend, sprak Trees:

- Anna, gy hebt my eergisteren te kennen gegeven dat, in vergelding van de hulp welke ik u toebragt, gy my wel eens zoudt dankbaerheid bewyzen, indien zulks in uw vermogen was; welnu, thans heb ik u een verzoek te doen: wilt gy myn verlangen inwilligen? -

- Ach, Trees, spreek in Gods naem! - viel de kranke haer in de rede. - Maer wat toch kan ik voor u doen, in dit oogenblik?... Doch, spreek, Trees! spreek: wat wilt gy? -

- Dat gy mynen raed volge en u naer het gasthuis latet vervoeren, opdat gy de gezondheid zoudet terugkrygen - hernam Trees.

- Ach, vriendin!... en... zal ik myne kinderen kunnen verlaten, zeg?... - snikte de rampzalige moeder.

- Is het niet beter, er voor eenen korten tyd van afgescheiden te zyn, dan dezelve voor eeuwig vaerwel te moeten zeggen?... Zie, Anna, ik kan er u niet toe dwingen, dat is zeker; ik verzoek het u slechts, omdat ik uw lyden niet meer kan blyven nazien. De maet uws ongeluks loopt over. Ik hoopte een oogenblik dat gy zoudet herstellen; doch het is er verre van af dat ik die hoop vervuld moge zien. Gy wordt iederen stond kranker; eene brandende koorts heeft u thans reeds aengegrepen en wie weet, wat het einde van dit alles zal zyn! Gy kunt beslissen. -

- Ach, Trees! indien het dan toch zyn moet, zie, dan stem ik toe. O wat zyt ge toch goed van voor my te zorgen!... ik dank u!... - stamelde Anna zuchtend.

[pagina 35]
[p. 35]

- Welaen! nu ben ik verheugd - sprak Trees. - Heb nu maer moed en eet een weinig, indien gy zulks kunt doen; dit zal uwe krachten herstellen. Dezen namiddag, zal ik naer het kantoor van den arme gaen, om een briefje voor den doktor, opdat gy eene plaets in het gasthuis moget krygen. Inmiddels ga ik wat hout halen en hier een klein vuer ontsteken, opdat gy uwe koude ledematen een weinig zoudt kunnen verwarmen. - En dit zeggende, drukte zy nogmaels de hand der kranke moeder.

Middelerwyl hadden de jongskens aen hunne moeder de onverwachte ontmoeting van den vreemden heer in de S. Jakobskerk uitgelegd en haer de gekregen penningen overhandigd. Deze gaf dezelve aen Trees, wen zy met het hout boven kwam, om er eenige levensmiddelen voor aen te koopen.

Weinige stonden daerna, brandde er een klein mutsaerdvuer in den haerd en Fransken en Jefken warmden hunne handen. Anna kon, met veel moeite, een weinig voedsel nuttigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken