Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed
Afbeelding van Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoedToon afbeelding van titelpagina van Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.65 MB)

Scans (63.62 MB)

XML (2.25 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/kunstgeschiedenis


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed

(1975)–F.J. Duparc–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[binnenkant omslag-voorkant schutblad]
[binnenkant omslag-voorkant schutblad]


illustratie

[pagina II]
[p. II]
Ter herdenking van een eeuw rijksbeleid
ten aanzien van musea, oudheidkundig bodemonderzoek
en archieven 1875-1975
[pagina V]
[p. V]

Voorwoord

Zoals gebruikelijk, is ook dit voorwoord achteraf geschreven. Dat neemt niet weg, dat ik begin met het allereerste begin, nl. met mijn reactie toen mr. Hotke, thans directeur-generaal voor culturele zaken, mij over zijn idee sprak, dat ik een boek zou schrijven over de bemoeienis van de overheid, sinds De Stuers chef van afdeling k.w. werd, met ons cultureel materieel roerend erfgoed, dus in het bijzonder met musea en archieven. Aan de ene kant voelde ik terstond veel voor zijn denkbeeld maar daartegenover stond de twijfel of ik wel de geschikte persoon was. Mijn eigen plaats tegenover de materie waarom het hier zou gaan is nl. nogal uiteenlopend. Tegenover de periode-De Stuers sta ik als de geschiedschrijver ten aanzien van een tijd, die hij zelf niet heeft meegemaakt en die hij moet weergeven aan de hand van geschreven en gedrukte bronnen; de personen die een rol hebben gespeeld, heb ik zelf niet gekend. Met de periode-Royer wordt het al iets anders, hoewel ik hemzelf niet heb gekend; toch heb ik over die periode veel mondeling vernomen. Maar dan komen de negen jaren, dat mijn vader chef van afdeling k.w. is geweest: ofschoon ik nog geen 18 jaar was toen hij overleed, weet ik door hem toch veel van die periode, omdat hij zeer veel thuis placht te vertellen en bovendien omdat ik, vaak ook thuis, velen heb ontmoet die toen op de voorgrond zijn getreden: de eerste minister van o., k. en w. dr. J.Th. de Visser, secretaris-generaal jhr. mr. C. Feith en verder Schmidt Degener, Hofstede de Groot, Martin, Jan Veth, Vogelsang, H.E. van Gelder, Knuttel, Van Beresteyn, Staring, Holwerda Jr., Jan Kalf, Fruin, Japikse, Bijlsma en Visser, de opvolger van mijn vader. Ik ben mij ervan bewust, en heb dat ook aan Hotke gezegd, dat mijn streven naar objectiviteit ten opzichte van die jaren uiteraard zou worden geremd door de grote bewondering die ik altijd voor mijn vader heb gehad, een bewondering die tijdens mijn functie ten departemente alleen nog maar is versterkt door zovelen die uit eigen ervaring, hetzij uit een soort overlevering, met mij over hem hebben gesproken. En dan de tijd 1925-1949: ik was op generlei wijze, direct noch indirect, bij het werk van afdeling k.w., later o.k.n. betrokken, maar begrijpelijk genoeg, zeker voor een historicus, bleef de belangstelling voor de wijze waarop deze afdeling werkzaam was in de jaren van crisis, oorlog en wederopbouw. Tenslotte de periode, die op 2 februari 1949 begon en op 1 augustus 1972 werd afgesloten, dat ik zelf direct bij het werk betrokken ben geweest; ik ontmoette vooral in de eerste jaren weer personen uit de tijd van mijn vader: Kalf, Vogelsang, Van Giffen, Staring, Hannema, de laatste twee gelukkig thans nog in leven. Verder kreeg ik met allen, die ook maar van enige betekenis zijn geweest op het werkterrein van musea en archieven in ons land, een meestal zeer aangenaam en vaak zeer vriendschappelijk contact. Dit geeft eensdeels inzicht maar maakt ook soms wel het nemen van de voor de geschiedschrijver vereiste afstand moeilijk.

 

Hotke begreep heel goed dat ik tegenover de verschillende perioden niet op dezelfde manier kon staan, maar hij achtte het van groter belang, dat ik veel gegevens die in de departementsarchieven of elders waren te boek gesteld, tegen de aan mij bekende achtergronden nader zou kunnen toelichten en bovendien dat ik veel bijzonderheden zou kunnen geven, die nooit waren opgetekend maar mij uit eigen ervaring bekend waren. Daarom heb ik tenslotte gaarne de opdracht aanvaard.

Dit werk beoogt beslist niet te zijn een geschiedenis van een eeuw musea en archieven, ook niet van een eeuw rijksmusea en rijksarchieven: het wil slechts een bijdrage geven tot de kennis van de bemoeienis van het Rijk in de laatste honderd jaar met het behoud van het cultureel erfgoed, zoals dit voornamelijk in onze musea en archieven wordt bewaard en

[pagina VI]
[p. VI]

toegankelijk gemaakt. De mij toegestane tijd noopte mij er toe af te zien van de bemoeienis in deze van provincie en gemeente.

 

Gaarne wil ik mijn dank uitspreken jegens allen die mij op een of andere wijze bij de samenstelling van dit werk behulpzaam zijn geweest: in het bijzonder denk ik daarbij aan de ambtenaren van het Algemeen Rijksarchief, van de Koninklijke Bibliotheek, van de afdelingen registratuur en semi-statisch archief van de departementen van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en van onderwijs en wetenschappen, en van het kabinetsarchief van het departement van binnenlandse zaken. Veel dank tenslotte breng ik aan mijn vrouw voor haar aandeel bij het totstandkomen van dit boek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken