Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het oude Nederlandsche lied. Deel 1 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
Afbeelding van Het oude Nederlandsche lied. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.40 MB)

XML (1.79 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 1

(1903)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 226]
[p. 226]

42.
‘Ach, Tjanne,’ zeyde hy, ‘Tjanne.’

A.



illustratie

 
1.
 
‘Ach, Tjanne,’ zeyde hy, ‘Tjanne,
 
waerom en zingde gy niet?’
 
- ‘Ach, wat zouder ik gaen zingen,
 
binst dry dagen en bender ik niet.’
 
2.
 
Tjanne was schaers in d' aerde,
 
Jan trouwde met een ander lief;
 
en zy gaf de kinderen slagen,
 
en zy zeyd': ‘waerom zoekt gy niet?’
[pagina 227]
[p. 227]
 
3.
 
's Morgens ten negen uren,
 
zag men dry kindjes gaen
 
naer het graf van hulder moeder,
 
en zy bleven daer stille staen.
 
4.
 
Zy lazen en zy baden,
 
zy vielen op hulder kniên;
 
op 't gebed dat zy daer lazen
 
het graf sprong open in driên.
 
5.
 
Zy nam het middelste zoontje
 
en zy ley 't op haren schoot;
 
en zy nam het jongste zoontje
 
en zy ley 't aen haer borst bloot.
 
6.
 
En zy gaf 't nog eerst te zuygen,
 
gelyk al de moeders kuisch.
 
‘Ach, kinders,’ zeide zy, ‘kinders,
 
wat doet uwen vader al 't huys?’
 
7.
 
- ‘Ach, moeder,’ zeiden zy, ‘moeder,
 
myn honger is wel te groot,
 
staet op en gauwe gy mede,
 
wy zullen t' saem vragen ons brood.’
 
8.
 
- ‘Ach, kinders,’ zeide zy, ‘kinders,
 
'k en kan voorwaer niet opstaen,
 
en myn lichaem ligt onder d'aerde,
 
en den geest doet my hier staen.’

1, 4. binst = binnen.

‘Wel, Barbel,’ zei hij, ‘Barbel.’

B.



illustratie

[pagina 228]
[p. 228]


illustratie

Tekst:



illustratie

 
1.
 
‘Wel, Barbel,’ zei hij, ‘Barbel,
 
en waarom en zingt gij niet meer?’
 
- ‘Wel, Jan, en wat zoude ik zingen,
 
bij drie dagen en ziet gij mij niet meer.’
 
2.
 
‘Wel, Jan, als ik kome te sterven,
 
en trouw met geen booze huisvrouw;
 
alle drie onz' onnoozele kinderen
 
hun hertje zou scheuren van rouw.’
 
3.
 
's Nachts omtrent den twaalf uren,
 
vrouw Barbel die gaf haren geest;
 
er kwamen bij duizende engeltjes
 
al om haar ziele 't was allermeest.
 
4.
 
Als 't drie dagen en drie nachten geleden was,
 
en Jan trouwde met een ander huisvrouw,
 
alle drie die onnoozele kindertjes
 
hun hertje die scheurde van rouw.
 
5.
 
Maar 's nachts omtrent den twaalf uren,
 
't kleenste kind die gaf een schreeuw,
 
en zij riep naar haren oudsten zone:
 
‘kom, paai er uw booze Machiel!’
 
6.
 
En zij gaf het wel een kaaksmete,
 
dat het met zijn hersens vloog tegen den steen:
 
‘zij zoete, mijn jongste gebroedertje,
 
zij zoete, en en krijsch er niet meer.
[pagina 229]
[p. 229]
 
7.
 
‘Morgen uchtend ten negen uren
 
zullen wij naar 't graf van ons eerste vrouw-moedertje gaan.’
 
's Morgens om negen uren
 
zagen wij deze drie kinderen gaan.
 
8.
 
Als zij op 't kerkhof kwamen,
 
zij vielen op hunne kniên,
 
en zij lazen en zij baden,
 
en de aarde sprong open in driên.
 
9.
 
En zij nam het eerste kind op,
 
en zij steld' het op haar schoot,
 
en zij gaf het wel eens te zuigen,
 
gelijk een vrouw in haar leven zou doen.
 
10.
 
En zij nam het tweede kind op,
 
en zij steld' het nevens haar zij,
 
en zij gaf het wel eens te spelen,
 
met de beentjes die op de gewijd' aarde zijn.
 
11.
 
En zij riep naar haren oudsten zone:
 
‘en ga bedel uw dagelijksch brood,
 
en als de lieden komen te geven,
 
zeg er nu altijd: ‘God loon't!’
 
12.
 
‘En doe drie maal uw reverentie,
 
ja, uw reverentie geheel schoon,
 
en als de lieden komen te vragen,
 
wie heeft er u dat geleerd?
 
13.
 
‘Vrouw Barbel, mijn eerste vrouw-moeder,
 
en ik hoop dat zij is bij den Heer.’
 
De zoon keerde hem omme,
 
en hij ging er alzoo zijnen gang,
 
14.
 
Tot aan een koningspoorte
 
waar hij aan de belle klonk.
 
En hij vroeg er zijn dagelijksch brood.
 
..............
 
15.
 
De lieden kwamen te geven,
 
en hij zei er altijd: ‘God loon't!’
 
en hij deed er wel drie maal zijn reverentie,
 
ja, zijn reverentie geheel schoon.
[pagina 230]
[p. 230]
 
16.
 
De lieden kwamen te vragen:
 
‘wie heeft er u dat geleerd?’
 
- ‘Vrouw Barbel, mijn eerste vrouw-moeder,
 
en ik hoop zij is bij den Heer!’
 
17.
 
En de zoon keerde hem omme,
 
en hij ging wel zijnen gang;
 
maar 's nachts omtrent den twaalf uren
 
en de zoon gaf zijnen geest.

8, 2. t.: knieën. - 13, 3-4; 17, 1-2 en 14, 1-2 herinneren aan str. 9, 1-3 en 14, 2 tekst B, van ‘Het daghet’, bl. 121 hierboven.

A. Tekst en melodie.

De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, nr. 58, bl. 209, ‘Tjanne’; - Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 225, bespreekt het ‘eenvoudige roerende lied’; - Pol de Mont, Volkskunde, V (1892), bl. 39, noemt het een ‘pareltje van poëzie’; - Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, nr. 202a en 202b, bl. 608, Duitsche aanverwante teksten, met aanduiding van eene Deensche lezing en Duitsche vertalingen van deze laatste. De Deensche lezing werd mede in Fransch proza vertaald door X. Marmier, Chants pop. du Nord, 1847, bl. 108, ‘Le retour d'une mère’ en in het Nederlandsch bewerkt door Prudens van Duyse, Het Klaverblad, 1848, bl. 221, ‘De stiefmoeder’, en bl. 254, ‘De wederkeerende moeder’.

De fraaie melodie, waarvan de aanvang aan den kerkzang ‘Ave maris stella’ herinnert, is door ons in nader verband met de taalmetriek gebracht.

B. Tekst en melodie.

Lootens et Feys, Chants pop. flamands, nr. 55, bl. 107. Volgens eene andere door L. en F. aangehaalde lezing, in Hs. luidt de aanvang van het stuk:

 
Er waren twee sneeuwwitte duivetjes,
 
en zij vlogen den wijngaard op,
 
en zij begosten zoo schoone te zingen,
 
ja, te zingen in Maria's lof.
 
Als Maria's lof gezongen was,
 
en zij zagen die duivetjes niet meer,
 
en de klokjes luidden zoo schoone.

E.u.B., t.a.p., I, nr. 202c, bl. 609, die eene Duitsche vertaling van tekst A met de melodie geven, deelen ook eene zangwijze mede uitgaande van de familie Westendorp, die meer liederen, o.a. het Artevelde-lied leverde (zie: ‘Het was op eenen maendach’). Deze melodie, welke van elders niet bekend is, werd o. 1860 door Prof. Crecelius aan Erk medegedeeld:

[pagina 231]
[p. 231]


illustratie

 
Als Ja - cob te - gen San - ne - ke spraek, te - gen San- ne - ke spraek:
 
Waerom zing - de gy geen lie - de - ken meer?
 
Waer -om zou - de ick lie - de - ken zin - gen, ja zin - gen,
 
bin dry da - gen en lee - ve ick niet meer.

De taal zal hier moeielijk tot bewijs van de authenticiteit der zangwijs strekken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank