Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
Toon afbeeldingen van Het oude Nederlandsche lied. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26,40 MB)

XML (1,79 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 1

(1903)–Florimond Van Duyse– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 333]
[p. 333]

69.
Het daghet in den Oosten.



illustratie

 
1.
 
‘Het daghet inden Oosten,
 
het lichtet over al;
 
mer wie verholen wilt vrien,
 
die en slapet niet te lanc.
 
2.
 
Mer wie verholen wilt vrien
 
op goede gestadicheyt,
 
hout twachterken te vriende;
 
so en schiet hem, ia, gheen leyt.’
 
3.
 
Daer lach een waerde vrouwe
 
al op haer camer en sliep;
 
si was so seer versaget,
 
si en consten gherusten niet.
 
4.
 
‘En versaecht u niet so seere,
 
mijn alder soetste lief,
 
ie ben een iongelinc schoone,
 
ic heb u van herten lief.’
 
5.
 
- ‘Sidy een iongelinc schoone?
 
Och wiste ic dat, voorwaer,
 
ic sou myn ionc herte dwingen,
 
mijn trueren waer al gedaen.’
 
6.
 
Hi namse in sinen armen,
 
hi swanckse al in dat gras;
 
daer laghen si twee verborgen
 
tot dat scheen den lichten dach.
 
7.
 
‘Wi twee wi moeten sceyden,
 
het moet gescheyden zijn:
 
die wachter blaest sinen horen,
 
ick sie den dach int scijn.’
 
8.
 
- ‘Ic en weet van gheenen dage,
 
noch van geenen manen schijn,
 
ghi zijt die morghen sterre,
 
ghi verhuecht dat herte mijn.’
 
9.
 
Och! die dit liedeken dichte,
 
dat was een ruyter fijn;
 
hi hevet ghesongen so lichte,
 
te Campen al inden wijn.

1, 3. mer bijgev. - 2, 1. Mer bijgev.

[pagina 334]
[p. 334]

Tekst.

Antw. Lb., nr. 75, bl. 112, ‘een nieu liedeken’. Zie onder de geestelijke liederen onzer verzameling eene navolging van dit lied, dat denzelfden aanvang heeft.

Eene lezing van een aanverwant Duitsch wachterslied komt voor in het Hs. van Heidelberg van o. het midden der XVIe eeuw (1520-1566), en eene andere in het Ambraser Lb. van 1582, nr. 41. Zie Böhme, Altd. Lb., nr. 104. bl. 200, en Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, nr. 94d, bl. 340. Beide lezingen schijnen aan E.u.B. navolgingen van nr. 75, Antw. lb. - ‘Als geheel’, zegt Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 291, ‘staat het Nederlandsche lied vrij wat hooger dan het Duitsche’. De eigenlijke scansie, met drie accenten, voor het 3e vers der lste str., en het lste v. der 2de is: ‘Wíe verhólen wilt vríen’, doch hiermede verdwijnt telkens de muzikale voorslag.

Melodie.

Ongetwijfeld werd dit 16e-eeuwsche ‘nieu liedeken’, voorgedragen op de melodie van het 15e-eeuwsche met zelfden aanvang, Antw. lb., nr. 73, bl. 108. Zie dit laatste hierboven, bl. 119 vlg. In het hier besproken nr. 75 wordt de herhaling van de laatste twee verzen die in nr. 73 plaats heeft, niet aangeduid.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • anoniem Daghet in den Oosten

  • anoniem Antwerps liedboek


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank