Anne-Marietje met loosheid
heeft haar te bed geleid.
Z' heeft den doktor dan doen komen
om te weten wat haar let.
Lisebeth, hare moeder teer,
die weende daar zoo zeer.
De doktor gaf goeden raad
‘Haal daartoe wat maagdepalm
en daarbij wat liefdekruid;
vergaan zal haar geween.’
Ma mère heeft dit dra verstaan,
zij heeft den doktor laten gaan;
zij heeft haar dochter gaan besteden
vier schoen voor 't bedde staan.
2, 4. 'k wil bijgev. - 5, 4. halam = hallem, alem, alaam, VI., voor allerlei gereedschap (Schuermans, Idioticon), hier = geneesmiddel. - 6, 1. t.: dit daar, enz. - 6, 4. Ariaan, zie de aanteekening, bl. 194 hiervoren.