Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het oude Nederlandsche lied. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
Afbeelding van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.25 MB)

XML (1.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 2

(1905)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1203]
[p. 1203]

330. Jan Plompaert en zy wuvetje.

A.



illustratie

 
1.
 
Jan Plompaert en zy wuvetje
 
ze stougen ä keer vroeg op;
 
drie uertjes voor den dage,
 
ja, ja, van farlala;
 
drie uertjes voor den dage,
 
zy gingen de merktweg op.
 
 
 
2.
 
Als zy de merkt halfwegen kwam,
 
de beuter viel in den gracht;
 
toen braken al de eyers,
 
ja, ja, van farlala;
 
toen braken al de eyers;
 
de beuter viel in den gracht.
[pagina 1204]
[p. 1204]
 
3.
 
‘Maer Plompaert,’ zeyde zy, ‘Plompaert,
 
gaet huyswaert, haelt een net;
 
wy zull'n de beut'r uyttrekken,
 
ja, ja, van farlala;
 
wy zull'n de beut'r uyttrekken,
 
vóór datze in gronde gaet.
 
 
 
4.
 
‘'t En is wel om de beuter niet,
 
't en is maer om den doek;
 
'k en scheurd' hem maer gistr'aven
 
ja, ja, van farlala;
 
'k en scheurde hem maer gistr'aven
 
van Plompaerts beste broek.’
 
 
 
5.
 
- ‘Hebt gy van myne beste broek
 
een beuterkleed gemaekt?
 
'k en heb myn levensdage,
 
ja, ja, van farlala;
 
'k en heb myn levensdage
 
een zulk bot wuf gehad.’

1, 2. stougen = stonden. - 1, 4. en verder, heeft de tekst farlala, terwijl men onder de melodie leest: fadrira.

Plompaert en zy wuvetje.
B.



illustratie

[pagina 1205]
[p. 1205]
 
1.
 
Plompaert en zy wuvetje
 
ze zyn te merkt ägaen,
 
drie uertjes voor den dage,
 
dage, dage, dage,
 
drie uertjes voor den dage,
 
ze zyn te merkt ägaen.
 
 
 
2.
 
Als ze te Burburg kwamen,
 
te Burburg op de merkt,
 
ze braken al de eyers,
 
eyers, eyers, eyers,
 
ze braken al de eyers,
 
de butter viel in het slyk.
 
 
 
3.
 
‘Plompaert,’ zeyde zy, ‘Plompaert,
 
loopt huyswaert, haelt den haek:
 
wy zullen de butter uyttrekken,
 
trekken, trekken, trekken,
 
wy zullen de butter uyttrekken
 
voor datze in gronde gaet.
 
 
 
4.
 
‘'t En is wel om de butter niet,
 
't en is maer om den doek:
 
'k en scheurd' hem maer gister'n aven,
 
aven, aven, aven,
 
'k en scheurd' hem maer gister'n aven
 
van Plompaert's beste broek.’
 
 
 
5.
 
- ‘Hebt gy van myne beste broek
 
een butterkleed gemaekt?
 
'k en heb myn levensdage,
 
dage, dage, dage,
 
'k en heb myn levensdage
 
een zulk bot wuf gehad.’

Klinkaart en zijn wijveken.
C.



illustratie

[pagina 1206]
[p. 1206]


illustratie

 
1.
 
Klinkaart en zijn wijveken
 
die waren vroeg opgestaan,
 
al met een stulleken botere
 
om naar de markt te gaan;
 
en Klinkaart die was zat,
 
en de baantjes waren zoo glad,
 
en Klinkaart en zijn wijveken
 
die vielen op hulder gat.
 
 
 
2.
 
‘'t Is 't minste van mijn botere,
 
maar 't meeste van mijn doek;
 
en 'k heb hem gisteren avond
 
gemaakt van Klinkaarts broek.
 
En Klinkaart is een man,
 
en hy heeft een broeksken aan
 
met honderd acht en tachentig
 
koperen knopjes aan.’

Klompertjen en zijn wijfje.
D.

 
1.
 
Klompertjen en zijn wijfje,
 
die zouen vroeg opstaan,
 
om eiertjes te verkoopen
 
en na de markt te gaan.
 
 
 
2.
 
Ze waren halleverwege,
 
halleverwege den dijk,
 
daar braken al der eiertjes,
 
en 't bottertje viel in 't slijk.
[pagina 1207]
[p. 1207]
 
3.
 
Het speet er niet om de eiertjes,
 
maar om er mooien doek,
 
die ze gisteren nog gemaakt had
 
van Klompertjens beste broek.

Tekst.

A. De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, 1856, nr. 89, bl. 294, uit Belle (Bailleul) en omstreken. ‘Men ziet’, zegt d.C., ‘dat de “chansonnettes”, waarin men met den Normandischen boer den draak steekt en die sedert eenige jaren in de Parijsche salons ingang vonden, niets nieuws bevatten. Sedert lang hebben de stedelingen met het eenvoudig en naïef karakter van den Vlaamschen boer den spot gedreven’. Of de Vlaamsche boeren thans nog zoo eenvoudig zijn, mag wel betwijfeld worden. Indien Plompaert en zijn wijveken nog leefden, zou de stedeling gevaar loopen hun ‘stulleken botere’ niet ‘ongemargarineerd’ ter markt te zien aankomen; - B. De Coussemaker, t.a.p., nr. 90, bl. 296, variante uit Burburg en St. Winocksbergen; - J.H. Scheltema, Nederlandsche ldr. uit vroegeren tijd, nr. 121, bl. 274, die in de voorrede van zijn werk, bl. VII, doet kennen dat de wijs van ‘Plompert en zijn wijveken’, reeds wordt opgegeven in Het Otterken, Haarlem 1628. Volgens A.J. van der Aa, Biogr. Woordenb., die waarschijnlijk steunt op eene aanteekening te vinden op het exemplaar berustend te Leiden, verscheen eene vroegere uitgaaf in 1616. Op bl. 49 van deze verzameling, voorhanden in de bibliotheek van den heer D.F. Scheurleer, en waarvan de volledige titel luidt: Het Otterken, ‘waer in dat zijn vergaert // liedekens / om zingen // die daer sonderlingen // oock hebben Otters aert. Door M[arin] de Brauwer’. Haerlem, Vincent Casteleyn, z.j. vindt men: ‘Een nieu liedeken / na de wijse: Plompert en zijn wyveken / etc.’, met aanvang:

 
Dit is de tweede male
 
dat wy hier zijn vergaert /
 
vrienden in 't generale
 
tot sulck een ende ,, fier
 
vergaert dees bende ,, hier
 
wt reynder liefden aert.

De dertiende en laatste strophe luidt:

 
Prince elck doet zijn beste
 
om te behagen Godt /
 
op dat elck mach in 't leste
 
van God libralich ,, heel /
 
naer desen een salich ,, deel
 
ontfanghen voor een lot.

Dit lied is geteekend met de kenspreuk van M. de Brauwer: ‘Schickt u na den tijt’. Scheltema, t.a.p., bl. 383, vermeldt nog van denzelfde: Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens, Haarl. 1611.

[pagina 1208]
[p. 1208]

Het hier behandelde liedje is nog heden bekend in het gedeelte van de Rijnlanden, dat voorheen tot Gelderland behoorde. Het komt voor bij Dr. Hans Zurmühlen, Des Dülkener Fiedlers Liederbuch, Viersen, 1875, nr. 71, bl. 62, met aanvang: ‘Plompert on sin Wieveke’. Daar het reeds in den aanvang der XVIIde eeuw tot wijsaanduiding verstrekte, kan het wellicht in de XVIde eeuw worden thuis gebracht; - C. Lezing uit Veurne (West-Vlaanderen), mondelinge overlevering; - D. Hildebrand, Camera, obscura, 13de druk, 1880, bl. 84, zonder wijsaanduiding.

Melodie.

A. De Coussemaker, t.a.p., de notatie in nader verband gebracht met de metriek; - B. Dezelfde, t.a.p.; - J.H. Scheltema, t.a.p.; - C. Deze variante werd voorgedragen op de melodie van: ‘Klaes die sprak zyn moeder aen’ (zie nr. 327, bl. 1190 hiervoren).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank