Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
Toon afbeeldingen van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26,25 MB)

XML (1,74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 2

(1905)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1583]
[p. 1583]

424. Wie was die ghene die die looverkens brac.
(Van den storm van Munster, 1534)



illustratie

 
1.
 
Wie was die ghene die die looverkens brac,
 
ende diese inder narren cappen stack?
 
Het wil hem openbaren.
 
Wi riepen dat cruyce al vanden hemel an,
 
wi vrome lantsknechten alle.
 
 
 
2.
 
Het was op eenen maendach,
 
datmen den storm voor Munster sach
 
ontrent den seven uren;
 
daer bleef so menich lantsknecht doot,
 
te Munster onder die mueren.
 
 
 
3.
 
Die storm die duerde een corte tijt
 
tot dat die metten waren bereyt;
 
die metten waren ghesonghen;
 
doen schoten wi daer drie bussen los,
 
alarm so sloeghen die trommelen.
[pagina 1584]
[p. 1584]
 
4.
 
Wi vielen Munster dapperlijck an,
 
wi leden schade so menighen man,
 
men sach daer menich bloet verghieten,
 
men sach daer menigen vromen lantsknecht,
 
het bloet liep over haer voeten.
 
 
 
5.
 
Die lantsknechten waren in grooter noot,
 
daer bleeffer wel drie duysent doot
 
in onderhalver uren;
 
was dat niet een groote schare van volc?
 
noch en sal geen lantsknecht trueren.
 
 
 
6.
 
Wi weecken in een wilde velt,
 
in die scanssen hebben wi gevuert ons gelt,
 
eenen raet souden si ons gheven;
 
wi riepen Maria Gods moeder aen:
 
‘beschermt ons lijf ende leven!’
 
 
 
7.
 
Knipperdollinc tot sinen knechten sprack:
 
‘ghi borghers coemt hier op die wacht,
 
laet ons den hoop aenschouwen;
 
al waren si noch drie duysent sterc,
 
den prijs willen wi behouden!’
 
 
 
8.
 
Een busseschieter, die daer was,
 
hi schoot drie cortouwen al op dat pas,
 
veel snelder dan een duyve:
 
‘wistent mijn vader ende moeder thuys,
 
si souden mi helpen trueren.’
 
 
 
9.
 
Die dit liedeken eerstmael sanck,
 
een vroom lantsknecht is hi ghenaemt;
 
hi hevet seer wel ghesonghen;
 
hi heeft te Munster aen dans gheweest,
 
den rey is hi ontspronghen.

1, 1-2. = Wie was degene die lauweren plukte en ze op zijn zotskap stak; zooals men thans nog zegt: ‘wie is degeen die dat pluimken op zijn hoedje steekt’, d.i. die zoo vermetel is, die dat durft aangaan? Uit die regelen verneemt men de klacht van de ‘vrome lantsknechten’ tegen hunne aanvoerders, die hen ter slachtbank hebben geleid. - 1, 3. = wij zullen het gaan zien. - 6, 2. gevuert = gevoerd. - 8, 1. t.: busschieter. - 9, 5. den rey = den dans, den doodendans.

[pagina 1585]
[p. 1585]

Tekst.

Antw. lb., 1544, nr. 168, bl. 253, ‘vanden storm van Munster’; - Uhland, Volksldr., nr. 200; - Dr. J. van Vloten, Nederl. geschiedz., I, bl. 205; - R. von Liliencron, Die historischen Volksldr. der Deutschen, IV (1869), nr. 456, bl. 114.

Munster was in handen gevallen van Bernard Knipperdolling, aanvoerder der Wederdoopers, die er met zijne aanhangers, waaronder Jan Matthijsen, de bakker uit Haarlem, Jan Beukelsz., de kleermaker uit Leiden, en Gerrit Kippenbroek uit Amsterdam enz. het koninkrijk van Sion stichtte, waarin veelwijverij en gemeenschap van goederen werden ingevoerd, terwijl het gezag op bloedige wijze werd gehandhaafd. Een eerste beleg van de stad door het leger onder het bevel van den bisschop van Munster, Frans graaf von Waldeck, mislukte. Na de verovering van de stad door den bisschop, ondersteund door eenige Protestantsche Vorsten (24 Juni 1535), werd Knipperdolling terechtgesteld.

Reeds den Vrijdag vóor Pinksteren, 22 Mei van hetzelfde jaar, zegt von Liliencron, t.a.p., liet de bisschop de stad beschieten; de storm zou aanvangen den Dinsdag in den vroegen morgen. Doch reeds den Maandag avond wierp eene Geldersche ordelooze schaar zich op de stad; te laat snelde het overige leger toe. Met zwaar verlies werden de aanvallers van de muren afgeslagen.

Dr. P. Fredericq, Onze historische volksldr., 1894, nr. 67, bl. 73, doet opmerken, dat, terwijl Dr. van Vloten het lied in verband brengt met de inneming van Munster, von Liliencron terecht de eerste bestorming van die stad als onderwerp van ditzelfde lied opgeeft.

Böhme, Altd. Lb., nr. 201, bl. 284-6, en Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, II, nr. 280, bl. 88, brengen den aanvang van ons lied in verband met den aanvang van een lied ‘auf die Einnahme Mailands (1521), tegen de Fransche Lelie gericht:

 
Godt weet wol wer uns de Lilien brickt
 
und wer sik na dem adel richt,
 
so gar mit rykem schalle!
 
To Meiland aver der werdigen stat
 
dar sach men de lanzknecht alle.

E.u.B., t.a.p., deelen ook den tekst van het Antw. lb. mede, benevens eene vertaling van de eerste strophe in het Duitsch.

Melodie.

Zie hiervoren, nr. 275, bl. 988: ‘Ic rede eenmael in een bossche dal’, naar aanleiding van den eersten versregel der tweede strophe: ‘Te Bruynswijck staet een hooge huys’, gebracht op de melodie van Ps. 83 Souterl., 1540: ‘Te Munster staet een steynen huys’, zangwijs die ook wel voor het lied op den Storm van Munster zal gediend hebben.

E.u.B., t.a.p., noemen deze zangwijs identiek met den ‘Wisbeckenton’ of ‘Schweizerton’, die gebruikt werd voor het lied: ‘Es geht ein frischer Sommer daher’, en die zij, t.a.p., nr. 269, bl. 67, in driedubbele lezing mededeelen. Met hen, bl. 69, zijn wij van meening dat de oudste lezing, Ps. 10 der Souterl.: ‘nae die

[pagina 1586]
[p. 1586]

wise: Ick hoorde die spiessen (lansen) craken’ [seer], wat den toonaard betreft, juist genoteerd is. Doch of zij geheel de bovenstaande melodie teruggeeft, is wel te betwijfelen; de aanvang is in beide zangwijzen dezelfde, maar het vervolg, zoowel als de cadensen, verschillen. Ter gemakkelijker vergelijking laten we de melodie van Ps. 10 volgen, eene quint hooger getransponeerd, met den tekst der Souterl.:



illustratie

 
In God is al mijn toe-ver - laet
 
En mijn be - trou-wen in hem staet.
 
Waer om wilt ghi my ter - ghen?
 
En seg-ghen mijn sie - le met woor-den quaet
 
Wilt vlie-ghen tot die ber-ghen //
 
ber - - - - - ghen.

De wijs ‘van Munster’ wordt aangehaald voor de liederen: ‘Doe den Spaenschen Senacherib hoort’, (Beleg van Alckmaer, 1573) en ‘Wie wil hooren een nieu liet’ (Slag bij Moock, 1574); zie H.J. van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, bl. 147 en 206, terwijl de wijs ‘van Munster / oft van Haerlinghen’, wordt voorgeschreven in Een nieu Geusen-lb., 1581, bl. 30 vo, voor: ‘Hollant / Zeelant / ghy edel prieel’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Antwerps liedboek


auteurs

  • anoniem Antwerps liedboek


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank