Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het oude Nederlandsche lied. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
Afbeelding van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.25 MB)

XML (1.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 2

(1905)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1679]
[p. 1679]

438. Wy Geuskens willen nu singhen.
(Den Briel, 1572)



illustratie

 
1.
 
Wy Geuskens willen nu singhen
 
in dese Meyes tijt,
 
en van vreuchden opspringhen,
 
dat ons Godt ghebenedijt
 
nu heeft ghegheven reyn
 
sijnen seghel machtich,
 
daerom wy sullen eendrachtich
 
den lof Godt gheven certeyn.
 
 
 
2.
 
Den Briele wy inne creghen
 
in April den eersten dach,
 
als mannen sachmen ons pleghen,
 
die Zuydtpoort sonder verdrach
 
in brandt wy staken aen;
 
de borghers zijn gheweken,
 
een yder om hem te versteken;
 
tghinck al buyten haer waen.
[pagina 1680]
[p. 1680]
 
3.
 
Den edelen heer verheven
 
van Lume, seer wijs,
 
met crijchshandel weet hy te leven;
 
dryhondert, sonder ghecrijs,
 
aen die Noortpoort hy sandt;
 
over die mueren sy clommen,
 
die poorte in ghenomen,
 
daer na quam soo menighe quant.
 
 
 
4.
 
Hoort eens watten cluchten,
 
doen den gantschen hoop,
 
niet sonder grooten gheruchten,
 
in quamen met soeten loop;
 
terstont moest loopen aen
 
Baals tempel ghepresen,
 
Melis moest verlost wesen
 
al inde halve maen.
 
 
 
5.
 
Die voerder van Melis bende
 
die grooten Christoffel waer,
 
die Geusen als de behende
 
hem deden duycken daer;
 
en al dander over hoop
 
sy daer ginghen legghen,
 
sonder haer wedersegghen,
 
met eenen haesten loop.
 
 
 
6.
 
Al op de Mase gheleghen,
 
den Briele gheheeten wert
 
een nieu Rotsel te deghen
 
om, met moet end hert,
 
te houden voor tghewelt,
 
voor Duckdalve crachtich;
 
daeromme sy eendrachtich
 
die bolwercken hebben voorstelt.
 
 
 
7.
 
Wt Wtrecht die catijven
 
trocken na den Bril,
 
om de Geusen te verdrijven,
 
tghinck niet na haren wil;
 
te schepe trocken sy ras,
 
tussehen weghe sy vernamen,
 
dat der Geusen schepen quamen,
 
twelck haer gheen blijschap was.
[pagina 1681]
[p. 1681]
 
8.
 
De Geusen dapper schoten,
 
de Spaengiaerts namen de wijck;
 
aen landt sy onverdroten
 
liepen door den slijck,
 
te Dort, al voor die ste;
 
sy saghen als Morianen
 
doen sy wt den dreck quamen,
 
haer vaenkens sleepten sy me.
 
 
 
9.
 
Hoe sy te Rotterdam binnen
 
quamen met ghewelt,
 
een yder cant wel versinnen
 
hoe datter was ghestelt;
 
men sachse groot moort begaen;
 
dus, steden, hout u vasten,
 
neemt niet in sulcke gasten,
 
en spieghelt u daer aen.
 
 
 
10.
 
O Princen, die wt u landen,
 
al om de waerheyt claer,
 
verlost wt Herodes banden,
 
ghevluchtet zijn voorwaer,
 
valt Godt den Heere te voet,
 
dat hy victory wil gheven,
 
en wy soo moghen leven
 
om te beerven teewighe goet.

4, 8. De hostie in het altaarkastje (H.J.v.L.). - 5, 3. behende, behendigen. - 6, 3. Rotsel = La Rochelle, eene vesting in handen der Hugenoten in Frankrijk, en waar de Watergeuzen vroeger werden toegelaten (H.J.v.L.). - 6, 8. voorstelt, opgeworpen. - 7, 1. catijven ellendigen. - 8, 5-8. vgl. hierna, nr. 440, bl. 1689: ‘Wie wil hooren een nieu ghesanck’, str. 13-14.

Tekst.

Een nieuw Geusen lieden boecxken, 1581, bl. 32 ro, met het opschrift: ‘Dewijle het Lant nu dus oproerich was door den Thienden Penninck / heeft de Graef vander Marc / Lume / etc. den Briel ingenomen (1 April 1572): ende Hollandt ende Zeelandt is haest goetwillich gevolcht. Op de wijse / Ick ginck een mael spaceren / etc.’, tekst hierboven weergegeven; - Wackernagel, Ldr. der niederl. Reform, 1867, nr. 88, bl. 166, naar Een nieuw Geusen lb., 1588. - Dr. J. van Vloten, Nederl. geschiedzangen 1852, II, bl. 7; - H.J. van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, nr. 48, bl. 103; - Dr. Loman, Twaalf Geuzeliedjes, 1872, nr. 2.

Melodie

I. Valerius Neder-landtsche gedenck-clanck, bl. 180,’ stem: Almande Nonette, of Une ieusne fillette, voor: ‘Maraen, hoe moogt gy spies en lans (1600),

[pagina 1682]
[p. 1682]

hierboven weergegeven; - Dr. Loman, t.a.p.; - II. Jehan Chardavoine, Le recueil des plus belles et excellentes chansons, Paris 1576, nr. 59:



illustratie

 
U - ne jeu - ne fil - let-te de grand' va - leur,
 
plai - sante et jo - li - et - te, de no - ble coeur,
 
Ou - tre son gre on l'a ren - du non - net - te,
 
ce - la poinct ne lui haic - te,
 
dont vit en grand dou - leur.
De eerste strophe geeft ons een duidelijk begrip der door Valerius aangehaalde stemmen. De Allemande is oorspronkelijk een Duitsche dans met illustratie of 4/2-maat, en het woord zelf wordt, volgens Böhme, Geschichte des Tanzes, I, bl. 122, eerst met het laatste derde van de XVIde-eeuw bij de Franschen gevonden, zooals in Philidore's verzameling, 1580, en in Tabourot's ‘Orchésographie’.

De Fransche tekst, herdrukt naar Recueil de plusieurs chansons divisé en trois parties, een liederboek verschenen te Lyon in 1557, is mede te vinden bij Weckerlin, L'ancienne chanson pop. en France, Paris, 1887, bl. 464. Tekst en melodie gaven aanleiding tot eene vergeestelijking, een Maria-boodschapslied, dat men aantreft onder de Noëls ou cantiques nouveaux composez par P. Binard, Troyes 1741 (er bestaat eene uitgave van 1621) bl. 31, ‘sur le chant: Une jeune fillette dormoit, etc.’, met aanvang:

 
Une jeune pucelle de noble coeur,
 
priant en sa chambrette son Créateur,
 
l'Ange du Ciel descendit sur la terre,
 
lui conta le mystere
 
de notre Salvateur.

‘Une jeunne fielliette (sic) dormant à son jardin’, wordt als wijs aangegeven in het Brusselsch 17de-eeuwsch beiaardboek; zie Edm. Vander Straeten, La musique aux Pays-Bas, V (1880), bl. 35. - H. Bartsch, Alte Französische volkslieder, Heidelberg 1882, bl. 233, bracht het oude Fransche wereldlijk lied in het Duitsch over: ‘Es war ein junges Mädchen // stolz war ihr Herz’, enz.

III. J.B. Besardus, Thesaurus harmonicus (luitboek) ‘Coloniae Agrippinae, 1603, bl. 73, ‘air de Court’ (sic), voor het lied gedicht door Gilles Durant (1550-1615), twee strophen herdrukt door Weckerlin, Echos du temps passé, I, nr. 22, bl. 48; ook uitgegeven met enkele afwijkingen door Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, III, bl. 706. Wij geven de eerste strophe volgens Weckerlin:

[pagina 1683]
[p. 1683]


illustratie

 
Ma bel - le si ton â - me
 
Se sent or al - lu - mer
 
De cet - te dou - ce flam - me
 
Qui nous for - ce d'ai - mer;
 
Al - lons con - tents,
 
Al-lons sur la ver - du - re,
 
Al - lons tan - dis que du - re
 
No - tre jeu - ne prin - tems.

IV. La pieuse alouette, Valencienne, 1619, I, bl. 316: ‘Une jeune fillette, etc.’:



illustratie

 
Bien heu-reus' ét un' a - me,
 
Où nul vi - ce n'a lieu,
 
Qui ja - mais ne s'en-flâ-me,
 
Que de l'a-mour de Dieu,
 
Et d'un dé-dain,
 
Re-jet - te l'ar-ti - fi - ce
 
De la cau - te ma - li - ce
 
De tout hom-me mon-dain.

Op deze zangwijs volgt eene lezing met variaties. Deze laatste ging over met den Franschen tekst: ‘Bienheureuse’, enz., in Het prieel der gheestelicker melodiie, Antw. 1617, bl. 245.

V. R. Camphuysen Stichtelyke rymen, 1624, bl. 111, ‘sang: Une jeune fillette’:



illustratie

 
Gy vraeght my of ick zelfs
 
be - leef al wat ick zeg,
 
En 't padt zoo nau be - - tre'e
 
als ick 't een an - der leg?
 
Kindsch is de vraegh.
 
Ziet wat u voor - ge - set is;
 
Niet ick, maer u-we Wet is
 
Het geen dat Godt be - haeght.

VI. De zangwijs medegedeeld door Dr. Land, Het luitboek van Thysius, nr. 124, bl. 125: ‘Une jeune fillette’, heeft van de luitbewerking nogal geleden:

[pagina 1684]
[p. 1684]


illustratie

Ook in het luitboek van den Franschen componist Nic. Vallet, Amst. 1615, I, bl. 43, 44 (zie de beschrijving van dit werk door D.F. Scheurleer, Tijdschr. der Vereenig. voor N.-N. mzgsch. V, 1897, bl. 13 vlg.), vindt men ‘Une jeune fillette’ met 9 ‘[snaren], daarbij een ‘Vervolch’.

VII. Deze zangwijs diende in Duitschland voor het jachtlied met aanvang: ‘Einmal thät ich spazieren’ (E.u.B., t.a.p., nr. 1446, bl. 307), dat aanleiding gaf tot de vergeestelijking reeds te vinden met de melodie in Dresdener Codex van c. 1560 (E.u.B., t.a.p., nr. 1999, bl. 703):



illustratie

 
Ich ging ein-mal spa-zie-ren
 
ein Weg-lein, das war klein.
 
Was thät mich da ver-füh-ren?
 
Mein Fleisch so ganz un - rein,
 
Das vol - ler Sün - den was;
 
die Schlang het uns be - tro - gen,
 
wir ha - bens von E - va gso - gen,
 
da sie den Ap - fel ass.

Op de melodie van deze vergeestelijking, dichtte Ludw. Helmbold in 1563 het lied: ‘Von Gott will ich nicht lassen’, dat in den Evangelischen Kerkzang overging (E.u.B., t.a.p., nr. 2000, bl. 704).

E.u.B. noemen deze zangwijs eene internationale, wijl zij zich voordoet in Frankrijk, in Duitschland en in Nederland. Daar het liedje ‘Une jeune fillette’, reeds in 1557 in den te Lyon verschenen bundel werd opgenomen, kon het toen reeds eenigen tijd populair zijn; niets belet overigens, dat het vóór het ontstaan der benaming ‘Allemande’, zou bekend zijn geweest. Het zal dus wel van Franschen oorsprong zijn en te recht in de tafel van Valerius' boek onder de ‘Fransche voisen’ zijn opgenomen.

Voor de Duitsche varianten kan men raadplegen W. Bäumker, Das kath. deutsche Kirchenl., I, nr. 106, bl. 364; II, nr. 285, bl. 275 en J. Zahn, Die Melodien der deutschen evang. Kirchenl., III, nr. 5264 vlg., bl. 351 vlg.

De melodie: ‘Daer ick eens ging spanceeren’, Stalpaert, Extractum cath., Antw. 1631, bl. 427, en Id. Gilde-iaers feest-daghen, Antw. 1635, bl. 375 past op

[pagina 1685]
[p. 1685]

onzen tekst niet. Eene melodie: ‘Ick ginck een mael spaceren’, Den boeck der gheest. sanghen (Bliiden requiem), Antw. 1631, bl. 256, past evenmin. ‘Ick ginck eenmaal spantseren’, aangeh. als wijs voor: ‘Verheugt u boven maten’ (Ontset van Steenwijk, 1581), H.J. van Lummel, Nieuw Geuzen-liedboek, nr. 132, bl. 302, een lied met denzelfden strophenbouw als ‘Wy Geuskens’, en voor: ‘Ghepeyns, ghy doet my trueren // nacht ende dach’, bl. 57a van Een Aemst. amor. lb., 1589, beschreven door J. Bolte, Tijdschr. v. Nederl. taal- en letterk., 1891, bl. 175 vlg.

Vgl. hiervoren I, nr. 60, bl. 305, den aanvang der melodie: ‘Reyn maegdeken met eeren’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • Brielle


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank