Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het oude Nederlandsche lied. Deel 3 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
Afbeelding van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.60 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 3

(1907)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 2364]
[p. 2364]

606. Ick wil mi gaen vermeyden.



illustratie

 
1.
 
Ick wil mi gaen vermeyden
 
in Ihesus liden groot,
 
van daer en wil ic niet sceyden
 
int leven noch in die doot.
 
 
 
2.
 
Tis een prieel met bloemen
 
bedaut met menighen traen;
 
och mocht ic daer in comen,
 
mijn trueren waer al ghedaen.
 
 
 
3.
 
Men hoort den nachtegael singen
 
al onder den scerpen doren,
 
sijn herte is vol van minnen,
 
die wilt, die macht gaen horen.
 
 
 
4.
 
Een liedeken heeft hi gheheven
 
al onder den doren groen:
 
‘o vader, willet hen vergheven,
 
sij en weten niet wat si doen.’
 
 
 
5.
 
Die schaker badt om vrede,
 
hi mocht wel hebben prijs;
 
die nachtegael singt: ‘noch heden
 
suldy sijn int paradijs.
 
 
 
6.
 
‘O vrouwe, siet hier dinen sone,
 
Ioannes, die moeder dijn;
 
ick hebse u bevolen,
 
wilt haer behoeder sijn.’
 
 
 
7.
 
Hi sanck wel also hooghe:
 
‘mijn God waer om laetstu mi?’
 
Sijn herte wert hem drooghe,
 
te drincken begheeret hi.
 
 
 
8.
 
Men scanc hem daer te drincken
 
edic met galle ghemengt;
 
sijn hooft dat liet hi sincken,
 
hi sprac: ‘vervult is alle dinck.
 
 
 
9.
 
‘O vader, in uwen handen
 
beveel ick minen gheest.’
 
Met also soeten sanghe
 
voer hi in een ander foreest.
[pagina 2365]
[p. 2365]
 
10.
 
Hi liet die violette
 
al onder den cruyce staen,
 
die hem te Nazarette
 
so ootmoedelijc hadde ontfaen.
 
 
 
11.
 
Hi liet die open roose
 
aent cruyce hangen soe root;
 
haer bladerkens liet si risen;
 
die nachtegael bleef van minnen doot.

Str. 1-3. vgl. hiervoren III, nr. 548, bl. 2157, str. 1-2 van: ‘Ick wil mij gaen verheugen // verblyden mynen moet // in dat prieel’, en nr. 554, bl. 2175, str. 5, van: ‘Och hoe lustelic is ons die coele mei ghedaen’. - 3, 4. gaen bijgev. naar Het hofken, enz. - 6, 1. t: soon.

Tekst.

Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1539, nr. 157, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 189, ‘op die selve wise’ als het daar voorgaande lied, namelijk de wijs: ‘Het souden drie ghespeelkens goet // spaceren gaen in dat wout’, tekst hierboven weergegeven; - Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., 1833, nr. 21, bl. 50, naar voormelde bron; - Het hofken der geest. liedekens, Loven 1577, bl. 135: ‘een nieu liedeken, en gaet op die wyse: Fortuyne wilt u keeren // en vallet my niet soo suer’, zes achtregelige strophen; - Het Paradiis der gheest. vreuchden, Antw. 1617, bl. 62, met dezelfde wijsaanduiding: ‘Fortuyne’, enz., insgelijks met achtregelige strophe; - Willems, Oude Vl. ldr., 1848, nr. 206, bl. 446, naar H.v.F. - ‘De allegorie van dit lied’, zegt Snellaert op Willems, t.a.p., ‘is niet moeijelyk te volgen. De zingende nachtegael onder den scherpen doorn, is de biddende Christus aen 't kruis, - de violette, het zinnebeeld der nederigheid, Maria, - de opene roos, Christus' wonde in de zyde.’ Het lied geeft de zeven kruiswoorden terug.

Een ander lied, met achtregelige strophe, ‘op die wyse: Ick wil mij gaen vermeyden aen eenen water cant’, komt voor in Het hofken, bl. 213. Het bestaat uit zeven strophen; de aanvangsstrophe luidt:

 
Ick wil mij gaen vermeyden
 
met Jesus die alderliefsten mijn;
 
van hem soo en wil ick niet scheyden
 
om lijden noch om pijn,
 
noch om eenich iolijt
 
dat is in deser tijt;
 
ick weet, o ghenadighe heere,
 
dat ghy bermhertich sijt.

De tekst: ‘Fortuyne wilt u keeren // en valt mi niet so suer’, is te vinden in Antw. lb., 1544, nr. 46, bl. 67, met opschrift: ‘een nyeu liedeken’.

Melodie.

Een dev. en pr. b., t.a.p.; zie hiervoren II, nr. 295, bl. 1057, ‘Het ghinghen drie gespeelkens’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anoniem Devoot ende profitelyck boecxken, Een


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank