Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het oude Nederlandsche lied. Deel 3 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
Afbeelding van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Het oude Nederlandsche lied. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.60 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het oude Nederlandsche lied. Deel 3

(1907)–Florimond van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 2586]
[p. 2586]

672. Des morghens vroe bi tiden.
(Van Maria Magdalena)

A.

 
1.
 
Des morghens vroe bi tiden,
 
een luttel voor den dach,
 
doe quam Maria Magdalena
 
tot onses Heren graf.
 
 
 
2.
 
Doe si quam tot sinen grave
 
ende si hem daer niet en vant,
 
den Heren dien si sochte,
 
si weende ooc altehant.
 
 
 
3.
 
Ende doe si mitten rouwe
 
dus seer al was bevaen,
 
daer vant si enen ackerman
 
in haren weghe staen.
 
 
 
4.
 
‘Wat isset dat ghi soeket,
 
Maria Magdalene?’
 
- ‘Ic soeke minen Heren,
 
Jesus van Nasarene.’
 
 
 
5.
 
Si hoordet aen sinen woorden
 
ende ooc aen sijnre spraken:
 
‘sidi dit, ghebenedide troost,
 
die mi van sonden heeft verloost?
 
 
 
6.
 
‘Jesus mit uwen brunen oghen,
 
ghi steelt mi mine sinnen;
 
ic wilt Marien claghen,
 
dat ic berovet bin.’
 
 
 
7.
 
- ‘Claechdi dat mijnre moeder,
 
dat wil ic aen u wreken;
 
ic wil u also doen minnen,
 
u herte sal u tebreken.’
 
 
 
8.
 
- ‘Breecti mi mijn herte,
 
so nemet mi mine siele,
 
so wil ic mit u wonen,
 
so en schiede mi nie so lieve.’
 
 
 
9.
 
Die wech is also soete
 
ten hemelrike waert
 
van lelien ende ooc van rosen;
 
mi verlanghet nae der vaert.
 
 
 
10.
 
Van lelien ende ooc van rosen
 
ende ooc van akeleien;
 
ende daer Heer Jesus wonet,
 
daer bloeijet al van beiden.
 
 
 
11.
 
Die wijn is opghesteken,
 
dat vat is opghedaen;
 
daer lopen vijf rivieren;
 
wi willen drinken gaen.
 
 
 
12.
 
Die wijn die daer uut vloeijet,
 
die is van sulker aert,
 
die doet die droefheit wiken,
 
die ons die vroude ghebaert.

2, 1. t.: Doe si tot sinen grave quam. - 6, 1-4. Vgl. hiervoren III, nr. 576, bl. 2262: ‘Heer Jesus, uwen brunen cop’, str. 5, waarin werkelijk tot Maria wordt

[pagina 2587]
[p. 2587]

geklaagd. - 10, 2. De akelei was een zinnebeeld van ootmoed en liefde (Wdb. der Ndl. taal). Men zag ook in deze bloem een symbool van Christus' wonden (Dr. J.A.N. Knuttel, Het geest. lied, bl. 182). - 12, 4. ghebaert, bijgev. door H.v.F., zie Dr. Knuttel, bl. 181.

't Was op eenen Drij Koningen-avend.
B1.



illustratie

 
't Was op eenen Drij Koningen-avend,
 
't was op eenen Drij Koningen-dag,
 
dat Maria Magdalena
 
op haar eigene grafke zat.

Op eenen Driekoningenavond.
B2.

 
1.
 
Op eenen Driekoningenavond,
 
op eenen Driekoningendag,
 
daar vonden wij Maria Magdalena
 
al op Heer Jesus graf.
 
 
 
2.
 
‘Staget op, Maria Magdalena,
 
staget op van uw bittre dood;
 
uw zondekens zijn al vergeven
 
al waren ze nog zoo groot.’
 
 
 
3.
 
Naar de kerke zullen wij treden,
 
en wat zagen wij daar al aan?
 
Heer Jesus met zijn vijf bloedige wonden
 
aan het kruisken genageld staan.
 
 
 
4.
 
En zijn voetjes lagen gebonden
 
en zijn handjes die lagen op hout;
 
een scherpe doornen kroontje
 
op Jesus' hoofd gedouwd.
 
 
 
5.
 
Wij eten van Jesus broodken
 
en wij schenken van Maria den wijn,
 
en wij spelen op een vierkante orgel,
 
ons geloof zal Christus zijn.
[pagina 2588]
[p. 2588]

d' Heylige Maria Madeleene.
C.

1.[regelnummer]
d' Heylige Maria Madeleene
 
gink ol heur zonden beweenen
 
to beneen ons Heeres voeten,
 
en ze kusteze ol zo zoete;
5.[regelnummer]
en ze wiessche-ze met heur troanen
 
en ze droogde-ze met heur hoaren;
 
z' haelde è potje van de kostelykste zolve,
 
om ons Heeres voetjes te bezolven:
 
‘goat in vrede, en en zondigt nie mee.’
10.[regelnummer]
Ze gink in vrede en z'en zondigde nie mee;
 
ze wilde d' heele weereld verloaten,
 
ze vonk tJesus in de veg, up de stroate.

2. ol = al. - 3. to beneen = tot beneden. - 5. wiessche = waschte. - 7. zolve = zalf. - 9. nie mee = niet meer. - 10. t.: zondigt. - 12. vonk = vond.

Tekst.

A. Hoffmann v.F., Niederländische geistl. Ldr., 1854, nr. 99, bl. 196, ‘Van Paeschen’, naar het XVde-eeuwsch Berlijnsch Hs. 8,185; - Dr. J.A.N. Knuttel, Het geest. lied in de Nederlanden voor de Kerkhervorming, Rott. 1906, bl. 180. De schrijver stelt de vraag, of we hier eene aaneenhechting van twee liederfragmenten voor ons hebben, dan wel of de dichteres (?) geheel uit haar rol gevallen is. Het laatste lijkt hem het waarschijnlijkst. Wat hem vooral treft is: ‘Magdalena verschijnend als Jezus' zedelijke meerdere en de klagende (ziel), die eigenlijk het dispuut wint.’

B1. Edm. vander Straeten, Les billets des rois en Flandre, Gand 1892, bl. 157, door den heer Putman, onderwijzer, aangeteekend in de omstreken van Oudenaarde (1 str.); - B2. Vlaamsche zanten, maandschrift, Sint-Nicolaas, IV (1902), bl. 41, mededeeling van A.L. Duprez.

Van dit lied bestaan verschillende lezingen, nauwelijks te herkennen afstammelingen van tekst A, zooals: 't Daghet, Hasselt I (1885), bl. 76, uit Zolder; - Id., bl. 78, uit Coursel (Klein-Frankrijk); - Id., bl. 115, uit St. Truiden, 3 str., waarvan de eerste ineenloopt met het lied: ‘Ik stond op Neerlands bergen (Van de drie ruitertjes)’; - Id., III, VIde jaarg. (1890), bl. 160, uit de omstreken van Tessenderloo; - Pol de Mont, Volkskunde, Gent, I (1888), bl. 13, uit Wetteren; - Dr. G.J. Boekenoogen, Onze rijmen, Leiden 1893, bl. 58; - J. Bols, Honderd oude Vlaamsche liederen, 1897, nr. 25, bl. 44, Drijkoningenlied op Maria Magdalena; - Blyau en Tasseel, Iepersch oud-lb., 2de aflev., Gent 1902, bl. 90, 6 str., waarvan de laatste luidt:

[pagina 2589]
[p. 2589]
 
Maria brak een broodje,
 
Heere Jezus die schonk erre den wijn;
 
en ze speelden op den drijkanten horen, - ja den horen,
 
en het mostede al voor Jezutje zijn.
 
.......
 
uiter-end-uit,
 
Gods passiën en die is uit.

De ‘drijkanten horen’ is in de plaats getreden van het ‘vierkante orgel’ in B2, str. 5.

R. Ghesquière, Kinderspelen met zang, Eerste deel van Kinderspelen uit Vlaamsch België, verzameld door den Westvlaamschen Onderwijzersbond, uitgave van de K. Vlaamsche Academie, Gent 1905, nrs. 327-9, bl. 221 vlg., drie lezingen: ‘'t Was op eenen Kerstdagaven’ (5 str.); - ‘'t Was op eenen Driekoningenavend’ (5 str., daarbij 2 str. tot een ander geestelijk lied behoorend); - ‘Al op eenen Driekoningenavond, ja avond’ (5 str.).

C. De Coussemaker, Quelques recherches sur le dialecte flamand de France (Annales du comité flamand de France, tome IV), afdruk. Duinkerke 1859, bl. 15, nr. 3, dialect van Belle. Na den versregel: ‘Ze vonk tJesus’, enz., loopt het stuk ineen met het lied: ‘'t Wos up a witten dunderdag’ (zie hiervoren III, nr. 543, bl. 2134, tekst D).

Een lied ‘van S. Maria Magdalena’, met aanvang: Och heere van hemelrijcke, // recht eest dat wij haer loven’, met wijsaanduiding: ‘Och ligt ghy nu en slaept’ (zie de melodie, I, bl. 348, hiervoren), komt voor, bl. 159 van Het hofken der geestelycker liedekens, Loven 1577, een ander, vermeld hiervoren I, bl. 404, met aanvang: ‘Och hoort toch al hier naer’, in het Hs. gevoegd bij een exemplaar der Souterliedekens, 1540, berustend te Leiden.

Vgl. Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, III, nr. 2115, bl. 806, onder de heiligenliederen: ‘Was wolln wir aber singen’ (‘Jesus und die Büsserin’). - Over de Maria Magdalena-liederen bij de Franschen en bij andere volkeren, zie G. Doncieux, Le romancéro populaire de la France, Paris 1904, bl. 144 vlg.: ‘La pénitence de Marie-Madeleine’.

Melodie.

A. Edm. Vander Straeten, t.a.p. - Van mindere waarde zijn de zangwijzen te vinden in 't Daghet, 1885, bl. 76; - bij J. Bols, t.a.p.; - Blyau en Tasseel, t.a.p.; - R. Ghesquière, t.a.p.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank