Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rederijkkamers in Nederland. Deel 2 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2
Afbeelding van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

Scans (11.41 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Editeurs

Florimond van Duyse

Frans De Potter



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rederijkkamers in Nederland. Deel 2

(1902)–Prudens van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

Vierde afdeeling
Algemeen overzicht van de Geschiedenis der Rederijkers.

‘Het voorname oogmerk der Rederijkers’, zegt ‘hun kroniekschrijver Kops, was, om door tooneelspelen de zeden te verbeteren en te beschaven, nu boertswijze, dan ernstig, en eenieder 't geen zijn plicht betrof, te gemoet te voeren.’

Inderdaad, aanvankelijk was de Rederijkerij eene gemoedelijke preek, daar wel naïef geloof, doch geene kunst in doorstraalde: voor geloovigen, die nog met geene kunstcritiek gewapend waren, optredend, moest zij ongetwijfeld diepen indruk op de gemeente maken. Later echter kreeg niet alleen het vermaak de overhand, maar verliep men zich in laakbare vertooningen. De behoefte aan vermaak kon immers, te midden der weelde, bijzonderlijk door de Vlaamsche gewesten genoten, niet lang achterwege blijven. Is het niet aan die behoefte, dat bij alle volkeren de Schouwburg wel niet zijnen oorsprong, maar zijne ontwikkeling te danken heeft? Zoo was 't onder andere in Griekenland; zoo was het bij ons; en de wagenspelen van Thespis stonden waarschijnlijk tot de treurspelen van Sophocles gelijk de kluchtspelen der XVe eeuw, ik laat staan de XIVe, tot een beschaafden schouwburg onzer dagen.

[pagina 193]
[p. 193]

Het is van die XVe eeuw dat de geschiedenis onzer Kamers dagteekent, die wij hier in overzicht nemen: hiervoren gingen wij opzettelijk haren politieken en zedelijken invloed na: hier zullen wij daarover weinig mededeelen, tenzij waar die dubbele invloed homogeen samenvloeit; den kunstinvloed, elders in zijne bijzonderheden uiteengezet, zullen wij hier achtereenvolgens ontwikkelen. Tot beter verstand daarvan, zullen wij de geschiedenis van Zuid- en Noord-Nederland afzonderlijk voordragen.

Het zal wellicht niet overbodig zijn hier eerst een enkel woord aan te stippen over de XIVe eeuw, in verband met de volgende, beschouwd. De poëzie dier onrustige eeuw, hoe verre beneden de samenstelling van den Reinaert, en andere merkwaardige epische en lyrische gedichten van den vroegeren tijd, sprak echter nog eene zuivere taal: zij was in hare moralisatiën naïef en vrijmoedig, kinderlijk-eenvoudig en patriarchaal. Het ontbrak zelfs in den epischen Walewein aan geene verbeelding, die zich echter ongeregeld en buitensporig voordeed, en dus eenigszins als een voorspel der symbolische mysteriën, die in de XVIe de allegorieën, of de zinnekenswereld zouden voortbrengen; verbasterde scheppingen, die, zonder verwarmd te zijn door een enkel dichterlijk genie, 't verstand des volks op rijmende spitsvondigheden zouden afsloven.

Vader Maerlant's heilige, doch onberaden ijver voor het strenge volksonderwijs, zoo in 't geestelijke als in 't wereldlijke, door middel van Vlaamsche rijmen bewerkt, had aan de zinlijke Muze, aan de godlijk scheppende Poëzie de wieken afgeknipt, in plaats van de Dichtkunst, of wat er destijds naar zweemde, evenals vader Cats, aan te wenden tot leering des volks, dat zinlijk groote kind. De dicht-

[pagina 194]
[p. 194]

kunst had haren naam voor dien van zedenleer en redeneerkunst afgeleid, in afwachting dat deze in ‘konst van Rhetoriken’ zou verkeeren. En nu was zij, buiten 't rijm en de maat, nagenoeg door niets meer van den gewonen prozastijl der kronieken en legenden onderscheiden, mede in afwachting dat die redegedichten tot mysteriespelen en spelen van sinne zouden overgaan, en dus ook op de tooneelplanken theologische volksoefeningen zouden ingericht worden. De ware dichters van die eeuwen waren de mystieken, zooals een Ruusbroec, terwijl de volgende eeuw maar een enkel groot dichtstuk tot het nageslacht zou overdragen: de apocalyptische aanbidding van 't Lam Gods, in eene reeks van Bijbelsche en middeleeuwsche tafereelen ingelijst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken