Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rederijkkamers in Nederland. Deel 2 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2
Afbeelding van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

Scans (11.41 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Editeurs

Florimond van Duyse

Frans De Potter



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rederijkkamers in Nederland. Deel 2

(1902)–Prudens van Duyse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 261]
[p. 261]

Derde hoofdstuk.

§ I. - Verboden boeken der Rederijkers.

De dichters der Oudheid schreven de eere van uitvindingen, die 't menschdom ter beschaving hadden opgevoerd, ook dan als die uitvindingen bloot in stoffelijke behoeften voorzagen, niet aan de menschen, maar aan de onsterfelijke Goden toeGa naar voetnoot(1): evenwel heeft de Christus, die goddelijke leeraar der volkeren, boven allen de voorzienigheid des Heeren in een flonkerend daglicht geplaatst. Dezelfde mond die gesproken had: ‘De mensch leeft niet alleen van den broode,’ heeft ook gesproken ‘geen haar valt van 's menschen hoofd buiten den wille mijns Vaders.’ Wie toch zoude er in dat zielverkwikkend geloof niet versterkt worden, als hij ziet dat algemeen de uitvindingen die 't aanschijn der aarde vernieuwd hebben, in de donkerste tijden des menschdoms zijn opgedaagd?

Wien heeft de Heer met het uitvinden der drukkunst onder alle natiën des aardbols begenadigd? Het minst betwiste antwoord daarop is: Een Germaan. Doch die ontdekking was door haren aard, evenals de zon, bestemd om eens voor allen uit te blinken: zij moest met of zonder diefstal zich nood-

[pagina 262]
[p. 262]

zakelijk verbreiden, of had anders hare hoogere bestemming ingeloopen.

Die onvolprijsbare uitvinding viel nagenoeg in met de verovering van het oude Byzantium, van waar nu het klassieke geleerdheidslicht over Europa uitstraalde. Men heeft dit feit als den scheidspaal aanschouwd, die tusschen de middeleeuwen en eene nieuwe wereld van gedachten staat geplant. Men kan ook van de uitvinding der boekdrukkunst beginnen te rekenen: zij toch vestigde dien scheidspaal, door geene overstrooming van barbaarsche volkeren, zinnelooze stelsels of achteruitkruipende gedachten voortaan te verwrikken.

Eene ruime tijd moest echter verloopen, eer uit onderzoeklust, uit wrijving van denkbeelden, - evenals uit saamgewreven houten lichamen - eene vonk zou ontspringen, welke eindelijk tot een steeds aanwassend onverdoofbaar licht zou overgaan.

Wat men dan ook tegen het misbruik van dien volkshefboom moge inbrengen, men moet erkennen dat de drukpers de tondel en vuurslag der volksverlichting is, en dat hare vrijheid de eerste waarborg is van alle andere Staats-, Maatschappij- en Kerk- vrijheden.

Zij is de bewaarster der onsterfelijke gedachte, op 't papier gevestigd en vertegenwoordigd; en deze, als afdruk der vrije ziel, staat zoo verre boven alle menschelijke macht verheven, als de waarde der ziel zelve boven die des lichaams zich verheft. De gedachte komt van God, en wanneer zij het Opperwezen in de maatschappelijke orde, uit hem voortvloeiend, eerbiedigt, is zij in rechte onschendbaar als de godheid zelve.

Doch deze denkbeelden zijn te eenvoudig en juist, om altijd geheerscht te hebben, en zelfs heden overal te heerschen.

[pagina 263]
[p. 263]

Reeds in 1515 had een anders groote paus, een beschermer der schoone en liberale kunsten, Leo X, de drukpers aan de censuur onderworpen. Vijf jaren later verscheen het edict van Worms, dat eene breede baan voor nieuwe strafwetten ontsloot, welke Keizer Karel ging betreden, in de gedachte dat de ontwaakte geest des onderzoeks best door eene ijzeren hand was te beteugelen, ja, te stuiten. Dit edict was tegen Luther gericht, en verbood niet alleen den vermaarden doctor eene schuilplaats te geven of zijne gevoelens te volgen, maar ook eenige de minste zijner schriften te lezen, terwijl men die tevens tot het vuur veroordeelde. Doch het was er verre af, dat de ingevoerde straffen goed uitvielen: de ketterij groeide dagelijks aan. Men beeldde zich in, dat de beteugeling te zwak was, en verdubbelde ze derhalve.

Nu stelde men op éénen en zelfden rang allen die kettersche vergaderingen zouden houden, oneerbiedig jegens de beelden van God of der heiligen zijn, of over den Bijbel twisten, ja, enkel verboden boeken lezen, koopen, bewaren (1529): allen dezen verwachtte de doodstraf: de mans, het zwaard; de vrouwen, de put. Zoo werd het geloof, bij de bloote verdenking van niet orthodox te zijn, evenals de gedachte levend en ademend op het papier aan 't onderzoek onderworpen; dit was gevolgenlijk gehandeld. Krachtens 't zelfde grondbeginsel mocht men geen hoegenaamd boek zonder oorlof ter pers brengen, en werd de zich daar tegen vergrijpende prenter voor ketter gehouden.

Eindelijk kwam de inquisitie dit stelsel bekronen (1550).

Men gevoelt wat tijdelijken invloed het op de Rederijkers der nog vereenigde Nederlanden moet uitgeoefend hebben, en, na de scheiding van deze, op

[pagina 264]
[p. 264]

België is blijven bewaren. Immers waren de Kamers totdusverre haren geestelijken oorsprong getrouw gebleven: de Bijbel en de gulden Legende waren altijd hunne lijfstukken. De plakkaten bleven onvermogend om de Schrift uit de handen der Kameristen van Zuid of Noord te trekken; en wel in zoo verre, dat er nog voor eenige jaren in West-Vlaanderen Bijbelvragen ten prijskampe door deze werden opgehangen.

De Rederijkers die, zonder bef of palmhouten plak, zich de rol van leermeesters over allen hadden aangematigd, zagen dus hunnen invloed gekortwiekt, terwijl hun 't pas afgesneden werd de drukpers te gebruiken tot het verspreiden van gevoelens, die door den beugel der censuur niet konden.

En hoe zou de overheid die godgeleerde leeken onbemoeid hebben gelaten, na de ordonnantie van 1546, welke voorkwam, dat iemand zonder oorlof van den magistraat of den pastor der plaats, school zou houden, terwijl men tevens voorschreef wat men er mocht leeren en welke boeken gebruiken?

Het was dan ook eenige jaren voor die ordonnantie (1539), dat het nog aan de Fonteinisten gegund werd hunne prijsvraag voor te stellen.

Alva zette hun dien oorlof betaald, zoo men weet. Zijn meester spande de veer der plakkaten nog harder dan zijn keizerlijke vader, tot zij hem tegen 't hoofd sloeg.

Evenals zijn vader deed hij een index der verboden boeken opstellen, die, wat de Vlaamsche betreft, zeker van uitnemend belang is.

De dochter van Philip II, Isabella en haar aartshertogelijke echtgenoot, dachten dat er geene reden bestond om niet zoo wel tegen de Hollanders, die hun tot last strekten, te velde te trekken als tegen de Hollandsche boeken. Tegen deze immers waren

[pagina 265]
[p. 265]

eene menigte ordonantiën (van 1601-1626) gericht. Eene gezondheidslijn werd tegen die verboden boeken getrokkenGa naar voetnoot(1). Zuid en Noord waren niet enkel politice, maar ook literarice van één gescheiden. Alleen vader Cats, die lang voor 't Zuiden de gansche letterkunde van Holland verbeeldde, zou met een paar Rederijkers van Ieperen en BruggeGa naar voetnoot(2) betrekkingen hebben gehad.

Zoo liep de staat van zaken langen tijd, sedert deze anders kunstlievende vorsten lang voort, die, uit liefde voor de rust, ook verboden hadden, dat er, zonder tusschenkomst der boekkeurders, geene openbare boekveilingen mochten plaats hebben; zelfs was eene eeuw en half later de goede Maria-Theresia verplicht aan de doemzucht der geestelijke censores palen te stellenGa naar voetnoot(3).

Bij de indexen waar wij straks van gewaagdenGa naar voetnoot(4), voege men de censuur des Bisschops van Antwerpen van 16 April 1621Ga naar voetnoot(5), welke eene zeer merkwaardige lijst bevat der boeken, niet enkel voor de scholen, maar ook voor de gemeente der geloovigen verboden, te nader onderzoek der boeken

[pagina 266]
[p. 266]

opnieuw gecorrigeerd en derhalve in de klassen ‘getolereerd’, en eindelijk van dergelijke boeken, die men niet mocht lezen zoolang zij door de behoorlijke overheid niet zouden verbeterd zijn. Dit beslissend stuk luidt aldus:

1. Boeken die niet alleen voor de scholen, maer ook verboden zyn generalyk voor de ghemeynte:

Parthenoples. - Malegys. - Maryken van Nymegen. - Het bagynken van Parys. - Robrecht den Duyvel. - Richard-sans-Peur. - Wlen-Spiegel. - Historie van Brasilien.

2. Boeken gheheelyck voor de scholen verboden, ende ook onder de ghemeynte te verkoopen, soo langhe sy niet gheapprobeert en zyn:

Pyramus en ThisbéGa naar voetnoot(1). - Sandryn en Lancelot. - Aurelius ende Isabella. - Floris ende Blancefleur. - Sack der konsten (Fortunatus?). - Onse Lieve Vrouwe clachte oft Palmsondach.

3. Dese zynde van nieuws ghecorrigeert ende gheapprobeert, worden in de scholen toeghelaeten, maer de oude onghecorrigeerde niet:

Frederik van Genuen. -Destructie van Troyen. - De vier Heyms-Kinderen. - Jason ende Hercules. - Den ridder met der Swane. - Gallen rhetor. - Der zielen troost. - D'ure des doodsGa naar voetnoot(2). - Destructie van Jerusalem. - Jan Mandevyl. - Fabulen van Esopus. - Manierlyke seden. - De verduldighe Helena. - Les dialogues de Marchandise.

4. Boeken die in de scholen niet en moghen ghebruikt worden voor dat sij neerstichlyk ghecorrigeert ende achtervolgende de ordonnantie van synen Eerw. geapprobeert sullen wesen:

[pagina 267]
[p. 267]

Genoeghelyke exempelen oft Kluchtboek. - Turrius ende Floretta. - Valentin ende Ourson. - De VII blijdschappen van O.L.V. - Peeter van Provence. - Buevyn ende Susiame. - S. Anna leven - Alexander van Mets. - Den ridder Galmi. - Florent ende Leon. - Pontus ende Sidonie. - De schoone Lionella. - Mélusine. - Hugo van Bordeaux. - De VII vroeden van Rome. - De LXXI nieuwicheden. - Trots comédies françaises. - Les heures de récréation. - Doctrinal de la sapience. - Les douze dialogues. - Institution de la femme chrétienneGa naar voetnoot(1).

Men heeft maar de Plakkaatboeken open te slaan, om zich te overtuigen, hoe het staatsbestuur in de weer was om het verlichaamlijkte woord, evenals 't gesproken, aan banden te leggen.

Reeds in 1546 werden er nieuwe statuten gemaakt op 't feit van allerhande boeken te drukken. De Kardinaal Granvelle stelde in 1559 de censuur te Antwerpen in, vijf jaren na den Latijnschen index uitgegeven door 't Concilie van TrentenGa naar voetnoot(2).

Er werd mede in 1559 verboden ‘te verspreyden, zynghen ofte spelen eenighe camerspelen, staende spelen, loven, liedekens, figuren ofte batementen, ende ander verthooningen, met sprekende ofte stomme persoonagien, zonder behoorlick consent.’ In 1587 werd dit verbod vernieuwd, zoo wel ‘tegen de spelen van zinnen of moraliteyt,’ als tegen ‘de andere rederykeryen,’ die niet voorgaandelijk aen den pastor of de wet waren onderworpen.

[pagina 268]
[p. 268]

In 't volgende jaar gingen er te Brussel drie dreigende plakkaten uit tegen de printers, boekverkoopers, en, ja, tegen de schoolmeesters.

In 1601 besloot de Aartshertog het laatste wapen uit de hand der weerspannige Kameristen te rukken, met hun den Bijbel te ontnemen. Hij verbood bij plakkaat: ‘alle spelen in dichte op de h. Schrifture en de mysterien onser religie, ofte op gheestelyke personen ende staten, gemaeckt;’ terwijl eenige andere, in recht hoofsche taal, toegelaten werden ‘met zekere limitatien ende conditien van behoorlijke visitatie ende approbatie in onverletten tijdt ende buiten den goddelicken dienst.’

In den beginne van 1610 wilde men de ‘pestilentiëele boeken, refereinen en liederen’ beletten nog in 't land te dringen, en onderwierp dus alle boeken, komende uit den vreemde, aan de visitatie.

Op die wijze ging de in Holland ontkiemende kunstbeschaving voor België verloren.

In 1616 werd bij plakkaat het drukken, verkoopen van boeken, oude en nieuwe, verboden, benevens de zinnespelen, enz.

Het is dus eene merkwaardige lijst degene waarin men al de destijds verboden Nederlandsche boeken ziet vereenigd. Wij deelen die hier mede getrokken uit de verschillende daarover uitgegeven indexen.

Men zal zich daarbij overtuigen, dat het voornaamste dier stukken waarschijnlijk door Rederijkers is geschreven, en, ja, dat eenige derzelve slechts uit hatelijkheid tegen die min of meer vrijzinnige mannen is gebrandmerkt - dit is, b.v. het geval met de Stove van Jan van Dale - of wel uit hatelijkheid tegen de drukkers die andere minder orthodoxe boeken hadden uitgegeven.

[pagina 269]
[p. 269]

Spelen van Sinnen.

1.Een battement van vier personagien: den pastoor, den medecijn, den advocaet, ende den sot ghenaempt onnoosel.
2.Een spel van sinnen op tderde, vierde, ende tvijfste capitele van twerck der ApostelenGa naar voetnoot(1) gedrukt. Zou dit niet het werk zijn van Willem Haecht?
3.Duutsche spelen in ryme ghecomposeert, ende te Ghend ghespeelt, van der questien, wat eenen stervenden mensche den alder meesten troost es.
4.Een battement oft spel van den oprechten aflaet, gheprent tot Ghent.
5.Een spel van sinne, van thien personnagien leerende schouwen allen erroren ende dwalinghen, die dagelycx inder heyliger Kercken oprysen, by broeder Francoys Amelry, Carmelyt binnen der stadt van Ypre.
6.Een schoon christich duytsch spel, sine auctore.
7.Den boom der schriftueren van ses personagien, ghespeelt tot Middelburch, in Zeelant. 't Stuk werd opgevoerd den 1sten Augustus 1539Ga naar voetnoot(2).
8.Een boeck gheintituleert: Een gheneuchelijck battement van V personagien.
9.Een holtselighe evangelische comedie, sine auctore.
10.Historie van Moorkens vel; 't is eigenlijk eene kluite, waarvan een fragment opgenomen staat in Van Vloten's Nederl. Kluchtspel, bl. 41-64.
[pagina 270]
[p. 270]
11.Eenen schoonen troostelijcken dialogus van twee personagien, te weten: T' geslachte der menschen, dat hem seer beclagende is hoe hy in der weerelt gheen ruste vinden en can, die ander is ghenoempt de godlijcke liefde, de welcke hem vertroostende is met vele godtlijcke schriftueren ende uuytlegghinge der thien gheboden Gods.

Refereynen.

1.Refereynen int sot, amoreus, wys. Antwerpen by Jan van Ghele ende by Liesveldt.
2.Refereynen van dat oordeel, sine auctore.
3.Pater noster int sotte.

Psalmen.

1.De Psalmen Davids van Clement Marot, in dichte gestelt by Lukas de Heere, te Ghendt by Manilium, anno 65.
2.De Psalmen David ende ander lofsanghen, uuyt den franchoyschen dichte gemaeckt door Clement Marot ende Theodore de Beze in nederlantsche spraecke overghesedt door Petrum Dathenum, ende door den selven wederomme oversien ende verbetert, mitsgaders den christelycken Catechismus, ceremonien ende gheboden, 1567.
3.Davids Palter gebedewys, inhoudende 150 Psalmen, ghestelt door Georgius Smalsincg.

Liederen.

1.Enchiridion, gheestelijcke ghesanghen, sine nomine auctoris.
2.Eenen schoonen liedekens-bouck. in den welcken
[pagina 271]
[p. 271]
ghy vinden suldt veelderande liedekens oude ende nieuwe.
3.Dit is een zuverlick bouxken, int welcke staen veel schoonder leyssenen, in latijn ende duutsch, ende veel schoonder gheestelicke liedekens.
4.Veelderhande liedekens ghemaeckt uuyt den ouden ende nieuwen testamente, nu anderwerf ghecorrigeert, ende meer andere daer by ghesedt ende op den A, B, C. by den anderen ghevoecht.
5.Leyssenen en de gheestelijcke liedekens.
6.T'wee nieuwe gheestelijcke liedekens, sine auctore.
7.Sommighe duytsche liedekens.
8.Veelderhande gheestelijcke liedekens, oude ende nieuwe, om alle droefheyt ende melancolije te verdrijven.
9.Liedtboecxkens, gedruckt by Jan van Ghele, anno 1548.
10.Een schoon nieuwe geestelijck liedt im thoon. Ausz eynder betrubten ghemuet ghedachtich tzu zinghen eyn liedt.
11.Ecclesiasticus in liedekens ghestelt by Jan Fruijtier[s]. [Antw. 1565].

Volksboeken.

1.Reynaert de vos.
2.Wienspieghel, apud Ioannem van Ghele, sine privilegio et anno (Zie het artikel, Tijl Uylenspieghel, in L.G. Visscher's, Beknopte Geschiedenis der Neder. Letterk., Utrecht, 1852, II, 37).
3.Virgilius van zijn leven, doot, ende van syne wonderlijcke werken.
4.Marieken van Nijmmegen.
[pagina 272]
[p. 272]

Verhalende literatuur.

1.De stove by Jan Van Dale.
2.Historie van Theball en Ermilina.
3.Van de vier vrijers, die tot Colen alle eene vrouw vrijden, by Jan van Ghele.
4.Vanden hinnen tastere.

Varia.

1.Den spieghel der jongheren (door Lambert Goetman).
2.Der leecken A. B. C., by Jan van Ghele.
3.A. B. C., by Jan Fruitiers [Antw.], apud Sylvium [15]68.
4.Eenen A. B. C. vanden thien gheboden, by Tavernier.
5.Eenen gheestelycken A. B. C., uuyt de Psalmen van David. Antverpia, by Ameet Tavernier, sine nomine auctoris et anno.
6.Kinderleere ende kinderghebet a. b.
7.Der joden biechte.
8.Ovidius Naso, by Jan van Ghele, anno 1567.
9.Het paradijs van Venus.
10.Dat testament van minnen.
11.Salus populi, met den cruepelen Calengier.
12.Den kersten reghel inhoudende een schoon testament der liefden.
13.De sotte en bourdelijcke bruyloft.
14.Eenen wederroep van het vaghevier, sine nomine auctoris.
15.Belial, een rechterlijck ghedinghe tusschen Belial den helschen procureur, by Jan van Ghele, 1558.
16.De cleine colloquie (van Vives) int vlaamsche ende franchois bij Joos Lambrechts. Gandavi, anno 50, et Antverpiae apud Waesberghe.
[pagina 273]
[p. 273]
17.Een Suyver traectaetken ghenoemt tijdtcortinghe der pelgrimagien des menschen levens, dat men broeder Jan Glapion toeschrijft.

Onder de drukkers, wier namen op Alva's index voorkomen, zijn vele uit Antwerpen: Willem Silvius, Jacob Liesveldt, Jan van Ghele, Jan Roelants, Jan Heyndricx, Beerent Peetersen, Claes vanden Wouwere. Uit Gent komen Gelein Manilius, Joos Lambrechts voor.

§ 2. - Weldadig doel der Rederijkers.

Ook te dien opzichte verloochenden de Kamers hunnen godsdienstigen oorsprong niet: zoo stelde onder andere de Antwerpsche Olijftak eene brooddeeling aan den arme in op den dag des naams van Jezus (1539)Ga naar voetnoot(1).

Een Hollandsche schrijver heeft ter gelegenheid der menschlievende akte door de Schiedamsche Kamer in 1603 verricht, eene aanmerking gemaakt, die maar half welwillend is: ‘Men erkent hier terstond,’ zegt ‘hij, ‘den nederlandschen aard om hetgeen in Braband slechts eene hulde aan weidsche pracht of aan den luister van de inhulding der vorsten geweest was, tot nut en weldadigheid te doen strekken’Ga naar voetnoot(2)

Die onbillijkheid vloeide bij dien geleerde uit de historische onwetendheid van een bijzonder punt voort, en bewijst, hoe onmogelijk het is, naar aanleiding van dikwijls onvolledige inlichtingen, een juist oordeel te strijken.

Eerst in 1596 schreef men te Leiden al de Hol-

[pagina 274]
[p. 274]

landsche Kamers uit, opdat het volk, tot grooter toeloop daar toe uitgelokt, te milder in de loterij voor 't weezenhuis mocht inleggen: niet minder dan tien Kamers beantwoordden dien oproep. Ook elders volgde men dit voorbeeld naGa naar voetnoot(1).

Al die loterijen voorzagen, bij zware oorlogen, in het onderhoud van gast-, wees-, kinderhuizen, diakonieën, afgebrande en verarmde kerken.

Schiedam, daar wij zoo even van repten, stelde in 1603 ter bevordering van een weezenhuis, de doortreffende prijsvrage voor: ‘Wat tnoodichst' is om d' arme weesen t' onderhouwen?Ga naar voetnoot(2)’, terwijl het oudmannenhuis binnen Haarlem ten gevolge eener loterij tot stand kwam (1607): vijftien Kamers werden in den hout van de oude Kamer der Pellicanisten, aldus haren naam wettigend, plechtig ontvangen.

De mededingers naar de veertien zilveren prijzen door de stad Haarlem verleend, verzuimden niets om in een Const-thoonende iuweelGa naar voetnoot(3) te verklaren en te vertoonen: ‘alles wat den mensche mach wecken om den armen te troosten, ende zijnen naesten by te staen’. De opdracht des werks, waarin die loffelijke spelen zijn opgenomen, leert ons dat zij ten zelfden einde in verschillende plaatsen door de Staten toegestaan waren.

Jacob Dwinglo, factor der Schiedamsche Kamer, bekwam den uitgeloofden beker van 16 lood, met een fraai lied op de wijze en eenigszins in den toon eens psalms geschreven. Dit prijsvers, waarin men reeds den kunstdageraad der XVIIe eeuw ziet doorstralen, verdient goeddeels bewaard te blijven.

[pagina 275]
[p. 275]

In een der coupletten stelt de dichter de Vrijheid en de Broederliefde als twee hemelzusters bijeen, als hij van den Heere zingt:

 
Hy will gheen reuck noch offer-werck,
 
Maer dat ghy sult, in liefde sterck,
 
Barmherticheyt bewijsen,
 
Dat ghy sult houden s'vrijheyts wet
 
Den armen, in sijn plaets geset,
 
Hier cleeden ende spijsenGa naar voetnoot(1).

Zoo werd mede in 1616 een Spel van Sinne te Amsterdam vertoond op de tweede loterij van het arme oude- mannen- en vrouwengasthuis, op den regel:

 
Laet meest elck een door liefd' tot d'armen hem beweghen:
 
Soo erft hij Godes rijck, en hier zijn milden zeghen.

Dit tooneel was geschreven door Abraham de Koningh, den bekenden Vlaamschen vluchteling. Ook deze maakte zich, naast Bredero en zoo vele andere Rederijkers, verdienstelijk ten opzichte diens schouwburgs, waar Vondel het opschrift voor vervaardigde:

 
De bijen gaeren hier het eêlste dat zij lezen,
 
Om d'ouden stok te voên en de ouderlooze weezen.
voetnoot(1)
Virgilius, Georgica, Lib. I.
voetnoot(1)
Zie daarover Willems, Verhandeling over de Nederl. taalen letterk. II, bl. 4-5, welke schrijver dienaangaande in polemiek is gekomen met den priester Buelens; zie ook Pr. van Duyse, Nalatenschap van J.-F., Willems, Dicht- en Tooneelstukken. Gent, 1856, bl. LXIX vlg.
voetnoot(2)
Claude de Clerck en Lambrecht.
voetnoot(3)
Willems, t.a.p., bl. 5, art. 1.
voetnoot(4)
Men zie in de Bibliotheca Hulthemiana, IV, bl. 25, de rubriek Catalogue des livres défendus, waar de indexen der Universiteit van Loven van 1546 en 1550 opgegeven worden. Men vindt die indexen o.a. in Tweeden druck van den eersten bouck der Ordonnancien, Statuten, Edicten ende Placcaerten.... van Vlaenderen. Ghendt 1639, bl. 145, vlg. dl. I.
voetnoot(5)
Censura libellorum scholasticalium quos Reverendissimus Dominus Joannes Malderus, episcopus Antverpiensis, vetuit praelegi vel etiam divendi, anno 1621.
voetnoot(1)
Zou dit Casteleyn's, in den grond goddeloos stuk zijn?
voetnoot(2)
J. van Dale's werk.
voetnoot(1)
Chronique rimée de Ph. Mouskes publiée par le Baron de Reiffenberg, Brux. 1838, II, bl. 866.
voetnoot(2)
Chr. van Lom, Beschryving der stad Lier, 's Graav., 1740, bl. 244.

voetnoot(1)
Opnieuw uitgegeven door Snellaert in Belg. Mus., X (1846), bl. 322-6. Men leest aldaar, bl. 338, dat dit stuk werd gedrukt te Dordrecht in 1592, en te Gorichem, bij Jan van Haensberch in 1608.
voetnoot(2)
Gedrukt te Middelburg in 1592; herdrukt door Snellaert, t.a.p., bl. 327.

voetnoot(1)
Van Ertborn, bl. 17.
voetnoot(2)
W. de Clercq, Prijsverhandeling.
voetnoot(1)
Pars, Katwijksche oudheden, bl. 227-231.
voetnoot(2)
Der Reden-ryckers stichtighe tsamencomste, Schiedam (1603).
voetnoot(3)
Zwol, 1607.
voetnoot(1)
T.a.p., sign. Q IIvo vlg.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken