Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2 (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2
Afbeelding van Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (15.21 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2

(1854)–Prudens van Duyse–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 213]
[p. 213]

Vijftiende hoofdstuk.
Over de maat der oude Naamwoorden.

[pagina 215]
[p. 215]

Vijftiende hoofdstuk.
Over de maat der oude naamwoorden.

Niet zelden vindt men bij sommige dichters misslagen, begaan in de spelling en de maat van grieksche of latijnsche namen en woorden, tot de oude verdichtselen, Aardrijkskunde of Geschiedenis behoorende.

Onder hem die daarin hebben misgetast, komt de zanger der Hollandsche natie wel het meest in aanmerking. Wiselius, die, zoo wij meen en, uit vroeger verschil van staatkundige gevoelens, hem niet zeer genegen was, kan in zijne twee tegen hem uitgegevene factums, het eene in prosa, het andere in dichtmaat, dien andersins met recht beroemden zanger wat stiefvaderlijk behandeld hebben.Ga naar voetnoot(1); maar zeker is het dat fouten zoo grof als Helmers tegen de schrijfwijze en maat der oude namen beging, onvergefelijk, en ook bij hem onverklaarbaar zijn.

Zoo beklemtoonde hij in Parnas de eerste syllabe, en stelde de tweede in Thalia beklemtoond; ofschoon hij die fout niet altijd beging. Peneus en Iachus maakte hij tot woorden van twee lettergrepen in plaats van drie; in Chili plaatste hij verkeerdelijk de klemtoon op de tweede syllabe, en schreef Ganimedes voor Ganymedes, Phlistus voor

[pagina 216]
[p. 216]

Plistas, Delphos voor Delphi, Pompeus voor Pompeius. Zoo leest men bijv. in zijn voormeld werk:

 
........ Wie kan noemen,
 
Wie volgen 't keurmuziek, waarop onze eeuw mag roemen.
 
Hier B͞achŭs, P͞ap̆ir̅us, Ch̅il̅i, Ĭdōmĕne̅us,
 
Daer P͞arn̆as, Du̅il̆iu̅s, ginds Th̅al̆iã, Thĕs̅eus,
 
Of Pe̅nĕus en Stŭa͞rt.......

Dat het niet veel beter uitziet bij de vlaamsche poëten, ware niet moeielijk te bewijzen. Bij Ledeganck, een der besten, vindt men:

 
O eedle beeldhouwkunst, wen Pr̅ax̆it̅lĕs hand
 
Den steilen beitel voert.

En de volgende, waarlijk al te lompe fout, voor een man, die blijkens zijne voorrede advocaat was, en dus met de geleerde talen bekend moest zijn:

 
't Rijke en magtige Bulgarie
 
Is op weidsche steden prat:
 
Op Sophie en Nicopo̅lis!

Ook de Laet, en van Rijswijck hebben hier den bal misgeslagen. Ik zelf heb in 't woord Off͞erus voor Offĕrus, blijkbaar uit Christophŏros, als van f̆ero, afgeleid, mij misgrepen. Maar niemand heeft de slordigheid verder gedreven, dan de Antwerpsche vertaler van Dante's divina comedia. Vooral heeft hij aan het slot van den vierden zang de eigennamen, daar in groot getal voorkomende, op eene erbarmelijke wijze verminkt zoo in maat als in spelling:

 
Io vidi Elettra con molti compagni, &a.

giet hij aldus over:

 
Electra stond omringd van velen; ik
 
Erkende Hektor, En̆as bij hem
 
In wapens, Caesar met zijn arendsblik.
 
 
 
Pentesilec, Camilla zag ik aan
 
Den andren kant, en Koning Latinus
 
Zag 'k met Leonia zijn dochter staen, - enz.
[pagina 217]
[p. 217]

Maar wij zullen niet verder afschrijven: de verontwaardiging qui vaut un Apollon, doet onze pen stilstaan.

Men verwijt den Franschen dat zij de eigennamen deerlijk mishandelen; hetgeen veelal uit hun verkorten van de laatste syllabe eens woords ontstaat; maar hun Brute, voor Brutus (gelijk die verfranschte naam ook voorkomt in 't onlangs zoo hoog opgevijzelde treurspel Lucrèce door Ponsard) stuit ons minder dan de namen door van Kerckhoven hier, om der maats wille, op 't onprosodische Procrustus bed uitgerekt, of ingekrompen.

Wie met het latijn niet bekend zijn en nimmer den Gradus ad parnassum in de hand genomen hebben, kunnen zich den Prosodist door Adriani of de Woordenlijst voor spelling en uitspraak, door d' Hulster (Gent, 1839) aanschaffen. In de voorrede van dit laatste werk, zegt de geleerde schrijver: ‘De onderwijzers weten bij dagelijksche ondervinding, hoe de jongelingen, wanneer zij overluid lezen, de eigennamen gemeenlijk martelen, en de lange en korte lettergrepen jammerlijk overhoop smijten, zeggende, bijv. Socrátes, Themistócles enz.’ Ongelukkiglijk, bepaalt zich dit gebrek niet tot leerlingen: ook zoogezegde letterkundigen zijn er mede besmet; en zelfs bij deze beunhazen bepaalt zich de verkeerde syllabenklemming tot de eigennamen niet: daar zijn er die de ro̅man, de histori̅sche, de poëti̅sche werken zeggen:

 
Et tum mirifice sperabat sese esse locutum,

Gelijk de Arrius, van wien Catullus gewaagt. Zeker, moet zulke uitspraak ons in den mond van menschen, die krachtens een diploma, aanspraak hebben op den titel van hooggeleerden, dubbel hinderlijk voorkomen.

‘Laten wij den franschen het verkrachten der eigennamen over: het is al te ergerlijk voor ons, mannen van het Noorden, als wij dien verweekten tongslag der Zuiderlingen bij onze broeders wedervinden, en hen de namen van onze grootste mannen op eene erbarmelijke wijze hooren radbraken. Een mijner Kunstvrienden woonde laatst eene samenspraak van twee verfranschten bij, van welken de

[pagina 218]
[p. 218]

eene zeide: Je ne connais pas ce Rúbens (op zijn vlaamsch uitgesproken) qu'on dit né à Cologne; mais je connais Rubéns (op zijn fransch uitgesproken) né à Anvers; et c'est celui-là qui est ce fameux peintre.’

Omtrent het gebruik der hebreeuwsche namen zij 't genoeg met d' Hulster aan te merken, dat Adriani de schriftuurlijke namen volgens 't gebruik der hervormde kerk heeft gesteld, als Ahasveros voor Assuerus, Bathseba voor Bethsabe; terwijl de gentsche leeraar een zeldzaam werkjen (Hebroea nomina, Antw., Plant, 1565) tot leiddraad heeft genomenGa naar voetnoot(1).

voetnoot(1)
Brief aan den heere J.F. Helmers; verschenen bij de uitgave van het eerste deel zijner gedichten. Amst. 1829. Welmeenende toespraak aan jeugdige dichters, 1825. Helmers verstond de oude talen niet, maar had, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, de beste modellen der oudheid vooral in 't Italiaansch bestudeerd, in welke taal er eenige uitmuntende overzettingen van bestaan.
voetnoot(1)
Het woord Barabbas ontfangt, volgens die spelling, den klemtoon niet op de eerste, maar op de tweede lettergreep (Werken der leydsche Maatschappij van nederl. letterkunde, D. II, blz. 76).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken