Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De broeders (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De broeders
Afbeelding van De broedersToon afbeelding van titelpagina van De broeders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel
toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De broeders

(1894)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]
OPGEDRAGEN AAN
KAREL ALBERDINGK THIJM
in erkentelijkheid voor veel vriendschap en begrijpen.
[pagina 5]
[p. 5]

De broeders. Tragedie van het recht.
In zestien acten.

[pagina 6]
[p. 6]
 
Met bonten schijn en ongelijke stemmen
 
zal ik doen gaan, fantastisch, voor den geest
 
een zonderling bewegend beeldenspel.
 
Merkt rustig op en laat uw zielen blank
 
waar ik wil schrijven, stil van eigen stem,
 
effen als spieg'lend water, zoolang duurt
 
de wond're stoet, want in aandachtigheid
 
alleen ontbloeit hun diep're harmonie.
[pagina 7]
[p. 7]

1e Acte.

 
De zeven zusters, die der menschen ziel
 
verbeelde' en haar veelvoudige structuur,
 
die komen eerst.
 
Het landschap is een breede
 
bergweide, groen, ópglooiend tot de kim.
 
Het is bij 't einde van den nacht, een grauw
 
groenachtig licht, als onder water, vult
 
de lucht, men ziet niet waar de zon.
 
Maar witte, stille nevelslangen glijden
 
over het veld óp naar den horizon.
[pagina 8]
[p. 8]
 
Een ster boort door der kimme nevelrand.
 
Hoog aan den hemel bleekt de lucht wit-blauw.
 
 
 
De zeven schrijden luchtig over 't veld
 
haar armen met de vingeren verbonden.
 
Zang der Zeven.
 
- ‘Agni, die uit d'oceaan
 
straks het gouden hart gaat beuren,
 
laat uw bloedig vóórlicht scheuren
 
nu den nevel, want wij gaan
 
u begroeten aan de stranden
 
waar 't vereenigd volkrenheer
 
rond den rook der offeranden
 
staat en wacht uw wederkeer.’ -
 
Zoo zingen zij. Daarop de derde⁀alleen,
 
van naam gedachte, van kleed ivoorwit:
 
de Derde.
 
- ‘Zusters, houdt de handen saam,
 
zoolang hooger niet gestegen
[pagina 9]
[p. 9]
 
is de dag.
 
Roept den naam! Roept den naam!
 
Laat gezangen, laat gelach
 
luiden langs uw vroege wegen.
 
Nog ligt weifeling over de weien,
 
Wilt niet scheien! wilt niet scheien!
 
Nevelsluier houdt verborgen
 
ter dood leidende valleien.
 
Wacht den morgen! wacht den morgen!
 
Zusters, houdt de handen saam,
 
roept den naam!
 
de Zeven.
 
Agni, lichtende, veilige!
 
Agni, heldere, heilige! -
 
die de volkeren wekt, die de werelden drenkt met licht!’ -
 
Nu zegt de vierde zuster, die van allen
 
wel 't meest bekoort door gratie van gestalt, -
 
haar kleed is wit en rose, vlinder-vlerkjes
 
heeft ze, zij is 't, die psyche wordt genoemd -:
[pagina 10]
[p. 10]
 
de Vierde (Psyche).
 
- ‘Over de weien in den koelen dauw
 
laten wij graag de vlugge voeten glijen,
 
maar bij ons zijn er, die zich wild verblijen
 
in d'ongewissen schemer en het flauw
 
nevelgeglans des morgens die nog toeft,
 
daar hun teer wezen matiging behoeft
 
door twijfel-lommer van des voldags branden
 
als 't varenloof in vochtige waranden.’ -
 
En de drie jongsten, - purper, paarsch en groen
 
zijn haar gewaden, wapp'rend langs de bloemen, -
 
maken zich los, in uitgelaten dans.
 
Zij zijn van sterflijke natuur, aan stof
 
verknocht, leefkracht, schim, lichaam hare namen:
 
de Vijfde.
 
- ‘Maar ik wil voelen den koelen schauw,
 
maar ik wil drinken den blinkenden dauw,
 
zal die de dag niet verdrogen?
[pagina 11]
[p. 11]
 
de Zesde.
 
Zie door het bevende nevelrijk
 
kom ik, een levende veder gelijk
 
schielijk gevlogen.
 
de Zevende.
 
O als het oost nog maar droomerig licht
 
door 't rozige donker der lucht als een schicht
 
met hangendë armen te glijen,
 
dat is verblijen! dat is verblijen!
 
Psyche.
 
Dat ik het lenige nevelkleed
 
als streelend fluweel langs mijn leden weet,
 
langs mijn zachte, zijïge zijen,
 
dat is verblijen! dat is verblijen!’ -
 
Bij hun wild spel, zegt dan der zustren oudste,
 
wier naam is atman, dat is: Adem Gods, -
 
haar kleed glanst rein-blank, met een eigen glans,
[pagina 12]
[p. 12]
 
naast haar de tweede gaat, wier naam is 't woord,
 
in geel kleedij, met goudglans aan de zoomen,
 
maar nog versomberd door de schemering: -
 
de Oudste (Atmân).
 
- ‘..... Kinderen, ga bij 't spelen niet te vèr
 
dat u mijn stem immer vinde......
 
de Tweede.
 
Godlijke Zuster, maar zoo hen verblindde
 
dë al te schitterende morgenster,
 
die in het dagen sterft? Zie, Lucifer
 
is wel zóó schoon, hij vreest het dagen niet,
 
zijn bleekheid overschijnt het morgenbleek en niet
 
weifelt zijn licht in 't jonge weifellicht.
 
Zuster, zij zullen dolen als 't gezicht
 
der zonne mart achter de strakke kim
 
en Lucifer zijn tintelend geglim,
 
innig beperkt, zoo hevig fonk'len laat.
 
de Derde.
 
Maar kondigt niet zijn gloor de dageraad,
 
en duidt zijn fijn gevonk niet scherp de richting
[pagina 13]
[p. 13]
 
van waar wij wachten des Heelals verlichting?
 
Rust dan van vreugde, lust'ge zust'ren, niet
 
zoekend den dag, verbonden door het lied.
 
Zang der zeven.
 
Harmakhis, die uit de vochte
 
vloeden het geweldig licht
 
heft, verheerlijkend wie zochten
 
aanblik van dat heil-gezicht,
 
Kom ons aanzien, over transen
 
van uw nachtelijke hal,
 
werp de lange vlammenlansen,
 
Richter, door uw Wereld-al.
 
 
 
Stralende dooder des nachts,
 
die de zeeën met luister belegt,
 
die de volkeren wekt, die de werelden drenkt met licht!
 
de Tweede.
 
O goede! houd uw glinsterend gezicht
 
van wie daar spelen niet lang weggericht.
 
Uw zust'ren hebben het te zeer van noode.
[pagina 14]
[p. 14]
 
Zie, die zoo zacht gevleugeld is, ter doode
 
voert haar gewis de jonge dartelheid.
 
En is zij niet de schoonst' en liefste⁀en zijt
 
Atmân, gij-zelf haar niet het meest genegen?
 
Zoo wend uw aanschijn weer die jong'ren tegen,
 
dat zij u volgen kunnen veiliger
 
en hen uw stem en reine schijn verbinde. -
 
Atmân.
 
..... Kinderen, ga bij 't spelen niet te vèr,
 
dat u mijn stem immer vinde.....’ -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken