Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ellen. Een lied van de smart (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ellen. Een lied van de smart
Afbeelding van Ellen. Een lied van de smartToon afbeelding van titelpagina van Ellen. Een lied van de smart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (2.49 MB)

ebook (3.99 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ellen. Een lied van de smart

(1936)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 2]
[p. t.o. 2]


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]
To that rare and exquisite human soul, whose serene harmony of beauty and sorrow inspired these verses.
[pagina 7]
[p. 7]

Introductie

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie

 
STEM
 
Als goddelijke banneling
 
In eenen waereldlijken kring
 
Stil zich beweegend, zonder hoon,
 
Wanend hen laag, - zich Goodenzoon, -
 
 
 
Een vreemd kind in een vreemd geslacht,
 
Heeft hij zich bitterlijk gedacht,
 
Zacht-donkre Deemoed toen gedaan
 
Dicht om zijn helder Godsbestaan,
 
 
 
Dat rein dit bleev' - en onontwijd
 
Zijn droef-gezonken majesteit,
 
Laatst, kost'lijk erfgoed, door 't geringe
 
Laag-denkend volk der waereldlingen.
 
 
 
Den wilden Kooningstrots in dwang
 
Grimmiglijk houdend, was zijn gang
 
Zacht onder menschen - ja! zij zagen
 
Hem 't leed der ballingschap niet dragen.
 
 
[pagina 10]
[p. 10]
 
Maar - zooals 'n kind in vreemd gezin,
 
Na schreiend mokken, zich wat in
 
Al 't vreemde dat er om hem leeft
 
Vermeit, daar 't toch niet ander heeft,
 
 
 
Zoo, - als met knapen van de straat
 
Een prinsje, dat toch zijnen staat
 
Nooit gansch vergeet, - heeft hij gespeeld
 
Van Liefde, Eer en Roem, - gedeeld
 
 
 
Droefheid en vreugde, - ja! ook wel
 
Hartstocht. Maar ontbrandend snel
 
In gloed van schaamte, zoo hij had
 
Van zijn in-innerlijken schat
 
 
 
Goud-woord getoond aan menschen-oog,
 
Uit hoovaardij. Want dan bedroog
 
Hij 't liefste Zelf, - daar niet gevonden
 
Werden op aarde, die 't verstonden.
[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

 
REI
 
Wondere die in dit Leeven leeft,
 
Groot in Geheimenis, Vreemd in Beweegen,
 
Gij wilt versteeken U, allerweegen,
 
Dat zich niet kent wat Uw leeven heeft.
 
Gij bloeit in bloemen rood, maar ook uit wonden
 
Wilt Gij rood bloeden, Wonderrood-Strijdende!
 
Waarom heeft 't hart dan, het U belijdende,
 
Nog in geen ander Uw Gloed gevonden? -
 
 
 
't Menschkind, dat in Uw glorie staat,
 
Waant zich hoogmoediglijk éen in genade,
 
Toch zijt Gij eeuwig in ál 't gesmade,
 
Goudkern van Liefde in Steen van Haat.
[pagina 12]
[p. 12]
 
Veel - veel - wit madelieven staan,
 
Goudene hartjes in 't sneeuwwit-gespreide,
 
Zien niet elkanderen, - elk zich 't benijde
 
Zonnekind wanend, zien zij den Vader aan.
 
 
 
Vader! zeg hun, dat Gij in allen woont,
 
Buig den hoogmoedigen, oopen den digt-
 
nog gevouwenen kelk, dat elk aan allen toont
 
Uw licht Zonnegezicht. -
[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

 
STEM
 
Zoo nooit des menschen dagen staan
 
In vlammen gansch, zoo niet opgaan
 
Al zijn gedachten, uur aan uur,
 
In éénen brand, in één hel vuur,
 
 
 
Zoo zal hij zwaar zijn zielshart dragen,
 
Als moeders een dood kind, gestagen
 
Last van oneindig heil verlooren,
 
Koud lijk van hartstocht ongebooren.
 
 
 
Zoo was het deezen en hij deed
 
Zijn plicht van goedheid, taak van leed,
 
Droevig door schoonheid onbewust,
 
Rustend doodstil in hem, als rust
 
 
[pagina 14]
[p. 14]
 
Een koel bergmeer in diepen nacht. -
 
Op hoogen rotsenrand hield wacht
 
Hoogmoed, - maar wat wachter zal
 
Uitsluiten 't licht, zoo 't ooveral
 
 
 
Opstijgend langs de heemelwanden,
 
In goudval ooverstort de randen
 
Der donkere vallei? - Toen lag
 
't Wonderschoon meer in lichten dag. -
[pagina 15]
[p. 15]


illustratie

 
REI
 
Menschenziel, in uw droeve verdonkering!
 
Nu rijst het Licht, door geen licht gevoed, -
 
Maar het zal rijzen in tranen-lichtfonkeling
 
En in den glans, in den glans van bloed.
 
 
 
Ster-gelijk dagen de luid, luid klagende
 
Vlammengestalten, met traag geruisch
 
Van zuchten, van steenen, van ligt, ligt weenen -
 
Zij bouwen van marmer, glinsterend zwart,
 
Hun aardsch rouwpaleis, hun waereldsche huis
 
Der smart, der Godlijke smart. -
[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

 
STEM
 
Toen ging hij oover de landen stil,
 
De landen zijner mijmeringen
 
En zag den nieuwen glans der dingen
 
Zoo vreemd! - En als een vrouw, die wil
 
 
 
Nu 't fiere lijf wel eindlijk geeven
 
Den man, den sterken, nooit verwachten,
 
Schoon zij naar innigste gedachten
 
Wel eeuwig maagd wou zijn gebleeven,
 
 
 
Zoo zonk zijn fiere ziel, zich gansch
 
Nu geevend, - in lust ontbloeiende, -
 
Juich-lachend om den schoonen glans,
 
En kuste het vuur, het felle, wit-gloeiende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken