Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ellen. Een lied van de smart (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ellen. Een lied van de smart
Afbeelding van Ellen. Een lied van de smartToon afbeelding van titelpagina van Ellen. Een lied van de smart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (2.49 MB)

ebook (3.99 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ellen. Een lied van de smart

(1936)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Intermezzo

[pagina 33]
[p. 33]


illustratie

 
STEM
 
Maar vuur is vuur, men kan 't niet moeien
 
Smarteloos, zonder klachten -
 
Wie met het donkre waereldlijf wil trachten
 
Naar eeuwig licht, hem zal het lichtvuur schroeien.
 
 
 
O deeze arme! die heeft willen dooden
 
Het sterke, leevende leed,
 
Het doodsleed der ziel, het schoone, roode,
 
Bloedende lijden! Wee hem! wee hem! het deed
 
Hem na vergaan. Nu moet hij wel vaststaan,
 
Zoo hij wil redden beiden van het kwaad,
 
Van 't eenig, eeuwig booze dat licht haat,
 
't Lichtschuuwe kwaad der doodsbegeerte, dat maar wil
 
Rust, duisternis, lang, zwijgend, donker, stil,
 
Genade-loos. -
[pagina 34]
[p. 34]
 
O maar het lijden is in zich Genade
 
Voor wie zeer sterk is, want hij zal altoos
 
Erkennen, bij den gloed van zijn arm lijfs verbranden,
 
Den donkren, diepen needergang van 't kwade
 
Dat leedig is. Zoo zal hij 't hart niet neigen
 
In vrees, wèlweetende te stijgen
 
Door vlammensfeeren naar hooglichte landen.
 
 
 
Zie! hij was ziende, wist dat zou gebeuren
 
Het droef verwoesten, het starwreed verscheuren
 
Van zijn lief zinnenmooi, zijn rijke oogentooi -
 
Maar door den valen, wisselenden neeveel zag
 
Hij ver in diepblaauw, vast, wit stralend sterredag.
 
 
 
Klaagzangen vielen op zijn donker spoor,
 
Goudzaden licht in droef-gedolven voor.
[pagina 35]
[p. 35]


illustratie

I.

 
Mijn verlangen is fel als het vuur en groot,
 
Groot als het leeven, sterk als de dood.
 
Het heeft in mijn ziel als een wreed, wild beest
 
Vermoord al het levendë om zich heen -
 
Als een boom, met kronkelwortels omgroeyende,
 
Met schaduw doodend wat was geweest
 
Het schoonste, teerst bloeyende, -
 
Van àl dat leeven is niet gebleeven
 
Als verlangen, verlangen alleen.
 
Ik gevoel het gestadig, ik voel het branden,
 
Rusteloos branden uur aan uur,
 
Dieper in mij, verder in mij, als vuur
 
Van een mijn, die brandt onder groene landen
 
Waarop menschen wandelen, huizen staan -
 
Het zal uitbarsten, het zal uitslaan
 
Met blinde verschrikking in den nacht,
 
Ooveral, onverwacht. -
[pagina 36]
[p. 36]
 
Dat heeft één kleine vonk gedaan,
 
Eén kleine vonk, één gloeyend woord
 
Is zacht koomen vallen, is stil gehoord,
 
Is stil blijven liggen, een klein, rood licht
 
Dat grooter werd, grooter werd, als een oog
 
Dat zich oopent in een zwart aangezicht -
 
Niemand heeft het gezien, - tot hoog
 
Plotseling uitbrak de woedende, wilde
 
Vlammenmacht, die geen God meer stilde.
 
Eén brand van begeerte, - één dorst, één jacht
 
Is morgen en avond - is dag, is nacht -
 
Licht komt, licht gaat,
 
Maar bij liggen, bij opstaan, bij slaap, bij wacht
 
Verlangen getrouwelijk naast mij staat.
 
Ik strek mijn hand in het duister niet
 
Of ik voel zijn handen
 
En mijn oog ziet, eer het de scheemering ziet,
 
Zijn oogen branden.
 
 
 
Ik weet, verlangen zal bij mij zijn,
 
Niet van mij wijken, wanneer begint
 
Mijn gang door de dingen des daags, tot ik vind
 
Den nacht, die mij wacht met nieuwe pijn.
 
Dicht booven al mijn schuuwe gedachten.
[pagina 37]
[p. 37]
 
Zal het hangen, een donderwolk, zwart en laag,
 
In somber wachten
 
Dreigend met onheil, dreigend gestaag... -
 
 
 
O mijn verlangen, mijn lief, wreed verlangen!
 
Wat wilt gij dan?
 
Houdt gij niet lang dit weerloos hart gevangen,
 
Dat het u haten noch verlaten kan?
 
Hoe doet gij zooveel slagen mij nog dragen,
 
Waartoe het afgemarteld wild nog jagen,
 
Dat voor uw voeten ligt en wacht den dood,
 
Maar niet kan haten wien het bang ontvlood?
[pagina 38]
[p. 38]


illustratie

II.

 
Hoe ligt mijn hoofd nu zoo verslagen,
 
Zoo droef geboogen tot den grond.
 
Nu het zijn eersten dag zag dagen -
 
Kon het dan àl den glans niet dragen
 
Dier glorie-rijke morgenstond?
 
 
 
Hoe is mijn arme ziel gevangen,
 
In een schoon toovernet geleid,
 
Waar, in goudweefsel van verlangen,
 
Brandende glinster-tranen hangen
 
Der bitterste rampzaligheid!
[pagina 39]
[p. 39]


illustratie

III.

 
O mocht ik bouwen om uw lieve ziel,
 
Mijn schat! voor altijd een hoog huis van vreede.
[pagina 40]
[p. 40]


illustratie

 
STEM.
 
De mist der tijden scheurde. Toen riep hij
 
Met eigen stem haar aardschen Dood nabij,
 
Kennend zijn daad in hare kracht vol-goed -
 
En als klokluiden heengalmt naar den stoet
 
Der doode, die wordt stil ver weggedragen,
 
Zoo volgt het statig lied zijn Lief verslagen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken