Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900
Afbeelding van Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900Toon afbeelding van titelpagina van Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.27 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W. van Tricht



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900

(1971)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[1899]

7 januari

Nog al koud, twee dagen prachtig weer geweest. Van morgen grijs. ▫ Ik was in Arnhem. Ik heb gister en eergister op illustratie geweest. Ik keer terug in mijn hut-vrede. Ik ben zeer gelukkig geweest. Ik maakte nog 12 verzen en gaf die aan de N.G. Het is nu alles zoo goed als het kan.

16 januari

Stormachtig, zoel, veel regen. ▫ Er is nog weer een moeielijkheid gerezen omdat B. niet begreep dat ik door bleef spitten toen ze op Walden kwam. Maar eergister was ik er zeer vredig. Ik ben weer voortgegaan aan den roman. De uiterlijke stoornissen zijn weer overwonnen. Ik bekommer mij niet meer. Het is beroerd weer door den gestadigen regen. Dit geeft de kleine moeielijkheden buiten die niet zwaar zijn te dragen. Mijn hut begint te lekken evenals die van Bauer. Nu moeten er herstellingen aan gedaan worden. Dat alles zal den zomer des te zoeter maken. Gister was Gerlof hier.

[pagina 453]
[p. 453]

aant.

19 januari

Nog steeds zoel, stormachtig en regenachtig. ▫ Ik sliep weer niet lekker, en had pijn aan mijn rechter pols, die ik vroeger verstuikt heb. Van morgen ziet alles voor 't eerst er weer wat heuchelijker uit. Het huis begint te vorderen, en we werken met ons allen nog al prettig. Jan de Waardt, Jan de Graaf, Willem, Langelaar en ik aan 't boomen kappen en versjouwen.

30 januari

Een paar dagen vorst. Nu mistig, stil, ruigberijpt. ▫ Ik was weer een dag of tien uit logeeren thuis. Druk met mijn boeken inpakken en brieven verbranden. Zondag tocht te paard naar Uithoorn/ 4½ uur te paard gezeten. De Ipenburg's gezien. Het gaat alles vrij goed. Met B. is alles nu goed en veilig. Ze heeft bij ons haar brieven gesorteerd en verbrand. Ik kom veel op de R.K.Z.V. waar ik 4 patiënten heb. De tocht Zondag was mooi, stil, met prachtige wolken en het oud-Hollandsche Amstel-land. 's Avonds met Matthes gepraat, hij vertelde van zijn ondernemingen. Hij is een gentleman en het is mij aangenaam dat wij ons zoo wel verhouden terwijl we zooveel verschillen. Dat is goed voor beiden.

1 februari

Sneeuw. De eerste sneeuw op Walden. ▫ Ik sliep van nacht weer in de hut, maar had het nog al koud.

6 februari

Gister veel sneeuw. 's Avonds dooi. Van morgen echter strenge vorst met Oostenwind en helder weer. ▫ Ik sliep in de hut, heerlijk en had het goed warm. Ik leg 's avonds het vuur klaar en steek dat om 7 uur aan. ▫ Ik was zaterdag even op illustratie. Ik lees Salzmann. Een enkele overweging: dat aphasie en woordblindheid ontstaat door een vernietiging van een deel der hersenen, dus dat bij geheele vernietiging taal en taalbegrip eveneens te loor moeten gaan, vervolgt mij dagen.

10 februari

Snelle temp. wisseling. Het is van daag een voorjaarsdag, of koele zomerdag. Misschien 55o. Wind en zon. De sneeuw is in twee dagen tijd door

[pagina 454]
[p. 454]

harde regens verdwenen. ▫ Vrij goed. Martha is ongesteld en neerslachtig geweest. Daardoor even onaangenaamheden. Maar gister maakte ze dat weer goed. De verhuizing begint. Ik werk met Jan aan den weg, om de oprij met puin hard te maken. Ik ben van plan een derde toespraak voor arbeiders te houden en die als brochure uit te geven.

19 februari

Van daag mist. Gister een prachtige stille, zonnige, warme dag. Martha's verjaardag. ▫ De verhuizing is afgeloopen. Het is vrij glad gegaan. De laatste dagen op Dennekamp waren melancholiek. Nog lang bleef ik er thuis voelen, zoolang er warmte en eten was. Eindelijk werd het als een afgeknaagd skelet, en ik griezelde er van. Het nieuwe huis is mooi en gezellig. Een paar moeielijkheden en prikkelbaarheden. Ook met de jongens. O ik heb zoo'n verdriet om elke ruwheid, scherpte of heftigheid waartoe ik me laat verleiden. En vooral met Paul of met Martha is het soms zoo moeielijk. O mocht ik toch nimmer ruw zijn, of scherp. Wie groote kracht voelt is zacht. Alle ruwheid of scherpte is zwakheid. ▫ Ik vreesde eerst, dat de hut-vrede zou aangetast worden, maar 't is hier even eenzaam en vredig. Ik zou in 't huis niet aarden, het is te mooi. Maar ik vind het prettig er te mogen komen. Maar men maakt het zich erg lastig, om gemak.

De Gorters kwamen Martha feliciteeren. Ook was er Carry, Bertha, Frouke, Jo van Gogh, Suze Bauer, 's avonds Adriaan van Oordt. ▫ Nu ga ik weer in 't veld werken en aan mijn boek schrijven hoop ik. ▫ Van daag komt B. hierheen. Ik was er deze week 2 ×. Het waren lieve uren.

woensdag 22 februari

Prachtig zonnig stil weer. Van nacht gevroren. ▫ Gister at Bauer bij ons en Martha was zooals in oude tijden vroolijk. In haar witte kostuum. Ik sliep van nacht zeer slecht. Ik kon niet in slaap komen. Het was al de tweede nacht zoo. Ik voelde niet ongelukkig of onrustig, en mijn gedachten waren opgewekt. Maar ik werd er toch naar en verdrietig van. Van morgen was Martha zeer grommig. Ik zei ‘'s morgens is het hier nooit heel prettig’. Toen zei ze ‘neen vooral als jij hier komt’. Toen zei ik: ‘Goed, dan ga ik bij Bauer ontbijten.’ En dat deed ik. Ik heb in 't bosch gewerkt om mijn hut en het is zeer stil hier.

[pagina 455]
[p. 455]

aant.

23 februari

Van nacht flink gevroren. Van daag weer prachtig, stil en zonnig. ▫ Ik sliep van 10 tot 7 uur aan één stuk en stond toen dadelijk verkwikt op. Eerst de jongens in hun bad geholpen, toen naar Cruysbergen. Na 't ontbijt hout opgebonden in bossen bij de hut. Meezen en kuif leeuwrikjes rondom. Ik ben nu veel beter.

maandag 27 februari

Strenge vorst des nachts. Overdag helder en zonnig, maar zeer koude N.O.wind. ▫ Het was van morgen zoo koud dat we ons allemaal niet prettig voelden. Hans huilde en voelde zich erg ongelukkig. Het was koud in 't nieuwe huis. Ik heb boomen gehakt aan de overkant.

Gister morgen las ik met Hans de Bergrede. Paul is door Marius geteekend in zijn harlekijnspakje. En van daag ging hij er mee naar school. Ik slaap goed en sta nog altijd om zeven uur op.

donderdag 2 maart

De wind is westelijk geworden en het vriest niet meer. Maar het is nog even zonnig. ▫ Eergister las ik Lioba in Zutphen. Ik vond naar om er heen te gaan. De lezing zelf was een succes en ik dacht dat het alles mee-viel. Bij van den Bergh van Eysinga gelogeerd. Maar ziet, de gevolgen bleven niet uit. Van morgen was ik gehcel uit mijn evenwicht. Een N.Gids aflevering deprimeerde me en tot nu toe (5 uur) was ik ontevreden en verdrietig. Ik denk dat het de ijdelheidsprikkeling was, die zich nu wreekt. De hut redt mij nu weer. Ik moet dan maar geruimen tijd hier stil zijn en zoo wat werken in 't bosch.

Ik ben blij dat Ipenburg een man is die geloof ik deugt voor wat ik bedoel. Ik geloof dat dit een gelukkige tref geweest is. Ik ben voorbereid op allerlei teleurstelling. Maar 't lijkt me of ik in het vinden van menschen geluk heb. Maar 't is waar dat ik de goeden uit velen zoek en vasthou. En toch ben ik zeer wantrouwend in mezelf, wat de eerste indruk betreft.

donderdag 9 maart

Het vriest niet meer. Van daag Zuidelijke wind, bedekte lucht, en wat regendroppels. Het was anders weken lang droog. ▫ Hans is een paar dagen

[pagina 456]
[p. 456]

aant.
ziek geweest, waardoor ik mij erg ongelukkig voelde. Maar hij is beter en ik heb mij weer hersteld. Ik schrijf nu aan de rede voor werklui. Ik deed dat eerst op de Lelie, maar nu weer in de hut. Van Oordt is gister gekomen met een groote verhuisboel.

zaterdag 11 maart

Heerlijk weer, warme zon en Z.wind. ▫ Gister was B. weer onlief tegen mij. Ik ben minder geduldig dan vroeger met haar, want ouderdom maakt minder buigsaam. Maar ik heb haar ook verwend. Ik heb weer booze aanvechtingen gehad. Ik kan ze op 't oogenblik zelf minder goed weerstaan, lijkt me. Maar ze zijn nu weer weg.

Ik sliep veel en zwaar van nacht. Mijn lezing was Donderdag af. Het is wel zoo als Maeterlinck zei, het geluk is een gestadig tevreden zijn onder duizend kleine onaangenaamheden. Bovendien echter heb ik toch ook wel dat intensief vredige en gelukkige. Nu, terwijl ik dit schrijf, voel ik zeer rustig en dankbaar.

donderdag 16 maart

Een paar dagen prachtig zomerweer, gister aten we met alle ramen open. Van daag stil en bewolkt. ▫ Eergister de avond in d'Geelvink. Het was een vredige dag. De vorige dagen was ik gekwetst door de woede van Jet Holst, waarover ik mij bedroefd maakte. Dinsdag voelde ik mij heel zacht worden en dat was erg gelukkig. Ik was toen ook besloten nooit aan eenige bittere gevoelens toe te geven. Dat deed mij sterk en rustig voelen. Na de lezing werd ik aangevallen en bespot, en het was een mij nog onbekende gewaarwording van vrede en kalmte. Ik denk de voldoening dat het mij niet kwetste. Misschien ook het zien dat het geen succes had. Maar ik geloof als het succes had gehad dat ik er even rustig onder zou geweest zijn. Lastig was dat ik de volgende dagen niet kwijt kon raken de juiste antwoorden die ik had kunnen geven en die ik, onvoorbereid, niet gegeven heb.

Gister zag ik Betsy even. O dat is een duizendmaal zwaarder strijd.

zaterdag 18 maart

Gister nog prachtig weer. Van daag koude Noordewind. 's Morgens wat regen. ▫ Gister een heerlijke dag van zwaar veldwerk. Mijn akkertje

[pagina 457]
[p. 457]

bemest, beploegd, bezaaid, beëgd en besleept. Alles achter elkaar. De wit en zwarte kwikstaartjes in de bruine voor achter den ploeg aan.

dinsdag 21 maart

Zondag kwamen de eerste sneeuwbuien, gister morgen lag er sneeuw, en van nacht vroor en sneeuwde het hard. ▫ Het veldwerk staat stil om de sneeuw. Ik heb weer hout gehakt. Ik schreef een ‘Naschrift’ aan de lezing. Ik sliep goed en ben tevreden. Zondag kwam Herman tot een vriendschappelijk bezoek.

woensdag 22 maart

Steeds sneeuw. Van nacht zeer koud. De sneeuw dooit maar nauwelijks weg. Nu sneeuwt het weer (11½ uur). Wind. Z.Z.W. ▫ Gister heen en weer naar Hilv. geloopen, daar gegeten. Ik schrijf aan hoofdstuk VII van den roman.

donderdag 23 maart

Van nacht veel sneeuw, gister verscheiden sneeuwstormen. De wind nu weer N.O. Van nacht zeer koud, hoewel ik het warm had in de hut. ▫ Het gaat niet best, hoewel ik er niet onder zit. Maar het werk vlot niet, en buiten valt niet veel te doen, zoodat ik een ledig, onvoldaan gevoel heb. Ik liep gister naar Flevo, met Tilly Suermond terug. Hans is 's morgens huilerig en verdrietig.

dinsdag 28 maart

Het weer is Zondag omgedraaid. Zaterdag was het al minder koud en dooide de sneeuw weg voor de zon. Zondag morgen regen, en alle sneeuw weg. Gister zoel weer 50o, zachte lucht en voorjaarszon. Veel vogeltjes.

Ik heb gister en vandaag geploegd. Ik voel mij wel goed, maar niet erg opgewekt. Ik ben zeer bezwaard geweest een paar dagen, en vond geen steun bij B, en dit alles maakte mij neerslachtig. Het leed komt uit mezelven. De omstandigheden zijn alle gunstig, behalve wat uit onszelf komt. ▫ Een paar observaties. Na mijn voordracht betrapte ik er mezelven wel een dag of drie achtereen op dat ik aan 't debatteeren was en de dingen zei die ik

[pagina 458]
[p. 458]

aant.
had moeten zeggen. En wel altijd op 't zelfde tijdstip, namelijk kort na 't opstaan, onder 't wasschen. Nu is 't over.

woensdag 29 maart

Stormachtig, maar zoel en zonnig. ▫ Niet rustig genoeg om te schrijven. De arme B. schrijft mij nare brieven en is in een slechten tijd. ▫ Ik lees Guyon en zoek te begrijpen hoe men van niemand troost moet verwachten dan van Eén.

maandag 3 april

Zoel weer, motregen, groeizaam. ▫ Een paar dagen van diepe, innerlijke stormen. Ik ben Vrijdag naar 't concert in de Luth. kerk geweest te Amsterdam, Marcus-passion van Perosi. Toen in Haarlem gegeten. Ik voelde wel verheffing, maar ik word ach zoo alleen gelaten. Niemand, niemand, niemand heb ik sterk genoeg om mij trouw te blijven, mij diep te verstaan, mij tot gestadigen steun te zijn. ▫ Ik heb veel goedheid ondervonden, ik heb veel goede, hartelijke menschen gekend en nog om mij heen. Ik heb er voortreffelijken tot mijn liefste gezellen, maar toch is er geen enkele, tegelijk wijs genoeg om mij te begrijpen en sterk genoeg om mij niet te verlaten als ik het 't meest behoef. ▫ En al het kwaad wat ik deed in mijn leven weegt met den dag zwaarder naarmate ik beter Gods wil leer kennen. En de straf is nooit evenredig de misdaad, schijnt het ons. ▫ Ik heb Martha verlaten en vind haar nooit terug. Ik heb mijn leven gewijd om Betsy het wezen van volkomen liefde te leeren, maar zij is te zwak. En ik sta alleen, onverstaan, ongesteund in mijn eigen zwakheden. Wie mij trouw zijn begrijpen mij niet, en haar aan wie ik mij gaf, is te wankel van hart, te vol eigenheid en kwetsbaarheid, te zwak van gemoed om mij te leeren begrijpen. En ik voel alles als mijn schuld. ▫ Een mensch moet zich éénmaal met een ander verbinden en die verbinding volkomen trachten te maken. En als hij zich vergist blijkt te hebben moet hij niet terugtrekken en een nieuwe verbinding beginnen. Het is slecht het begonnen werk te verstoren, al is het in blindheid begonnen. Want heiliging is eer te samen bereikt dan alleen. ▫ Ik ben ook in Arnhem geweest en had daar een dag van het oude hoofsche wereld-leven. Het converseeren over nietigheden, de wellevende toon met de liefde en zachte vrede daarin, en het vooze daaronder. Het was goed het nog eens duidelijk te ondervinden, in zijn aangenaamheid en sereniteit en

[pagina 459]
[p. 459]

in zijn onhoudbaarheid. ▫ Ik had viooltjes in mijn knoopsgat, en die zoete lucht was ondragelijk weemoedig. Er was iets in van oude herinnering, dat onduldbaar wee-zoet was. Ik kon niet te binnen brengen wat. ▫ Ik was blij weer op Walden te zijn en heb voor het slapen gaan in bed lang gebeden en geschreid. ▫ 's Morgens om zes uur kwam Bertha bloemen brengen aan mijn hut. Ik kreeg een mooi boek over Dante van Martha. Van B. hoorde ik niets.

zondag 9 april

Ruw weer, stormen uit W. en N.W. Nog al veel regen. ▫ Ik kreeg van morgen een brief van B. Maar hoewel dat een verzachting was op een scherpe wond, ben ik nu nog niet veel opgebeurd. Gister hoorde ik de Matthaeus Passion en at bij Henriette. Ik voelde heel rustig maar diep droevig. Het versje was mij te binnen gekomen:

 
dyn eerste liefde die is de beste
 
so laat ze bliven dyn eerste ende leste
 
du kanst wel vinden veel roem ende eer
 
dyner jonckheit minne die vindst du niet weer.

maandag 10 april

Hevige regen. ▫ Er kan niet buiten gewerkt worden.

vrijdag 14 april

Het is een dag en nacht zeer koud geweest met strenge nachtvorst. Gister zonnig. Tegen den nacht verandering. Storm uit Z.O. met hevige regens. Het is deze maand nog niet warm geweest, toch is het groen verder dan verleden jaar. ▫ Maandag ging ik naar illustratie en de vrede kwam terug. Dinsdag ging ik er eten en voor 't laatst logeeren. B. wandelde 's morgens met me naar Walden. Het was een mooie dag ondanks slecht weer. Er zijn aardappelen gepoot, en de boogaard is omgespit. Het werken gaat goed en is plezierig. Ook de organisatie zal wel slagen. Maar we zijn nog niet van Dop af. ▫ Bezoeken van van den Broek die ook koloniseeren wil, en de Veer, eveneens.
[pagina 460]
[p. 460]

aant.

maandag 17 april

Nog koud, maar stil, N.wind. ▫ Na dien zegenrijken Dinsdag is alles in mij verstild en verzacht. Maar ik had zooveel geleden dat ik nog niet zoo opgewekt geworden ben als voor den slechten tijd. Ik denk nu wel dat dit het ergste geweest is, en dat het nooit zóó erg terug zal komen. ▫ Ik ben verkouden. Gister vietstocht met Martha en Adriaan, bij Bertha geweest. Gestadig komen er brieven van aspirant kolonisten.

maandag 24 april

Tot nog toe veel kou, vooral de nachten. Vandaag is het wat zachter, bijna 60o, regen op komst. Van morgen veel vogels om mijn hut, roodstaartjes en grasmusschen en meezen. ▫ De Maerle is bewoond, en de Engelschen zijn er ook. Het gaat alles goed, tot nog toe. Ieder is nog druk in de eigen verhuizing. Het komen in een rijtuig met B. was prettig. Ook de volgende dag. Maar zij is zoo geabsorbeerd in haar drukte en kleine ongeriefelijkheden. En zij kan niet best verdragen dat ik lichter over ongeriefelijkheden en kleine tegenspoeden denk. Ik voel heel zacht en geduldig voor haar, gelukkig niet prikkelbaar. Ik beklaag 't zoo dat zij nooit geleerd heeft kleinigheden te dragen, en vooral dat zij niet wil weten dat het een zwakte en verwendheid van haar is. Wat is comfort en verfijning een gevaarlijk ding, zie nu hoe het iemand tot kruis wordt en rust en vroomheid en aandacht en liefderijkheid alles onmogelijk maakt. Zij is zoo goed en edelwillend en ze werd liefdeloos en klein onder den druk van klein ongerief.

Ik lees ‘What would Jesus do?’ en het vervult mij gestadig. Het helpt mij, al is het geen groot soort boek. Zie nu dat er maar één soort tendens in kunst duldbaar is. ▫ Maar Jezus was ook een mensch, als hij iets was. Deed hij niet, uit puren wrevel, een vijgenboom verdorren?

woensdag 3 mei

Het is altijd vrij koud. Gelukkig veel regen, niet dor. Van morgen guur en nat, nu is 't zonnig geworden. ▫ Cruysbergen is nu door de Iepenburgs bewoond. Het is druk maar opgewekt. Gister was 't een vroolijke dag. Ieder was zoo bedrijvig en er heerschte een zoo vroolijke stemming. De Engelschen gingen pannekoeken eten bij van Oordt. Martha kookt zelf, en het schijnt of de bedrijvigheid den zwaarmoed overal verjaagt. ▫ Ik zelf ben niet jolig maar toch innerlijk zeer gelukkig en dankbaar gestemd. Alles

[pagina 461]
[p. 461]

gaat goed en ik kan het aan, - het moeielijkst is geduld, om niet alles in ééns te willen.

dinsdag 9 mei

De eerste zomerdag. Ik merkte het al toen ik uit mijn hut keek. Zachte zonneschijn, vochtig en geurig en warm. Druk gezang van vogels, nachtegalen op Cruysbergen. ▫ Daar ik B. nu zooveel meer zie begrijp ik alles beter. Ook Mary en Carry begrijp ik nu beter. Het wordt vaster en klaarder. En het zal nu wel nooit die vroegere ellenden brengen.

Martha is naar Bonn geweest twee dagen. Ik haalde en bracht haar naar en van den trein met de wagen en de vos. Willem van Riet kwam met Jannetje. Alleen Mary Suermond mankeert nog.

Bericht van papa's val.

maandag 15 mei

Het is mooi weer gebleven, hoewel elken dag regen. Maar voortdurend zoel 62o tot 65o. Driemalen onweer zonder afkoeling. Uiterst groeizaam en alles staat frisch en wondermooi. De rogge is al hoog en vol aren. De erwten staan groen, de vroege aardappelen komen uit. De haver begint goed. ▫ Donderdag hemelvaartsdag en wedrennen. Kloos en zijn meisje waren er. Op Martha's kamer. ▫ Hans' verjaardag was vrij goed. Mijn moeder was er en ik reed boodschappen met het wagentje met Betsy en juffrouw Iepenburg. Ik ben overvallen door twee reporters, van 't Handelsblad (Elout) en van de New York World.

We wandelden op Bantam en dat is een groote aanwinst, zulk een prachtig park vlak bij ons.

Gister was een dag vol droevigheid. Mijn kruis was zwaar. Het sloeg mij neer voor alles. Ik was bezorgd om geld, om Iepenburg, om Broekman, het zag er alles even naar uit. Een wandeling met ons allen mislukte, en alleen Mary Suermond, Matje en ik kwamen in gietregen op Flevorama. Maar het is alleen door 't leed om B. dat ik alles nu zoo zwaar draag.

Een slecht stuk van Karel over Borel. Als een oud scherm- of dans-meester uit het ancien regime die voor zijn gedemodeerde kunst opkomt.

[pagina 462]
[p. 462]

aant.

vrijdag 19 mei

Goed weer. Vorige dagen stormachtig, maar toch niet koud. Gister zelfs drukkend. Van daag koel, Noordelijke wind. ▫ Hard gewerkt deze week, niet geschreven. Maar het zware werk is nu bijna achter den rug tot 't najaar. Het gaat weer beter en ik ben niet bezorgd. Het eten bij de Engelschen gaat goed. Gister bezoek van van Suchtelen, vandaag van der Wissel.

zondag 21 mei

Het beruchte koude mei-weer. Gister zware stortregens. Vandaag koud, harde wind, en egaal zwaar-gewolkte lucht. ▫ Het waren drukke pinxterdagen met guur weer. Bezoek van Eysinga met Albers, van de Tengbergens en van Warmelo, van Berlage en van Anton Derkinderen.

vrijdag 26 mei

Gister begon een regentijd, zoo hevig, dat er buiten niet gewerkt kon worden. Noordewind, kou en den ganschen dag regen. Van daag iets droger, maar tegen 4 uur weer regen.

Ik heb weer verzen gemaakt.

Gister verkleedpartij in van Oordt's hut, Adriaan en Bauer in gewaden uit de 13e eeuw. Op Walden geen bezwaar.

donderdag 1 juni

Zondag verbeterde het weer, werd stil. Gister was het al warm, ofschoon de lucht nog frisch. Vandaag geheel zomer, zonnig en toch niet drukkend. Van morgen gezwommen met van Oordt.

Gister avond bezoek van van Bolhuis. Dinsdag at ik op de Kaap, vroolijk en gezellig, met de vijf jongelui. Langelaar is naar een bruiloft. Gister naar de markt in Hilversum. Het gaat alles goed. Ik heb geen klagen.

maandag 5 juni

Warm. Gestadig mooi weer gebleven, droog en zonnig. ▫ Het gaat goed Soms tob ik nog een weinig over geld, over Dop of Broekman, over Iep of Jan, maar dat is alles onbeduidend.

[pagina 463]
[p. 463]

Gister een goede wandeling naar 't vijvertje met B. ▫ In de kolonie bedrijvigheid en opgewektheid. De Mauve's zijn gekomen. Rudolf om hier te blijven, Anton gister even. Aardige jongens. ▫ Ik hak 't aardappelveld. Corrigeer de 2e druk van Lioba.

woensdag 7 juni

Steeds vast weer. Droog. N.wind. Gister zeer warm. ▫ Gister den ganschen dag in den akker gewerkt. Ook aan den roman geschreven, en gecorrespondeerd. Van daag kom ik eerst recht op orde.

vrijdag 9 juni

Veel kouder, N.wind, bewolkt en droog. ▫ Sommige dagen kan ik den ganschen dag in actie zijn, en steeds geschikt tot schrijfwerk. Andere dagen ben ik tot weinig in staat. Dat moest niet. Ik moet altijd even moedig en rustig voelen. Dat komt ook wel, hoe minder vreesachtig ik ben. Het is juist vrees die ongelukkig maakt. En het is zoo jammer van Betsy die zelf zoo ongelukkig is door vrees, dat ze, waar ik moediger ben dan zij, dat verkeerd heet te vinden.

maandag 12 juni

Steeds Noordelijke wind, droog en koel. Soms geheel bewolkt soms wat zon. Weinig wind. ▫ Mijn hooikatarrh gister begonnen. Van daag al vrij erg. Gister op de vos naar Hilversum gereden, door de Zondagsmenschen op de 's Gravelandsche weg. Ik werd blijkbaar heel mal gevonden. Ik trok 't me even aan. Ik heb Meister Eckhart gekregen.

dinsdag 13 juni

Ik was Zaterdag bij de Dekkers in Laren, en werd zeer getroffen door Betsy Dekker, die nu krankzinnig is. Ik vroeg haar: ‘kan je nog bidden?’ dat ontroerde haar merkbaar. Toen zei ik ‘ik zal 't voor je doen’.

Ik heb weer zeer onaangename brieven van Bertha gehad.

Het is nog Noordewind, droog.

[pagina 464]
[p. 464]

aant.

vrijdag 16 juni

Nog steeds geen regen. N.wind en zon. ▫ Mijn hooi-katarrh is veel beter, het is maar één dag hevig geweest (12).

Met Bertha is het een droevige historie. Het is een wonderlijk wezen. Onredelijk, genereus, zwak en toch halsstarrig. Met een goede steun zou zij prachtig worden. Maar om haar te steunen moet men haar zeer goed doorgronden. Ik heb haar willen helpen toen ik er nog niet wijs genoeg voor was. Nu is het alles uiterst netelig en moeielijk. ▫ Mijn wensch is dat ze hier komt. Maar er is geen sprake van zulk een wensch bij haar te kunnen doordrijven, al was 't nog zoo voor haar best, en toch voel ik hoe zij te helpen is. En zooals ik nu rustig voel, weet ik, ik kan haar helpen.

Op Walden gaat alles goed. Alleen deze geschiedenis is een donkere wolk er over. Het maakt alles min of meer scheef, onzeker en bedreigd.

zaterdag 17 juni

Steeds droog en zonnig. ▫ Ik schreef gister een, naar ik meen, goede brief aan Bertha. Hier is geen bezwaar. Van nacht koeien om mijn hut. Ik in mijn nachthemd op bloote voeten de deur uit om ze weg te drijven.

donderdag 22 juni

Gister warm, regen dreigend maar niet neergekomen, enkele druppels. Van morgen weer Oostenwind koeler en grauwe wolken. ▫ Veel zorg, maar ik word meer gehard. Ik bedacht gisteren dat ik Bertha zou vragen Cruysbergen van haar te koopen tegen een schuldbekentenis. Eergister bezoek van Jan Woensel Kooy. Die heeft alle omstandigheden mee, van hem kan ik veel verwachten. Gister bezoek aan Haarlem.

zondag 2 juli

Sinds gisteren eindelijk de zware regens met W.wind, jammer omdat 't hooi nog niet binnen is. Overigens nuttig. ▫ Weer een zware tijd achter den rug, door de zorgen over Cruysbergen. 4 dagen achtereen naar Amsterdam. Nu eindelijk door Betsy's hulp de toestand tot een beslissing. Dat zal mij echter op zware ontbering zetten vooreerst. Ik vind dat, bij overweging, goed. Ik had een lieve avond in Amsterdam. Van daag is Labberton

[pagina 465]
[p. 465]

weer hier, mijn neus is wat beter, en ik voel mij weer rustiger worden. Vooral de verzoening met Bertha's broer vind ik prettig. En nu dit zeer verbindende met Betsy. Het is alles goed, zeer goed.

4 juli

Zeer slecht weer. N.W. storm en regen. Soms/ af en toe, voel ik rustig.

6 juli

Twee dagen motregen, N.W. wind. ▫ Het herstelt zich volkomen in me. Ik ben niet bevreesd of bezorgd meer. Buiten af schijn ik wel zeer gehaat en gewantrouwd te worden.

maandag 10 juli

Prachtig warm zomerweer sints Vrijdag. Gisteren wedrennen. Mijn moeder is hier. Van morgen wandeling op de Meent vóór 't ontbijt. Hoogzomer. Er is sprake van dat Iepenburg weggaat. Ik ben nu niet bezorgd meer, behalve even over B's gezondheid. Ik lees Eckhart.

11 juli

Het was zeer warm van morgen, wel 80o. En nu van middag toen ik wiedde in den moestuin kwamen zware regenbuien. Nu is het uiterst zoel, vochtig en geurig.

13 juli

Prachtig zomerweer. 'S nachts regen, warm. Gister hard gewerkt op den Eng op Langelaar's akker. Als mijn neus niet gehinderd had was alles heerlijk. Het gaat nu alles tamelijk vlot op Walden, kalm en vanzelf.

16 juli

In Noordwijk. Steeds prachtig weer. Gister in Haarlem. Ik lette op hoe ik tegenover Walden voel. Ik wil er naar gaan verlangen. 'S middags voelde ik al de warme genegenheid tegenover allen daar achtergelaten. Ik wou ze

[pagina 466]
[p. 466]

aant.
allen groeten als mijn kindertjes. Maar er is nog over dat waas, wat altijd over thuis leit als men op reis gaat. Dan lijkt thuis saai. Maar toch voel ik al hoe het mij dierbaar is, juist dóór al de zorg en verdrietelijkheden, daar gehad.

21 juli

Noordwijk. Het wordt eiken dag warmer. In de kamer waar ik schrijf is het nu 82o. Gister was ik met Hans in Leiden, zag het Egyptisch museum, het Indisch, en Japansch en de opgezette dieren. Koffie bij Gerlof. Met het bootje heen en terug. Wonderbaar is het hoe dan Egypte levend is in mijn hoofd, door het saaie, doodsche, kleinsteedsche stadje. Ik leef het leven van voor veertig eeuwen te midden van dit kleine bestaan. Het is reëeler dan ik 't zeggen kan. Het lijkt op wat veel anderen gezegd hebben. Maar ik voel het als iets ongewoons. Anderen voelden het wetenschappelijk, maar ik voel het artistieker. Ik voel hun Kunst, een veel directer middel van verstandhouding. En het contrast is ook geweldig.

Ik was goed aan 't schrijven, maar ik begin al vrij hevig naar huis te verlangen.

maandag 24 juli

Noordwijk. Zaterdag nacht een hevig onweer. Gister nog al koele wolken uit 't Noorden. Van nacht stille stortregen, nu opklarend. ▫ Ik schrijf voor 't duinkamertje onder de veranda. Ik baad elken dag met Hans. De zee was frisch en woelig. Warme avonden met zoele, zilte damp aan 't strand gehad. Innerlijk niet rustig. Ik ben nu ruim lang genoeg weg geweest. Ik zou zeggen dat doe ik nu niet weer. Ik voel mij ook met de menschen hier niet thuis. Ik vind hun leven te gemakkelijk en te oppervlakkig. Ook Gerlof en Verwey. Ik zie de slechte gevolgen van hun levenswijze nu te duidelijk. Ik ben nu ook niet meer zoo prettig met Hans alleen, nu Jantje van Vloten er is. Maar het weer en de zomertijd is mooi. Des te meer spijt het me dat alleen te genieten. Ik lees ‘le Rouge et le noir’ van Stendhal. Ik denk er bij aan Karel Thijm.

donderdag 27 juli

Noordwijk. Nog al winderig, maar goed weer. ▫ Gister groote wandeling met Hans naar Rijnsburg/ 't Spinozahuisje, Voorhout, ruïne Teylingen,

[pagina 467]
[p. 467]

Drechsberg en Piet Gijs. Van 9 tot 5. Het was rustig en prettig. 'S avonds met Verwey zitten praten over Herman.

zondag 30 juli

Mooi weer, droog. ▫ Ik ben weer thuis, schrijf in mijn hut en voel mij diep weemoedig.

maandag 31 juli

Mooi weer. N.wind. Droog. ▫ Ik moet erkennen dat ik geducht landerig was sints mijn terugkomst. Zwaartillend, neerslachtig. Bezwaard over geld, geen lust in gezelschap. En op Noordwijk was ik in 't laatst zoo vroolijk. Ik meende in 't vooruitzicht van naar huis terugkeeren. ▫ Terugziende naar Noordwijk vind ik het een mooie, serene tijd, met verlangen en al. En physiek had ik het er zoo goed, te goed zelfs. Daarom zeker deze reactie. Nu, na eenige uren hard werk op 't veld ben ik veel opgewekter en beter. Martha was ook zeer gedeprimeerd en Betsy sinds van morgen ook niet goed.

dinsdag 1 augustus

Prachtig weer. ▫ Nu is 't alles weer beter, ik ben weer gewend. Het blijkt dat zulk een toeleg, om des te meer plezier te hebben hier, door er eens uit te gaan, op verkeerde gronden was gebaseerd. Daarvoor had ik langer weg moeten blijven of in een minder prettig en sereen verblijf moeten zijn. Ook het bijzijn van Hans was zoo geschikt mij vrede te geven. Omdat ik mij hier altijd verwijt te weinig met mijn kinderen bezig te zijn.

zaterdag 5 augustus

Warm en droog. Vrij sterke N.wind. Geen wolkje te zien. ▫ Het gaat goed. Gisteravond wandelde ik met B. op Bantam en praatte aan het varenbeekje.

woensdag 9 augustus

Het heeft een dag geregend (Maandag). Nu is 't weer even prachtig weer. ▫ Gister den heelen dag geploegd. Moe en vuil geworden. Ik schrijf aan

[pagina 468]
[p. 468]

aant.
hoofdstuk IX en stuur het vers op Ruskin naar de N.G. en de 7 3voudz. naar T.T.

vrijdag 11 augustus

Het is kouder, bewolkt, N.wind. Nu en dan wat stofregen. ▫ Gister at ik op de Maerle. Gesprekken met Mauve. Het aanwezig zijn van anderen hinderde me daar. Lokhorst logeerde er. Toen heb ik mij 's avonds in mijn hut alleen boos gemaakt om een teleurstelling, en ik had een slechte nacht. Alles heel kinderachtig van me. Van morgen ging ik bij Bauer ontbijten in plaats van op de Maerle. Het einde was dat ik besloot dezen tijd in de hut door te brengen en er ook te eten. Ik kreeg een brief van Lady Welby en schreef een langen, geestigen brief terug. Dat was 't voornaamste wat ik deed vandaag. Ik leef van honig, melk en brood.

dinsdag 15 augustus

Het is nu warm en stil. De eindelooze N.wind schijnt nu op te houden. Hamerslag. Alles zeer droog. ▫ Zondag een ernstige dag. Ik voelde 's ochtends zeer rustig en gelukkig en mooi. Ik las in Eckhart. Toen kwam B. en maakte een onwaardig tooneel. Alles heel droevig. 's Middags ging ik naar Haarlem. Ik las the Tempest. In Haarlem, in de buitensocieteit, onder de muziek, waren mijn gedachten levendig en genotrijk en productief. Door de ontroering van den dag was ik in hooge stemming en de muziek, hoewel grof, deed mij verbazend aan. Ik maakte mijn roman af, geheel, in schets. En onderwijl voelde ik het plan voor ‘de Kooplui’ rijpen. Dat gaat geleidelijk, en onder alles door. 's Avonds bedierf het wat, de nacht was slecht. Nu ben ik weer in mijn hut. Van der Woude bevalt mij.

zondag 20 augustus

De N.wind is gebleven, nog altijd droog, nu daarbij koud. ▫ Ik heb mijn ringetje terug en behoud het nog. Het is een ernstige tijd, maar ik ben kalm en niet verward. Op Walden gaat het vrij goed. Alleen op Cruysbergen is het nog een rommel door al die kinderen en de armoede. Dat zal wel bijkomen/ maar de Veer en de Ipenburgs moeten weg. Het spijt mij van de Iepen, maar het kan niet anders.

Gister avond las ik S en W en de 3v zangen voor in mijn hut, voor Betsy, Ada, Matje, Mauve, v. Suchtelen, Kunst en Coenen.

[pagina 469]
[p. 469]

aant.

dinsdag 22 augustus

Stil en koel. N.wind, droog. ▫ Zondag naar Haarlem. Slecht. Ik zag Borel bij B. Veth. Vulgaire luxe, Thorn Prikker met een mooi dasje. Gister Martha terug. In Haarlem ging een luchtballon op. Hans leert er zwemmen.

donderdag 24 augustus

Elken morgen dik bewolkt met zwaren dauw, geen wind, maar ook geen regen. 's Avonds wordt de lucht helder. Mooie maannachten. ▫ Borel was hier en ik vond het een heerlijk bezoek. Overigens was ik deze dagen niet goed, gister vooral tot werk ongeschikt en neerslachtig. De slaap 's nachts was ook met drukker droomen, maar tegen dezen morgen voelde ik de rust, en nu ben ik weer zeer goed. Op de boonenakker gewerkt.

dinsdag 29 augustus

Eindelijk is de droge tijd voorbij. Het heeft verbazend lang geduurd. Gister morgen om 7 uur begon de regen, eerst heel weinig/ om 10 uur hard. 's Avonds weer mooi helder. Van nacht onweer en harde regen. Nu heerlijk, Z.W. wind, frisch, zonnig met zomerwolken. ▫ Ik ben nu goed. Er zijn geen bezwaren haast. Het ringetje is terug. Ik schrijf aan S en W en denk over stukken. Ik las Ne. 5 John Street. Een goede tendens-roman. + Ik heb een mooie wandeling gemaakt, die gewichtig voelde, daarom dit kruis. Achter Bantam, met Betsy. Ik was moe en kwam van 't hotel waar ik mevrouw Lansdorp gesproken had. Eerst zat ik bij de Maerle in 't bosch. Toen gingen we wandelen, de hei bloeide rijkelijk.

woensdag 30 augustus

Droef, droef, droef.

Het is of ik een afgrond voor me zie, waarin ik niet springen durf, terwijl ik toch weet dat ik God dáár alleen vinden zal. En die wereld vol logen en valsch begrip.

donderdag 31 augustus

Gister avond is dat gevoel van me afgenomen. Nu nog voel ik moe en is mijn stemming zwak, d.w.z. ik moet weer denken om mijn vijanden

[pagina 470]
[p. 470]

en de domheden die ze over me en tegen me zeiden. ▫ Het weer is heerlijk. Frisch, met blanke wolken, W.wind. Van morgen met mevrouw de Koe en Betsy naar Hilversum in 't wagentje.

dinsdag 5 september

Prachtig weer, warm en stil. ▫ Ik ben niet opgewekt. Vrijdag Hans gehaald uit Haarlem. 4 Verzen gemaakt. Toen was ik goed. Maar nu heb ik weer dat bezwaarde gevoel over alles dat ik hoe langer hoe duidelijker ga onderscheiden als zwak en abnormaal, tegenover het ruime, gelukkige en veerkrachtige dat normaal is. Betsy is meestal in de eerste toestand, zonder dat te onderscheiden, en ze deelt die dan dikwijls aan mij mede. Bij haar is het zoo sterk dat het zich voordoet als het normale, zich verzet tegen een betere toestand, en die betere toestand verkeerd en zorgeloos vindt.

Gister met Herman gepraat over Hans. Ik ga ook bezwaard dat ik niet genoeg voor mijn kinderen doe. Daarmee ben ik al zoo lang in de weer.

vrijdag 15 september

Het weer is vrij goed, maar koele nachten en regen nu en dan. ▫ Ik ben nog al opgewekt maar schrijf weinig tot mijn spijt. Een angstig gevoel van de snel voortgaande tijd. Ik schrijf nu al een jaar aan mijn boek, en ben nog niet eens recht op gang.

Transvaal-oorlog dreigende. Ik ben vroeg op en werk veel buiten.

maandag 18 september

Winderig, maar toch lekker weer. Groote wolken en zon, soms regen. ▫ Eergister met Langelaar naar Amsterdam. Ik vond het prettig. Gister wedrennen. 's Middags op Martha's kamer, met Ada, had ik voor 't eerst na langen tijd weer dat eigenaardige rustige heerlijke gevoel van het bestaan een lust en een zegen te vinden. De depressie was weg. Ik voelde normaal en merkte dat het lang anders was geweest. Op een wandeling door Bantam met B. werd dit toen weer bedorven. Ik moet dan nog meer bedenken dat zij 't niet helpen kan, meer meelij met haar hebben. Ik heb eenmaal voorgoed op me genomen al de zwaarte van haar gemoed mee te dragen. Daar hoort heel veel geduld toe. Ik heb veel, maar nog niet genoeg.

[pagina 471]
[p. 471]

aant.

donderdag 21 september

Buyig weer, guur, van morgen aanhoudende regen zoodat niet gewerkt kon worden. ▫ Misverstanden zijn wel vreeselijke dingen. Elkaar het leven ondragelijk maken, met de beste bedoelingen en om niets.

maandag 25 september

Steeds guur en buyig. Van nacht veel regen, W.wind. ▫ Gister was ik met Martha en de kinderen bij Karel Thijm. Ik was zeer loom. Bezoek bij juffr. van Eyck. Van nacht sliep ik tien uur aan een stuk.

zondag 1 oktober

Koel, gister regen. Vandaag vrij stil 54o. Gister vuur in de hal. o Deze week beter gewerkt. Ik schrijf 's avonds al aan mijn boek. Conferentie gehad met Jan Veth, Verwey en Albert. Ik kwam 8 dagen niet op de Maerle. Nu weer wel.

donderdag 5 oktober

Het regent elken dag, vandaag en gister den ganschen dag. Stil. ▫ Ik schrijf dit 's avonds in de hut. Ik ben op 't oogenblik in depressie en kan niet vlot komen. De dag was ook zoo verdrietig door den regen en ik kon niet arbeiden. Ik schreef een brief over Transvaal in de Anglo Dutchman. Ik slaap veel en goed. Geldzorgen (dat is een teeken van lagen karakterstand). Een boel brieven en schrijfwerk dat niet opschiet.

Ada is terug. Ik lees Bernstein en Maspéro.

woensdag 11 oktober

Prachtig weer. Een paar nachten vroor het hard. O.wind, helder en stil. ▫ Ik was Zondag met Hans in den Haag bij Borel. Ik ben een beetje verkouden maar over 't algemeen zeer tevreden. Uitnoodiging van Myers. Plan om naar Engeland te gaan. Heerlijk aardappelen gerooid op Langelaar's veld met de heele bende. Met B. gaat het langsaam aan beter. Vandaag breekt de oorlog uit.

[pagina 472]
[p. 472]

woensdag 18 oktober

Helder, koud weer, met sterke nachtvorst. ▫ Briefwisseling met Myers over den oorlog. Ik ben zeer vervuld van dien oorlog, beurtelings moedeloos en hoopvol. Gister was ik in Haarlem en at met Betsy bij de oudelui. Vrijdag en Zaterdag werkte ik twee lange dagen op 't land in den Eng. Ik voel mij gezond en rustig. Zondag was van Deyssel hier. Voor acht dagen had ik een bezoek van Verwey, die een lange conversatie met me had over algemeene onderwerpen.

vrijdag 20 oktober

Prachtig Octoberweer, 's nachts wat vorst. ▫ Als 't niet om de brieven en de patiënten was dan zou ik mijn leven zoo goed noemen als ik 't bereiken kan.

maandag 23 oktober

Nevel, doodstil. ▫ De oorlog vervult me zoozeer dat het me even pijnlijk spant als de ergste persoonlijke dingen. Nu en dan voel ik het weggaan, als de vrees voor een of andere ziekte, en dan word ik kalm, zooals 't behoort. Maar de berichten elken morgen verontrusten me dan weer hevig en pijnlijk. Ze waren van morgen zeer slecht, en ik verloor er mijn ganschen morgen door. Gister wandelden wij met ons allen op Spanderswoud en verdwaalden in den nevel.

woensdag 25 oktober

Mooi weer. ▫ Ik maak het slecht. Ik sliep slecht van nacht. De oorlog vervult mij te sterk, waardoor ik overdag ongeschikt ben. Van morgen een onaangename brief van Borel. Een mislukte wandeling naar den Eng, ondanks den prachtigen morgen. Ik ben beroerd.

zaterdag 28 oktober

Tot nu toe goed weer, gister zoel/ van daag nog warmer, met onweer en regen. ▫ Eergister in Haarlem bij Papa's 70sten verjaardag. Ik sliep slecht door den oorlog. Ik heb geen macht mijn gedachten er af te houden. Het werkt slecht op me, ik ben prikkelbaar en verstrooid en ongeschikt tot werk. Wat het van me is begrijp ik niet recht. Er komt veel bij mijn oude

[pagina 473]
[p. 473]

militaire neigingen, waardoor ik zoo graag met soldaten speelde en veldslagen las. Ik lees nog 't liefst veldslagen en levens van generaals. En nu alles vergewichtigd door de gerechte zaak, mij na aan 't hart, en door het feit dat een groote natie geboren wordt, onder onze oogen.

2 november

Mooi, zoel, zonnig weer. ▫ Gister schreef ik een vers op de Afrikaanders, tijdens 't gevecht bij Ladysmith.

4 november

Gister warm 64o, van daag storm en regen. ▫ B. is naar Scheveningen. Vrouw Langelaar gaat naar de nonnen.

6 november

Het weer is prachtig, warm en zonnig. ▫ Ik ben van morgen buitengewoon somber. Zaterdag was ook een zeer sombere dag, toen ik laat uit Amsterdam kwam om al de bezoeken die ik te doen had. Ik dronk koffie bij Thérèse Schwartze en at in een café op 't Damrak. Gistermiddag werd ik wat beter door een vietstocht met Sammy. Van morgen alles somber. De oorlog, Broekman, vooral mijn eigen slechte toestand. Ik lees een roman van Scott.

8 november

Regen. ▫ Pauvres êtres humains! zei Richet in zijn stukje over de Engelsche verblinding. Dat is wel mijn gevoel heden. Ik heb me weer driftig gemaakt op mijn kinderen. Gister avond was ik vrij goed. Maar van morgen is 't droevig.

15 november

Vrij koud, mistig, stil. ▫ Gister bemerkte ik voor 't eerst in langen tijd dat ik vreugdevol gestemd was en de dingen hoopvol zag en gelukkig vond. Ik was op Caecilia concert, en at met Marie Muysken en Martha bij Kras. Maar er volgde een slechte nacht met weinig slaap en vanmorgen was 't weer mis. Ik lees iederen avond in Eckhart.

[pagina 474]
[p. 474]

aant.

17 november

Stil, gister prachtig, vandaag grijs. ▫ Gister somber, den ganschen dag. Vandaag wat beter. De lezingen bezwaren me, ik heb er nog niets voor gedaan, en stel aldoor uit.

20 november

Regenachtig. Het gaat redelijk. Ik ben aan een rede over den oorlog begonnen.

zaterdag 25 november

Regenachtig, zoel. Ik ben in den Haag geweest en sints veel verbeterd. Het pension Corsica op den van Stolkweg. Het sanatorium. Het vegetarisch restaurant. Borel. Alles had de bekoring die ook Rotterdam had toen wij Mary gingen afhalen. Maar heel anders. Ik was rustig en gelukkig. Wonderlijk de griezelig leelijke omgeving die vol bekoring was en waarin ik zoo gelukkig voelde. Dat is B's oude tooverij. De oorlogsspanning houdt wel aan maar ik kan er beter tegen. Op Walden boomen gerooid. Ik at ook met Matje in Haarlem.

donderdag 14 december

Strenge vorst. N.wind. ▫ Nu ben ik weer thuis na een prettige en leerrijke Engelsche reis. Ik was zeer blij weer thuis te zijn en had niet de depressie van na Noordwijk. B. is weer terug/ wel iets verbeterd. Maar nu beginnen de moeielijkheden weer. De bezwaren die ze niet dragen kan, en waarin ze van mij hulp verwacht. Terwijl, als ik antwoord wat geantwoord moet worden, ze dat niet verdraagt van me.

16 december

Koud, ruig gevroren. ▫ De moeielijkheden houden aan. Over Walden geen bezwaar. Ik houd lezingen in Groningen, Haarlem, Deventer, Amsterdam. De oorlog is op 't keerpunt, Buller verslagen. Over Paul was ik bezwaard. Hij heeft buien van psychische slapheid en onmacht.

[pagina 475]
[p. 475]

aant.

18 december

Gister een sombere dag. Ik kwam uit Deventer terug en hoorde den zelfmoord van van der Vijgh. De gansche dag was daardoor droef gekleurd. Zelfmoord heeft voor mij iets bizonder afschuw-wekkends, veel sterker dan vroeger. 's Avonds las ik in Amsterdam. Martha heeft ischias. Ik tobde ook weer wat over geldzorgen voor Walden. Van nacht sliep ik goed en van morgen was ik beter, zooals ik verwacht had. Het dooit. Ik reed gister schaatsen op de grachten van Naarden.

19 december

Gister avond kwam Geraldo mij roepen omdat Dirk zijn kamer had afgesloten en geen antwoord gaf. Ik ging er heen/ nog niet geloovend aan de waarheid. Maar toen ik hem riep voor zijn deur, toen zei de stilte mij wat gebeurd was. Velen van ons hadden het voorgevoeld, Mauve en Betsy. De somberheid van gister is er door verdubbeld. Een donkere schaduw over Walden. En natuurlijk het zelfverwijt. Had ik voor den een meer zorg gedragen dan was de tweede ook gered. Ik sliep wel van nacht, mijn hoofd was rustig. Maar ik had te kampen met wat booze demonen schenen. Vijandelijke, spotachtige wezens. Ik vreesde ze niet. Ik had in Eckhart gelezen en mij weer trachten te verheffen. Als ik nu maar niets doe, wat ik weet dat niet goed is, al voel ik het niet. God helpe mij. ▫ Het is mooi, stil, vriezend weer. Hans huilde om Dirk en wou niet eten. Ik nam hem op schoot, het roerde mij zeer. Ada ook erg bedroefd.

21 december

Stil, grijs vriezend weer. Alles met rijm bevroren. ▫ Ik kan de somberheid nog niet van mij af krijgen. Van nacht had ik sombere uren wakker. Gister bezoek van den burgemeester en gemeentedocter en veldwachter, om naar de ‘andere patiënten’ te informeeren. Ik ben zeer ernstig gestemd en zeer vervuld van mijn zwakheden. Minder nog naar aanleiding van Dirk, dan de overige. Als ik minder zelfstrijd had, kon ik ook meer voor anderen zijn.

[pagina 476]
[p. 476]

aant.

22 december

Hetzelfde koude, stille, grijze weer. ▫ Gister avond een lang gesprek met Betsy in mijn hut. Nacht goed. Van daag de lugubere spooksels weg en ik voel mij weer veerkrachtig.

Volhard tot aan het einde.

27 december

Sneeuw, alles nat en besneeuwd. Stil en grijs. Met Paultje naar den Haag geweest. Bij Haverman/ Wurfbain en Borel.

Oudejaar 1899, einde der eeuw.

Het is een mooie, heldere, zachte dag. Ik voel meer dan ooit mijn zwakheden. Mijn sensualiteit, mijn gebrek aan ijver, mijn slapheid en laksheid, mijn gemakzucht. Ik heb een moeielijk jaar gehad met veel tekortkomingen. Ik ben nog midden in de moeielijkheden, vooral met mezelven. Maar ik zal toch niet verzwakken of moedeloos worden. God helpe mij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 7 januari 1899

  • 16 januari 1899

  • 19 januari 1899

  • 30 januari 1899

  • 1 februari 1899

  • 6 februari 1899

  • 10 februari 1899

  • 19 februari 1899

  • 22 februari 1899

  • 23 februari 1899

  • 27 februari 1899

  • 2 maart 1899

  • 9 maart 1899

  • 11 maart 1899

  • 16 maart 1899

  • 18 maart 1899

  • 21 maart 1898

  • 22 maart 1899

  • 23 maart 1899

  • 28 maart 1899

  • 29 maart 1899

  • 3 april 1899

  • 9 april 1899

  • 10 april 1899

  • 14 april 1899

  • 17 april 1899

  • 24 april 1899

  • 3 mei 1899

  • 9 mei 1899

  • 15 mei 1899

  • 19 mei 1899

  • 21 mei 1899

  • 26 mei 1899

  • 1 juni 1899

  • 5 juni 1899

  • 7 juni 1899

  • 9 juni 1899

  • 12 juni 1899

  • 13 juni 1899

  • 16 juni 1899

  • 17 juni 1899

  • 22 juni 1899

  • 2 juli 1899

  • 4 juli 1899

  • 6 juli 1899

  • 10 juli 1899

  • 11 juli 1899

  • 13 juli 1899

  • 16 juli 1899

  • 21 juli 1899

  • 24 juli 1899

  • 27 juli 1899

  • 30 juli 1899

  • 31 juli 1899

  • 1 augustus 1899

  • 5 augustus 1899

  • 9 augustus 1899

  • 11 augustus 1899

  • 15 augustus 1899

  • 20 augustus 1899

  • 22 augustus 1899

  • 24 augustus 1899

  • 29 augustus 1899

  • 30 augustus 1899

  • 31 augustus 1899

  • 5 september 1899

  • 15 september 1899

  • 18 september 1899

  • 21 september 1899

  • 25 september 1899

  • 1 oktober 1899

  • 5 oktober 1899

  • 11 oktober 1899

  • 18 oktober 1899

  • 20 oktober 1899

  • 23 oktober 1899

  • 25 oktober 1899

  • 28 oktober 1899

  • 2 november 1899

  • 4 november 1899

  • 6 november 1899

  • 8 november 1899

  • 15 november 1899

  • 17 november 1899

  • 20 november 1899

  • 25 november 1899

  • 14 december 1899

  • 16 december 1899

  • 18 december 1899

  • 19 december 1899

  • 21 december 1899

  • 22 december 1899

  • 27 december 1899