Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Johannes Viator (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Johannes Viator
Afbeelding van Johannes ViatorToon afbeelding van titelpagina van Johannes Viator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

Scans (10.77 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Johannes Viator

(1979)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

XX.

De morgen is de tijd der glanzende gedachten. Hoe heb ik de morgen lief!

Des avonds gaat de ziel mee met al het gevoelde. Zij is vermoeider, zwakker, wankelend, - hoewel ze waant sterk te zijn. Ze voelt dan grof en verdoolt licht. Ze heeft dan sterker prikkel noodig en gaat mee in hare gewaarwordingen, zonder het fijne onderkennen.

Des morgens is zij vast en frisch. Helder klinkt de muziek der sensaties, - zij wacht rustig af, en zuiver resonneert elk onderscheiden toon.

Op al 't gebeurde ziet zij kalm terug en voelt het in zijn hoogste waarde.

Op 't klare licht uitwendig klinkt een innerlijke glans terug. 't Verwarde schikt zich - in ongedachte harmonie verbindt zich wat doorleden is en wat nog is.

Als op een berg bij dag-aanbreken. Met het rein geluk van groot, bewonderend begrijpen, zie ik het in den nacht doorkruiste land.

[pagina 222]
[p. 222]

Het tegenwoordige, het nu ondervondene is alles helder en teer, verwonderlijk fijn, vol verscheidenheid, tóch zoo duidelijk.

Het lichaam draagt mij wèl, - rustig, welgeordend volk dat zingend ten arbeid gaat.

Het licht staat rein en bovenmate klaar aan alle zijden, de weg is hard, de lucht zoo koel doorschijnend. Hoe scherp zie ik de dingen, de kleine takjes, zuiver geïncrusteerd in 't licht-vlak.

 

In den trein, als ik zit, zinken de grovere gevoelens weg, in het zachte, maar niet moede rusten. En een spel begint der prachtigste sensaties, daar nu het grove rust. Zooals elfen dansen in zilver-engroene sluiers, zoodra het grove menschgerucht verstorven is.

De landen glijden langs mijn oogen weg, de groene landen. De staande boomen glijden daarop mee, de wolken, trager. Glimlachend welgevallig laat ik mij zoo streelen - een kat die spint.

Blijf mij zacht streelen, groene landen, blijf zacht glijden, trage wolken, vreemd achter glazen wand. Zoo bloeien zij het mooist in mij, gloeiend-roode vuurkelken. Hoor, nu hoor ik het het duidelijkst - glas-getinkel, klokjes-muziek, droomerig-distinct, zingende bloemen, een veld vol. En ook mooi vuurwerk, groen-

[pagina 223]
[p. 223]

brandende vuurstralen, met hooge vonkspattingen van ijl en lumineus bleekgroen.

Zóó is de schijn, het wezen is onnoembaar, diep onstoffelijk.

 

God is goed. Goed zijn al Zijne daden. Ik ben Zijn arm droef-zoekend kind, - dat veel misdreef - maar dat Hij toch wel helpen zal.

Ik mag nu rusten, één oogenblik. Hij neemt mij op, één oogenblik, omdat ik zoo moe ben. Nu zie ik, in Zijn arm, dicht aan Hem 't hoofd, angstig nog, maar zóó gelukkig, de Wereld, die zoo mooi is, naar Zijn Woord.

 

O mijn geweldig Leed! - Het is een groot brandend paleis, gebouwd van zwarte marmerblokken. Door het zwart zie ik het felle licht witziedend. Het helle, levende, ziedende vuur berst uit, berst los uit de zware, sombere steenen.

Mijn oogen zien het - en zij blijven zacht. Wat zal mij hier verschrikken?

 

Ik ben onwetend. Ik kan dit niet onthouden. Zoo aanstonds zal ik uit dit licht weer dalen, en om mij zal weer zijn het donkere gedrang mijner zoekende daden.

[pagina 224]
[p. 224]

Maar ik heb het gezien; ik heb het gezien. Ik heb de schoonheid der Wereld gezien. Ik kan niet meer haten.

Welgevallig danken mijn oogen de groene, glijdende landen, waar de geduldige aarde het klare morgenleven leeft.

 

De morgen is de tijd der glanzende gedachten. Hoe heb ik de morgen lief!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken