Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Johannes Viator (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Johannes Viator
Afbeelding van Johannes ViatorToon afbeelding van titelpagina van Johannes Viator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

Scans (10.77 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Johannes Viator

(1979)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 238]
[p. 238]

XXII.

In den laten slaap, den na-slaap in den morgen, die komt als het licht er al is, - na het zware, dikke rusten van den nacht, een heel lichte, veder-lichte, heffende sluimering, een fluweelige betoovering, streelend alle leden en schoon-verlichtend de ziel.

Daarin ik weelde-vol levend, helder ziende en hoorende, als wedergeboren. In al het geziene, in al het gehoorde, ook heel klein, ook eenvoudig en thans niets-beduidend lijkend, was rijpe vreugde.

Vreemd, in breede couliessen, vóór mij het vreemde bosch. Daarin al het niet-zichtbare schoon der vreemdheid, de bekoring van ver, nieuw land. Een gelig zandpad. Een kleine, heldere vijver. Ik aan den oever geknield, tuurde daarin, lang, in dit doen gelukkig. Kleine roode vischjes schoten snel weg, woelden zich onder, in 't gele zand.

Maar ik was door 't bosch gegaan, nu aan den rand. En een wijd prospekt, een immens dal, neer-

[pagina 239]
[p. 239]

glooiend in ontzachlijke, vrede-volle verte. Kalm lag een groot meer te blikkeren, diep beneden. De manesikkel fijn en scherp, steil en stil te deinen op het horizon-nevelzwart. Rondom de zaligheid van ruimte.

Langzaam namen mijne oogen alles, als visioen geweten, maar toch alles scherp en vast en werkelijk gezien. Dáár waren alle bladeren, - dáár streken weg de golfjes van het meer - en dáár, dáár stond de helle maan in 't luchtdiep, stijfscherp, die wil pijnlijk peinzen, niet bewegen. Een groot, duidelijk geluk, omdat dit zóó schoone niet veranderde, omdat het niet was in mij, maar vóór mij, omdat ik het niet dacht, maar zag. Tevens een klein berekenen, dat ik zooveel bladeren en dingen niet bedenken kon, allen op hunne plaats.

Toen wilde ik de ruimte, en ik wilde het hoog-zijn, vrij-zijn, het breed-omvatten, het in wijde liefde alom neerzien op deze wereld. En naar mijn willen steeg ik op, mijne armen wijd, de ruimte dronk ik, ik was ruimte en hoogheid. Het schoone onder mij, steden en kerken, bladeren en water, leefde door mijne maatlooze liefde.

 

Toen waren er klanken en een hooge Dom. Een donker steenbouwsel, zóó geweldig, dat het omhoog zich plomp kromde door àl te machtig omhoog-willen.

[pagina 240]
[p. 240]

Zijne schaduw was rondom, donker op den grond.

Maar daarboven ik, wijd-uit zwevend. Ik zag het kleine, kleurige licht daarbinnen, - oranje-glans, bloedkleurig gefonkel, en lijnscherp, wit en blauw juweel-geschitter.

Ik wist, maar zag hem niet, een koning was daarbinnen, een klagend koning, o een luid jammerklagend koning. En zijn stem galmde verscheurend op, luid menschengeklag, zeggend, groote smart zeggend, door de enkel-schoone, hemelsch-rustige orgelklanken, die vol-rondend zongen, lof en schoonheid.

 

En ík was die koning, en ík was de orgelklank, en ík was de schoonheid.

Het was een groot instrument vóór mij, breed met vele snaren. En mijne handen grepen daarin met volle grepen en dàt was al wat daar gehoord werd, zang en klacht en volle orgelklank.

En ik werd niet moede, mijne kracht was zaligheid, het ongeloofelijke begaf mij niet.

En diep, tot nooit bereikte verte, mocht ik doorgronden de macht en heerlijkheid van mijnen Wil.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken