Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De nachtbruid (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De nachtbruid
Afbeelding van De nachtbruidToon afbeelding van titelpagina van De nachtbruid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (11.87 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De nachtbruid

(1909)–Frederik van Eeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 226]
[p. 226]

XVI.

Om in de droomwereld iets handelend ten uitvoer te brengen moet ik het mij bijtijds voornemen en het plan duidelijk vast stellen. In den droom zelve is de tijd gewoonlijk te kort en gaat het geschiedende te vluchtig voorbij. Soms zweef ik in snelle vaart, zoodat alles voorbij vliegt zonder dat ik den gang vertragen kan. Meestal is het nà een dier gelukkige droomen met vol besef, nog denzelfden morgen, eer ik opsta, dat ik beraam wat ik de volgende maal in den droom zal doen. En dan wordt het elken avond vóór 't inslapen nog eens duidelijk geformuleerd en in 't geheugen geprent, opdat het als een goed bereid gereedschap bij de hand zal zijn in de oogenblikken van waarneming, - zooals de astronomische werktuigen bij een zon-eclips.

Zoo had ik mij voorgenomen, in den droom iemand op te roepen. En de eerste dien ik daarvoor koos was mijn vader.

Ik had hem vele malen in den droom gezien, maar nooit met vol besef, nooit met de herinnering dat hij

[pagina 227]
[p. 227]

dood was, nooit in de sfeer van helderheid en geluk.

Toen nam ik mij voor, avond aan avond, hem te roepen, zoodra ik in die waarnemingssfeer zou ontwaken. Want een ontwaken is het, even zeker als het ontwaken des morgens, maar het lijf slaapt dóór.

En het gelukte. Op een nacht droomde ik op de gewone wijze in de sfeer der demonen, en zij vertoonden een hunner bekende lugubere potsen. Wij speelden een kluchtspel, eenige vrienden uit mijn jeugd en ik zelf, en het tooneel was een kerkhof en alle spelers hadden doodshoofden. Toen zeide ik, een der spelende spookgestalten vast aanziende: ‘er is geen dood’ als om mij tegen de opdringende naargeestigheid te verzetten. Het hoofd grinslachte spottend, en wees met sarkastische miene naar al de schedels en knekels in 't rond. Maar ik herhaalde, nu met vasten wil en luide stem: ‘Er is geen dood!’ en zie! de oogen van het wezen vóór mij verflauwden, de gansche spookgestalte vernevelde, - en ik voelde, dit was door mijn wil. Toen kwam mijn volle besef, de gansche herinnering aan mijn dagleven en waakbewustzijn, en ik steeg blij en welwetend in de sfeer van kennis en geluk. Toen sprak ik ijlings en levendig bij mijzelven, en ik voelde mijn mond, mijn adem, mijn gansche lijf, het animae corpus, en ik wist toch dat mijn daglijf slapend neerlag en zweeg en niet verwoog. Haastig

[pagina 228]
[p. 228]

sprak ik: ‘Ik ben er! ik ben er! - Wat wilde ik ook weer? - laat mij goed bedenken! - O ja! mijn vader wilde ik zien, mijn vader!’

Toen zag ik in het zonnige, groene landschap vóór me, een huisje, laag en klein. ‘Hierin is hij’ zei ik. ‘Hier wil ik hem vinden!’ Ik liep kamers door en zag hem niet, maar bleef zoeken, kamer in, kamer uit. En toen ik ook de laatste kamer leeg zag, maakte ik er een kamer bij. En zie! toen zag ik hem zitten.

Ditmaal geleek hij nauwkeurig op den vader zooals ik hem gekend had, maar veel jonger dan toen hij mij verliet. Hij had een donkerblauw kostuum aan, en rijlaarzen en een vilten hoed. Zijn gezicht stond zacht en zijn oogen schenen klaar en helder.

‘Vader!’ zei ik ‘Vader!’ en met smeekend gebaar ging ik naar hem toe. Ik hoorde hem zeggen: ‘Dag Vico mio!,’ En het was zijn stem, meer nog dan 't zijn gezicht was.

Toen gaf ik hem mijn hand en hij nam die. Hij deed moeite mijn hand te drukken en het was of hem dat physieke inspanning kostte.

Ik zei ‘heb je me vergeven?’

Het was een warm heerlijk gevoel. Ik zag dat hij zijn best deed, en hij keek zacht.

Hij prevelde iets, maar ik kon het niet verstaan of ik ben het vergeten. Ik vroeg daarop met de uiterste

[pagina 229]
[p. 229]

inspanning om mij duidelijk uit te drukken, met de eerlijkste innigheid:

‘Heb je mij een raad te geven? Ik wil het beste. Zeg me wat ik doen moet, geef mij raad.’

Ik dacht daarbij tevens, in vollen eerbied voor zijn heilig wezen als een afgestorvene en mijn vader, dat ik doen zou wat hij raadde, hoe moeyelijk het mij mocht vallen.

Maar hij zeide niets.

Toen kwam een oude vraag in mij op, onverwacht, zonder dat ik mij iets daaromtrent had voorgenomen.

‘Vader!’ zei ik ‘Wat is Christus?’

Ik vroeg het nog eens, zeer ontroerd, met de grootste aandoening en aandrang:

‘Wat is Christus?’

Toen hoorde ik hem zeggen:

‘Vraag de vlinder’

En ik begreep dat hij den vlinder met de blauwe vleugel-cier bedoelde, uit den vorigen droom. Ik vroeg:

‘Kun je me niets meer zeggen?’

Toen schudde hij heel zacht zijn hoofd en alles uit den droom ging weg, ik zag alleen zijn gezicht, dat ‘neen’ schudde en daarmede werd ik wakker. Het was morgenschemering, en ik lag alles te overdenken en in 't geheugen te prenten.

Ik voelde geheel zeker dat ik met hem gesproken had.

[pagina 230]
[p. 230]

Ik sliep nog weer in, en droomde, zooals vaak na zulk een droom gebeurt, dat ik den droom vertelde, maar zonder te weten dat ik sliep.

Dien morgen was ik buitengewoon verkwikt en gelukkig. En den ganschen dag had ik het geluid in de ooren van zijn stem, met de woorden: ‘Dag Vica mio!’ En ik trachtte telkens het juiste timbre er van te binnen te brengen.

Deze droom kwam geruimen tijd vóór de eerste verschijning van Emmy, en ik had om raad gevraagd, daar ik toen nog in tweestrijd was of ik Lucia tot mijn vrouw zou maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken