Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Spectator (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Spectator
Afbeelding van De Hollandsche SpectatorToon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Spectator

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.09 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Editeur

Marco de Niet



Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Spectator

(1999)–Justus van Effen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Aflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733


Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Overzicht van de inhoud

No. 151:

Vervolg van 146. ‘Kobus en Agnietje’, deel II. Ingezonden brief van een advocaat, waarin de prille relatie van zijn buurmeisje Agnietje met Kobus, de zoon van een client, van de zijlijn wordt becommentarieerd.

 

No. 152:

Vervolg van 112. Vertoog over eerzucht (“liefde tot agting”) als karaktertrek van de mens. Eerzucht is in zichzelf niet verkeerd. Het dient wel ondergeschikt te zijn aan de rede. Wanneer een land neigt naar goddeloosheid, en dus haar deugdzaamheid kan verliezen, kan eerzucht nog een positieve bijstelling tot gevolg hebben.

 

No. 153:

Vervolg van 142. Een ingezonden, titelloos gedicht over gelegenheidsgedichten met begeleidende brief van L.V.Z. Deze Zeeuwse auteur vreest dat, sinds zijn gedicht ‘Lof der Vriendschap’ buiten zijn weten om in De Hollandsche Spectator is afgedrukt, hij nu gevraagd zal worden vleierige gedichten te schrijven voor familie en vrienden. De Spectator prijst hem dat hij zich verre wil houden van het maken van gelegenheids-rijmelarij.

 

No. 154:

Verslag van een bezoek aan een rijk man in Engeland die niet de kunst verstaat van zijn rijkdom te genieten. Zo'n persoon is armer dan degene die zonder schatten leeft.

 

No. 155:

Reactie op 143. Ingezonden brief over een noodlottige uithuwelijking. Hoewel Lucretia verliefd was op de zedige Damon, dwong haar vader haar met de rijke Florus te trouwen. Van ontzetting stortte zij in, en ze stierf ten gevolge van een hevige koorts, nog voor het huwelijk kon plaatsvinden. Damon stierf kort daarop van verdriet. Tevens een ingezonden brief met het verzoek hoe opgetreden kan worden tegen jonkertjes die in gezelschap anderen voor aap proberen te zetten.

 

No. 156:

Reactie op 135 & 136. Rechtvaardiging van het opnemen van het relaas over Scha Hussein van Perzië. Dat dwingelandij in

[pagina 22]
[p. 22]

de Verenigde Nederlanden niet voorkomt, is geen vanzelfsprekendheid. De landgenoten van de Spectator, inclusief de katholieken, dienen zich te realiseren dat ze gefortuneerd zijn door in de vrije Nederlanden te wonen.

 

No. 157:

Ingezonden stuk over de onbeschoftheid van een knecht van een “Heer van de regeering”, waarmee de correspondent werd geconfronteerd toen hij zich voor een lunchbezoek aandiende, gekleed in een oude geleende jas. De Spectator geeft een nabeschouwing over het gebrek aan beleefdheid bij knechten van hooggeplaatsten.

 

No. 158:

Ingezonden brief over de gebrekkigheid van de psalmberijmingen van Petrus Dathenus, met een nieuwe berijming van psalm 100, en een oproep alle psalmen te laten herzien door getalenteerde dichters. De Spectator is het van ganser harte eens met de correspondent.

 

No. 159:

Ingezonden brief met gedicht over de hoogmoed. Veel mensen menen uit te kunnen stijgen boven huns gelijken, maar zoals de meesten bouwen ze slechts luchtkastelen.

 

No. 160:

Ingezonden brief, waarin het gemoedelijke karakter en de sobere levenswijze van de bejaarde buurman van de correspondent aan de lezers van de Spectator ten voorbeeld worden gesteld.

 

No. 161:

Vervolg van 151. ‘Kobus en Agnietje’, deel III, waarin Kobus Jacob wordt, met een vork leert eten en Agnietje eindelijk met kusjes kan overladen.

 

No. 162:

Twee ingezonden brieven. De eerste bevat een uitleg van een passage over naastenliefde en “huisgenoten des geloofs” in de brief van Paulus aan de Galaten; de tweede is een pleidooi om doden niet langer in kerken te begraven.

[pagina 23]
[p. 23]

No. 163:

Vertoog over de hoogmoed. Velen die gespecialiseerd zijn in een wetenschap of een kunst matigen zich aan ‘universeel te wezen’. En als ze zichzelf al niet op een voetstuk plaatsen, dan doen anderen het vaak voor hen.

 

No. 164:

Twee ingezonden brieven. De eerste betreft een zeker kerkje waar de kerkgangers het hele jaar door verkouden zijn, en als op commando gelijktijdig in hoesten en rochelen uitbarsten. De correspondent meent dat dit komt door koude dampen uit de grond. De tweede brief is afkomstig van een eenvoudige katholieke schoenlapper die zich verbaast over het hypocriete gedrag van zijn “griffermeerde” achterburen rond Pasen.

 

No. 165:

Bespiegeling van de Spectator over de diverse soorten correspondenten en lezers van zijn blad, inclusief een korte vingerwijzing hoe de afleveringen over Scha Hussein (afl. 135-136) en Kobus en Agnietje (afl. 146, 151 en 161) geïnterpreteerd dienen te worden.

 

No. 166:

Vervolg van 150. Ingezonden tekst van een lid van het kunstgenootschap Certatim over het gedrag van de heer Nabal Geldlof die bij de correspondent logeerde. Geldlof vertrok al na één nacht, en kondigde per brief zijn huwelijk aan met de meid van de correspondent.

 

No. 167:

Vervolg van 155. Beschouwing van de Spectator over gedwongen huwelijken. Huwelijken dienen in redelijkheid gesloten te worden, en gebaseerd te zijn op wederzijdse liefde. Geldzucht bij ouders of de kinderen zelf leidt tot niets dan ellende.

 

No. 168:

Pleidooi voor het handhaven van kermissen in de Republiek. Hoewel er veel laakbaars op de kermis is waar te nemen, zal het afschaffen ervan tot sociale onrust leiden. Men kan beter een klein kwaad dulden, teneinde een groter kwaad te vermijden.

[pagina 24]
[p. 24]

No. 169:

Over de geringe aanleg van Nederlanders om luchthartig door het leven te gaan, en over lieden die in gezelschappen de leukste proberen te zijn (‘snaken’).

 

No. 170:

Vervolg van 122. Tweede ingezonden brief van Christophilus Katharinus, waarin hij verslag doet van zijn (voorbeeldige) opvoeding en zijn opleiding tot predikant.

 

No. 171:

Ingezonden brief over het onfatsoenlijke en onredelijke van het niet nakomen van gemaakte beloftes.

 

No. 172:

Ingezonden brief met uitgebreid commentaar van de Spectator over de koppigheid van velen om gelijk te krijgen, terwijl het redelijkerwijs beter is je te schikken in het geschil.

 

No. 173:

Vervolg van 157. Vertoog over de afperspraktijken door dienstboden ten huize van hooggeplaatsten.

 

No. 174:

Vervolg van 147. Ingezonden brief over de zedelijke gevaren van het vertonen van zelfmoord op het toneel. De Spectator is het niet geheel met de correspondent eens.

 

No. 175:

Vertoog over blinden die weer zien kunnen, met ruime citaten uit de Philosophical Transactions of the Royal Society at London, de bijbel en werken van John Locke en Jan Vos.

 

No. 176:

Reactie op 115 & 123. Ingezonden brief van een 26-jarige juffer, die laat weten dat er ook saletten zijn in Amsterdam waar het niet wild aan toegaat. De juffer behoort tot een groep dames die het midden zoeken tussen coquettes en savantes.

 

No. 177:

Met voorbeelden geïllustreerd betoog over ‘aanbrengers’, die tweedracht proberen te zaaien tussen vrienden door verdachtmakingen te verspreiden.

[pagina 25]
[p. 25]

No. 178:

Ingezonden brief met een verslag van een huiselijke bijeenkomst waarin overdreven veel aandacht aan de kinderen wordt besteed.

 

No. 179:

Vertoog over zelfonderzoek en de gronden van misdaad. Sommigen worden door omstandigheden gedreven tot een leven vol misdaad, anderen kiezen willens en wetens voor het uitbuiten van medeburgers.

 

No. 180:

Reactie op 149. Ingezonden brief met enkele voorbeelden hoe vriendschappen om kunnen slaan in haat en nijd.

 

No. 181:

Vertoog over diefstal. Velen, onder wie de buurman van de Spectator en domestieken, vinden het vanzelfsprekend af en toe iets kleins achter over te drukken. Maar ook al is er niet altijd kwade opzet in het spel, het blijft diefstal.

 

No. 182:

Bespotting van rangzucht, die zich onder andere manifesteert in het kiezen van een positie naast een ander persoon tijdens een wandeling: ter linker- of rechterzijde. Vleierijen hebben niets gemeen met beleefdheid.

 

No. 183:

Vervolg van 166. Ingezonden brief, met het vervolg van het relaas van de relatie van de heer Geldlof met Heilke, de voormalige dienstmeid van de correspondent. Een (afkeurend) bruiloftsdicht sluit dit feuilleton af.

 

No. 184:

De Spectator beklaagt zich in briefvorm bij een neef die hem een paard heeft verkocht dat een kneus blijkt te zijn. De brief eindigt met een postscriptum dat overgaat in een relaas over vals spelen door “menschen van hoogste geboorte”.

 

No. 185:

Vertoog over het nuttigen van wijn. Dronkenschap dient vermeden te worden, maar er is niets mis mee om af en toe de bloedsomloop weer op gang te brengen met een goed glas wijn.

[pagina 26]
[p. 26]

No. 186:

Reactie op 134. Oproep aan de Spectator door de heer Mennophilus, om de mennonieten niet als bevolkingsgroep te bekritiseren en van verval der zeden te beschuldigen. Hun overtuiging geeft daar geen aanleiding toe, en net als bij iedere andere groep zijn er goeden en slechten onder. De Spectator belooft in een volgende aflevering zich te verweren.

 

No. 187:

Vertoog over de heersende damesmode: met name de gueridon, die de Spectator voor het eerst op het Haagse Voorhout mocht aanschouwen, krijgt ervan langs. De Spectator vraagt zich vervolgens af hoe het komt dat mannen anders over schoonheid van vrouwen oordelen dan vrouwen over schoonheid van mannen.

 

No. 188:

Ingezonden brief van een wever uit Haarlem die de Spectator om advies vraagt inzake de windhandel die zijn schoonzoon hoopt te bedrijven met hyacinthen. Het advies van de Spectator is duidelijk: blijf bij je ambacht. Het verlangen naar meer rijkdom of status zal tot niets leiden.

 

No. 189:

Vertoog, waarin de teleurstelling wordt uitgesproken dat de reformatie van de christelijke godsdienst niet een wereldwijd succes is geworden. Een ieder met liefde voor waarheid en redelijkheid zou toch het goede van de hervormde Christelijke leer moeten inzien.

 

No. 190:

Vervolg van 169. Vertoog over de wijze waarop snakerij zich manifesteert in gezelschappen, en hoe men zich ertegen kan wapenen.

 

No. 191:

Vervolg van 182. Ingezonden bijdrage over rangzucht, met een voorbeeld van gedrag dat te “ceremonieux” is. In reactie hierop meldt de Spectator dat de omgang met groten inderdaad enkele subtiliteiten kent.

 

No. 192:

In een droom gaat de Spectator een samenspraak aan met een mug over de vermeende heerschappij van de mens over die-

[pagina 27]
[p. 27]

ren. Dat gezag heeft de mens zichzelf uit hoogmoed aangematigd, aldus de mug. Daarenboven ontpopt de mens zich als een “wandrogtig tyran”, gezien de wijze waarop dieren geslacht worden voor consumptie.

 

No. 193:

Ingezonden tekst over de viesheid van eten. Veel mensen zijn in de ogen van de correspondent te kieskeurig.

 

No. 194:

Vertoog over de stoïsche filosofie, waarbij de Spectator met name ingaat op enkele denkbeelden over deugd en ondeugd die aanvankelijk ongerijmd lijken, maar bij nadere beschouwing zeer waar blijken te zijn.

 

No. 195:

Reactie op 176. Ingezonden brief van een deelnemer aan een salet, waarin op licht-ironische toon de discussies naar aanleiding van aflevering 176 worden weergegeven. Met name de keuze voor kleding van de saletbezoekers wordt bediscussieerd. Om aan te geven dat het salet niet alleen met uiterlijkheden bezig is, wordt de bijdrage afgesloten met een gedicht over Diogenes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken