Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kyrieleis (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kyrieleis
Afbeelding van KyrieleisToon afbeelding van titelpagina van Kyrieleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.30 MB)

Scans (1.57 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kyrieleis

(1950)–Lidy van Eijsselsteijn–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

In Memoriam B. van Eijsselsteijn V.D.M.

 
Toen Hij je heeft gesteld
 
in het dorp met zijn enge grenzen:
 
een vogel in Zijn kooi,
 
die je in de aanvang niet wist -
 
was het nest nog zacht om je heen,
 
je kracht nog jong en intens,
 
en je wilde hart was willig
 
gevangen in Zijn list.
 
 
 
Je figuur zeer fors en groot,
 
uit goed oud hout gesneden,
 
de kop van een apostel,
 
eenvoudig en recht je aard.
 
En de kleine, vrolijke vrouw
 
- klimop aan Libanons ceder -
 
haar weelde van asblond haar
 
reikt aan je rosse baard.
 
 
 
Dit was het goed begin.
 
En later, toen je de kusten
 
des levens overzag,
 
over vele hoofden heen?
 
Toen je kende kooi en grens,
 
een van de waarheid-gekusten,
 
en haar recht zag in het gelaat,
 
te bewuster, te meer alleen?
 
 
[pagina 71]
[p. 71]
 
En Lucifer zei tot God:
 
‘Geef hem over in mijn handen,
 
deze man, een knecht als Job,
 
getrouw, en zonder kreuk, -
 
Hoe, zo ik zijn hand ontnam
 
het goede uit der levenden landen,
 
hem joeg met plaag op plaag,
 
hem sloeg met breuk op breuk?’
 
 
 
En God zei: ‘Hij zij in Uw hand,
 
doe wat goed is in Uw ogen.’
 
Hij zweeg. En de boze ging heen,
 
zoekend hoe hij je verdierf.
 
Hij sloeg de kleine vrouw,
 
de tedere lust van je ogen,
 
die fraaie na levende fractie
 
langzaam kromde, en stierf -
 
 
 
Hij rukte het nest uitéén.
 
Hij heeft je, als Job, ontnomen
 
de beide blondste dochters
 
uit het snoer dat je glimlachend reeg -
 
Hij goot zijn gif aan je uit,
 
en wierp aarde over je dromen,
 
en droesem was in je dronk -
 
En jij, je leed, en zweeg.
 
 
[pagina 72]
[p. 72]
 
Eens stond ik, een kind, voor de ruit
 
van je deur, die was versloten.
 
Het was vroeg op de Zondagmorgen,
 
op de eerste dag der week.
 
Het licht lag rood-en-blauw
 
door het glas in lood gegoten,
 
en ik zag: je lag geknield,
 
biddende vóór de preek -
 
 
 
Deze stilte, dit klein gebaar,
 
en hoe je rees uit je zwijgen
 
met ogen, die staarden, staarden,
 
als uit een oud schilderij -
 
Ik sloop in beven heen,
 
om de ceder, die wist te neigen,
 
om het raadsel, dat bidden heet,
 
om dit tussen jou en mij.
 
 
 
En de jaren traagden heen.
 
Je kop werd gegroefder en grijzer.
 
Geen vrolijke tedere snavel
 
streek meer je ruigte mooi.
 
En God zei: ‘Het is genoeg.
 
Zie deze mens: hoe gehavend!
 
Ik gaf zijn hart in Uw hand,
 
maar het viel U niet ten prooi’ -
 
 
[pagina 73]
[p. 73]
 
Toen lag je neder, en stierf.
 
En je zei me in je sterven:
 
‘Mijn leven is mislukt,
 
een molme pijl op Gods boog!’
 
En God sloeg de kooi aan stuk,
 
en je strekte wijd de vlerken,
 
en vloog, bevrijde vogel,
 
recht in Zijn licht omhoog.
 
 
 
Maar ik weet: een stem in het dorp
 
zegt soms nog: ‘Deze man was rechtvaardig.’
 
Nog weet een enkel hart
 
een woord, dat jij hebt geleerd,
 
iets van warmte en vuur:
 
zaad, dat breekt uit de aarde
 
van een hart van ander formaat,
 
dat zich willig heeft verteerd -
 
 
 
Nog ziet, door de jaren heen,
 
je gelaat mij soms aan van een kansel.
 
Nog hoor ik de oude, troostende
 
zegen, zo jij hem sprak.
 
En moeizaam leert mijn hart
 
de gesloten deur, en daarachter
 
de stilte van één, die knielt,
 
en zwijgend rijst, en staart -
 
 
[pagina 74]
[p. 74]
 
Nog is tussen jou en mij
 
een woord onvertaald gebleven.
 
Nog heeft mijn blinde blik
 
je raadsel niet ontward.
 
Maar ik weet je welbewaard
 
in het bundelken van die leven:
 
oogst, in Zijn hand vergaard,
 
besloten aan Zijn hart.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken