Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het refrein in de Nederlanden tot 1600 (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het refrein in de Nederlanden tot 1600
Afbeelding van Het refrein in de Nederlanden tot 1600Toon afbeelding van titelpagina van Het refrein in de Nederlanden tot 1600

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het refrein in de Nederlanden tot 1600

(1953)–A. van Elslander–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 265]
[p. 265]

Besluit

Vatten wij nu bij wijze van besluit de voornaamste resultaten van onze studie samen.

De benaming ‘Refrein’-‘Referein’ werd waarschijnlijk rond het begin van de XVe eeuw ontleend aan het Franse ‘refrain’ en betekent in het Nederlands van de XVe en XVIe eeuw een dichtsoort van 4 of meer strophen die telkens besloten worden met een ‘refrain’, door de Rederijkers ‘stok’ genoemd. De laatste strophe - de Prince - bevat gewoonlijk de opdracht tot den Prins van de Kamer of enig ander persoon en kan korter zijn dan de overige strophen die alle van gelijke lengte zijn.

Het Refrein neemt in de Rederijkersliteratuur naast de andere strophische dichtvormen, het lied en de Ballade, een vooraanstaande plaats in. Het behoort tot de lyrische genres, hoewel het een sterk didactischen inslag vertoont.

De Rederijkers onderscheidden Refreinen ‘int vroede’, ‘int amoureuze’ en ‘int zotte’, een indeling die wij bij de bespreking van den inhoud eveneens hebben gevolgd. Wij hebben er echter nog een vierde categorie aan toegevoegd, namelijk de stukken die den weerslag vertonen van de Hervorming en de Contra-Reformatie.

Bij allerlei gelegenheden werden Refreinen vervaardigd. Talrijke stukken werden geschreven met het oog op wedstrijden tussen de leden van eenzelfde Kamer of voor Refreinfeesten, wedstrijden waar verschillende Rederijkerskamers aan deelnamen.

Wij kunnen de bloeiperiode van het Refrein situeren tussen c. 1450 en c. 1560. Daarna wordt het stilaan verdrongen door de nieuwe Renaissancevormen en het lied. Omtrent het einde van de XVIe eeuw heeft het genre zijn betekenis voor het letterkundig leven voor een goed deel verloren.

Uit de XVIe eeuw is een groot aantal Refreinenbundels bewaard. De grote meerderheid is nog onuitgegeven of werd niet opnieuw gedrukt. In een afzonderlijk hoofdstuk hebben wij alle bundels uit de XVIe eeuw die Refreinen bevatten beknopt beschreven. Om wille van de overzichtelijkheid werden de categorieën ‘verzamelingen in handschrift’ en ‘gedrukte werken’ onderverdeeld in bundels die ten minste 3 Refreinen bevatten, Spelen waarin Refreinen voorkomen en Refreinen op foliobladen, losse bladen of in verzamelingen met minder dan 3 Refreinen, met voor de afdeling ‘gedrukte werken’ de bijkomende reeksen: verzamelingen die de producten van Refreinfeesten bevatten en Volksboeken. De belangrijkste Refreinenbundels

[pagina 266]
[p. 266]

uit de XVIe eeuw zijn: de verzameling van Jan van Styevoort (1524), de drie gedrukte Refreinboeken van Anna Bijns (1528, c. 1548 en 1567), de Refreynen int sot, amoreus, wijs, Antwerpen, Jan van Doesborch, z.j. (c. 1530), de Refereynen int vroede, int zotte, int amourueze, vertooght binnen Ghendt... 1539, Gent, Joos Lambrecht, 1539; de twee verzamelbundels van Enghelbrecht vander Donckt (c. 1550), de Rethoricale Wercken van A. De Roovere, uitgegeven door Edw. De Dene, Antwerpen, Jan van Ghelen, 1562; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II, Nr. 129; het Testament Rethoricael van Edw. De Dene (1561); Veel schoone Christelijcke ende Schriftuerlijcke Refereynen, Delft, Aelbert Hendricxsz. (c. 1580); de Refreinenbundel van Jan De Bruyne (1579) en de verzameling van Jan Michiels (c. 1600).

De oorsprong van het Refrein gaat in hoofdzaak terug op de Franse Ballade en verwante genres die waarschijnlijk langs de zogenaamde ‘Puys’ van Noord-Frankrijk om bij ons bekend werden. Het is mogelijk dat de liederen en strophische gedichten met ‘refrain’ uit de XIVe eeuw het terrein voor deze ontlening enigszins hebben voorbereid.

In het hoofdstuk dat gewijd is aan de ontwikkeling van den vorm zijn wij er in geslaagd, uit de analyse van 14 representatieve bundels enkele algemene tendenties af te leiden. Zo hebben wij kunnen vaststellen dat het Refrein van den beginne af van zijn voorbeeld, de Franse Ballade, is gaan afwijken zowel in het aantal strophen als in de lengte van de strophe en van de Prince. Een onderzoek van de belangrijkste Refreinenbundels van vóór c. 1530 gaf volgende resultaten: aantal strophen: in de Franse Ballade onveranderlijk 3, al dan niet gevolgd door een ‘envoi’; in het Refrein 4 (77%) tot 12, 14 en 15 strophen; lengte van de strophe: in de Franse Ballade 6 tot 16 verzen; in het Refrein 8 tot 20 en 23 regels met een voorkeur voor strophen van 15 regels; lengte van de Prince: in de Franse Ballade 4 en 5 verzen; in het Refrein meestal even lang als de overige strophen, slechts in 44,3% van de gevallen korter dan de andere strophen.

Deze afwijkingen van den vorm van de Franse Ballade zijn dus altijd ‘verlengingen’. We menen dit in verband te mogen brengen met de neiging naar het breedvoerig moraliseren dat vele van deze stukken kenmerkt.

Een onderzoek van den Refreinvorm bij Anna Bijns bracht belangwekkende resultaten in verband met het auteurschap van de twee verzamelbundels van Enghelbrecht vander Donckt: de zogenaamde Nieuwe Refreinen bleken namelijk in hun vormeigenaardigheden - voorkeur voor Refreinen van 5 strophen en Prince die vrijwel altijd even lang is als de overige strophen - volledig met de gedrukte Refreinboeken overeen te stemmen. Het tegendeel is het geval met de Refreinen gepubliceerd door E. Soens. Ongeveer de

[pagina 267]
[p. 267]

helft van deze stukken vertonen vormkenmerken die bij de Antwerpse dichteres nooit voorkomen.

Voor de periode van c. 1530 tot c. 1600 onderzochten wij achtereenvolgens: theorie en practijk bij M. De Castelein, de Refreinfeesten en enkele andere verzamelingen. Kenschetsend voor de Refreinfeesten zijn stukken van 4 strophen van 13, 15 en 17 regels en met een Prince die altijd even lang is als de overige strophen. Bij de andere bundels stellen wij vast: weinig strophen van minder dan 13 regels, nog grotere voorkeur voor Refreinen van 4 strophen; het gebruik van de kortere Prince is sterk afgenomen.

Na den ‘uitwendigen’ vorm bestudeerden wij de verbindingsmiddelen tussen de strophen onderling: het aan het einde van iedere strophe terugkerende ‘refrain’, door de Rederijkers ‘stok’ genoemd, en het voor elke strophe gelijke rijmschema.

Het ‘refrain’ bestaat meestal uit één vollen versregel, in enkele zeldzame gevallen uit een halven, één en een halven of twee regels. Soms wisselen twee ‘refrains’ met elkander af.

Het Refrein wijkt van de Franse Ballade af in de behandeling van het rijm. In het Refrein heeft iedere strophe hetzelfde rijmschema terwijl in de Franse Ballade de rijmen bovendien nog identisch zijn.

Het gebruik van rijke rijmen, ‘dubbelstaarten’, binnenrijmen, beginrijmen en kettingrijmen is in het Refrein minder veelvuldig dan we zouden verwachten en is eerder een stilistische eigenaardigheid van bijkomstig belang.

Het Refrein houdt er geen bijzondere verssoort op na. Het is het gewone, zeer losse Rederijkersvers met een niet vast bepaald aantal silben.

De vier volgende hoofdstukken werden gewijd aan een bespreking van den inhoud.

In het kapittel ‘Refreinen int vroede’ gaven wij een overzicht van de religieuze en didactische stukken van Laat-Middeleeuwse inspiratie die het meer veruiterlijkte godsdienstige beleven weerspiegelen van den nuchteren burgerman, met zijn uitgesproken voorkeur voor nutte lering.

Deze categorie omvat Refreinen ter ere van de Godheid, de H. Drievuldigheid, den H. Geest, het Woord, het H. Sacrament, den H. Naam en van Laatmiddeleeuwse devoties als de Vijf Wonden en het Kruishout; Lofrefreinen ter ere van de H. Maagd en enkele andere Heiligen.

Literair bijzonder geslaagd zijn sommige Refreinen van de ‘Vier Uitersten’, den dood meer in het bijzonder, die bij voorkeur wordt gezien in zijn sombere en griezelige verschijning. Ook de oprechtheid van enkele Refreinen van inkeer vermag ons nog te bekoren. De meeste zuiver didactische stukken daarentegen hebben slechts weinig

[pagina 268]
[p. 268]

recht op onze aandacht behalve een kleine afdeling hekelende Refreinen, waarin de Rederijker als het ware de hele maatschappij van toen voor ons oog laat voorbijtrekken.

De Refreinen ‘int amoureuze’ zijn te beschouwen als de late erfgenamen van de zogenaamde hoofse traditie in de Middeleeuwse Minnelyriek, waarvan ze nog talrijke elementen hebben bewaard: de minne opgevat als een dienst, de aanbidding van de geliefde, het ‘onghetroost’ blijven, het ‘secrete’ karakter van de liefdesverhouding en de gewoonte van de dichters hun lot te vergelijken met dat van andere beroemde geliefden uit het Oud Testament en de Classieke Oudheid.

Naast de hoofse liefde behandelen enkele dichters de zinnelijke liefde en de huwelijksliefde of, meestal in aansluiting met het Hooglied, de mystieke liefde.

De categorie ‘int amoureuze’ was ook soms op wedstrijden vertegenwoordigd, zo bijvoorbeeld te Gent in 1539, te Rotterdam in 1561 en te Heenvliet in 1580. In de stukken van M. De Castelein en Anna Bijns missen wij het gevoelige accent dat wij soms aantreffen in de Refreinen van de verzamelingen van Jan van Styevoort en Jan van Doesborch.

Tot de Refreinen ‘int zotte’ behoren vooral comische en boertige stukken, van het meest onschuldig grappige tot de meest platte en dubbelzinnige comiek. Ze waren een gepast tegengif tegen de ‘melancolie’ en werden als zodanig ook door ernstige dichters vervaardigd. Ze vormen een bont allerlei en omvatten: ‘maatschappelijke’ Refreinen, die ons een boeiend beeld ophangen van de toenmalige maatschappij, vooral gezien in haar komische, pikante en groteske aspecten; obscene en scatologische stukken die bewijzen hoezeer de begrippen over fatsoen ondertussen veranderd zijn en Leugenrefreinen waarin louter onmogelijke dingen ter sprake komen en de Rederijker zijn behagen in het ongerijmde kon botvieren. Na het Refreinfeest te Rotterdam in 1561, waar ze nog vertegenwoordigd waren, worden de echte Refreinen ‘int zotte’ zeldzaam. Dit laatste hangt samen met den religieuzen en politieken strijd die in de volgende jaren met verbetenheid zal worden gevoerd.

In ‘Het Refrein en de Hervorming’ hebben wij trachten na te gaan in hoever Hervorming en Contra-Reformatie in de Refrein-literatuur weerspiegeld worden. Na een beknopte karakteristiek van de verschillende hervormingsgezinde stromingen in de Nederlanden van c. 1520 af, hebben we zowel ‘Schriftuurlijke’ als katholieke Refreinen besproken door telkens beider uiteenlopende reacties na te gaan tegenover volgende punten: de ‘Schrifture’, de geestelijkheid, zekere kerkelijke practijken, de rechtvaardiging door het geloof en het middelaarschap van Christus, de vervolgingen.

Literair verdienstelijk zijn vooral de reformatorische stukken

[pagina 269]
[p. 269]

waarin de dichters hun liefde uitzingen voor den Hemelsen Bruidegom bij Wien ze dikwijls troost zoeken in de vervolging die ze om Hem moeten verduren. Niet alle Refreindichters waren hervormingsgezind, maar slechts weinig katholieke Rederijkers voelden zich zoals Anna Bijns geroepen om de ‘ketters’ te bestrijden. Eerst de Beeldenstorm (1566) en de Calvinistische dictatuur zou een krachtiger verzet uitlokken. In de poëzie van hervormingsgezinde inspiratie wordt het Refrein na 1566 stilaan volledig door het ‘Geuzenlied’ verdrongen.

In het volgend hoofdstuk hebben wij een overzicht gegeven van de Refreinfeesten tot c. 1600 en aldus een bijdrage willen leveren tot de organisatie van het letterkundig leven in den Rederijkerstijd en tot de rol die de Refreindichters uit een religieus en politiek oogpunt hebben gespeeld. Zo werd onder meer aan de godsdienstige kleur van de stukken ‘ghepronuncieert’ te Gent in 1539 een grondiger bespreking gewijd.

Het laatste kapittel geeft een opsomming veel meer dan een bespreking van de dichters die in den loop van de XVe en XVIe eeuw het Refrein hebben beoefend. Enkel over Anna Bijns werd uitvoeriger gehandeld, dit vooral in verband met de vraag naar het auteurschap van de twee verzamelbundels van Enghelbrecht vander Donckt, die wij, naar wij durven hopen, dichter bij haar oplossing hebben gebracht. De ter zake kundige lezer zal in dit hoofdstuk verder een niet gering aantal namen aantreffen die in geen van de bestaande literatuurgeschiedenissen voorkomen. Zij mogen gelden als de proef op de som dat deze studie niet te vergeefs ondernomen werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Rethoricale wercken

  • over Refreinenbundel

  • over Refereinenbundel, Anno 1524

  • over Schoon ende suverlijc boecxken inhoudende veel constige refereinen (Refereinen 1528)

  • over Tweede boeck vol schoone ende constighe refereynen

  • over Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen

  • over De const van rhetoriken

  • over Politieke balladen, refereinen, liederen en spotdichten der XVIe eeuw

  • over Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw


auteurs

  • over Anthonis de Roovere

  • over Jan van Doesborch

  • over Jan van Stijevoort

  • over Anna Bijns

  • over Matthijs de Castelein

  • over Anoniem Geuzenliedboek

  • over Anoniem Politieke balladen, refereinen

  • over Anoniem Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw