Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jong Holland (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jong Holland
Afbeelding van Jong HollandToon afbeelding van titelpagina van Jong Holland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

Scans (3.40 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jong Holland

(1983)–Marcellus Emants–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 371]
[p. 371]

Slot

Een drietal jaren zijn weder voorbij gesneld.

Op het dicht met klimrozen begroeide balkon van een villa in Mentone genoten Elisabeth en Clara zwijgend de kleurenpracht van een zonsondergang in het zuiden. Reeds was de gloeiende bol achter de hoge bergen verdwenen en het stadje in schemering gehuld. Over de blauwe Middellandse Zee echter legden de laatste lichtstralen nog lange, bleek-gouden strepen, terwijl achter de rotsen van Roccabruna een vlammenzee van de hoge berg in de koele wateren scheen neer te stromen.

Elisabeth was erg oud geworden. Diepe rimpels hadden zich onuitwisbaar in haar voorhoofd gegroefd, haar gelaat was vermagerd en onder het mutsje, dat zij thans, in navolging der Engelse weduwen, droeg, kwamen alleen grijze lokken te voorschijn. Maar ook op Clara's gelaat hadden de heengevloden jaren hun sporen achtergelaten. Een lachje kwam zelden meer om haar lippen te voorschijn en de grote ernst, die uit haar trekken sprak, maakte dat men haar algemeen voor ouder hield dan zij inderdaad is.

‘Het wordt koel,’ merkte Elisabeth op, toen de tinten des hemels begonnen te verdoven, ‘wij moesten naar binnen gaan.’

‘Nu al? Dan is de trein van daag later dan in de regel, want gewoonlijk horen wij het fluitje nog buiten.’

‘Wel neen, lieve kind, het gewone kwartiertje speling is nog niet om, maar jij bent bijzonder ongeduldig omdat de trein je man moet aanbrengen.’

‘Adolf is ook zo goed voor mij, moeder. U weet niet met welk een bijna vrouwelijke tederheid hij voor mij zorgt. Elke dag komt het zelfverwijt bij mij op dat ik hem niet genoeg op prijs stel. Ik denk nog te dikwijls aan Frits, en Adolf verdient wel een vrouw, die aan hem alleen denkt.’

‘Nu overdrijf je, Clara. Hij vergt immers niet dat je Frits vergeten zult. Ik herinner mij zijn verstandige woorden nog zeer goed. “Wij zullen hem te zamen gedenken” zeide hij. “Ik

[pagina 372]
[p. 372]

maak geen aanspraak op de plaats, die hij nog in je hart inneemt, maar kom mij schoorvoetend voor een ander plekje aanbieden, nu ik weet dat het hem ernst is nooit weder bij ons terug te keren. Je staat thans alleen in de wereld, Clara, en de wereld is kwaadsprekend. Slechts wanneer je mij uitdrukkelijk het recht er toe geeft, mag ik als beschermer van jou en je moeder optreden.”’

‘Ja, moeder, zo sprak hij waarlijk, wij hadden aan een beschermer, als hij, toen wel behoefte.’

Nauwelijks had Clara deze woorden geuit of een schelle fluit trilde door de lucht.

‘Daar is de trein’ riep zij uit. ‘Laat ons snel licht aansteken.’

Spoedig brandde de grote lamp in het gezellig salon, waren de gordijnen neergelaten en was de grote leuningstoel, waarin Heykoper zich bij voorkeur neerliet, aan de tafel geschoven. Voordat hij echter de afstand van het station naar de villa afgelegd kon hebben, werd er reeds aan de deur getikt, en verscheen op Clara's ‘entrez’ een telegraafbode met een bericht, geadresseerd aan A. Heykoper.

‘Uit Holland? Van wie zou dat wezen?’ vroeg Elisabeth verbaasd, terwijl Clara het ontvangstbewijs invulde.

‘Ik kan het niet raden, moeder, maar een voorgevoel zegt mij dat het treurig nieuws inhoudt.’

‘Lieve kind, welk treurig nieuws kunnen wij nog uit Holland verwachten? Familie bezitten wij er niet meer, en ware vrienden hebben wij, Adolf en misschien Momstra uitgezonderd, er nooit gehad.’

De bode vertrok. Clara antwoordde niet, legde het gesloten papier voor Adolfs plaats neder, en ging naast haar moeder zitten. Aan het opgenomen handwerk vorderde zij echter niet, want haar blik bleef angstig op het telegram rusten. Zij kon het denkbeeld niet van zich afzetten dat er een verschrikkelijke tijding in vervat was.

Daar vloog de deur open, en trad Heykoper haastig binnen.

‘Dag vrouw, dag moeder, ziedaar mij gelukkig weer bij u aangeland!’

Snel wierp hij zijn reistas af, drukte Clara, volgens gewoon-

[pagina 373]
[p. 373]

te, een kus op het voorhoofd, reikte Elisabeth de hand, en nam toen plaats om van zijn wedervaren te vertellen, en te vernemen hoe het de beide achtergeblevenen vergaan was gedurende zijn korte reis naar het vaderland.

‘Bijzondere gebeurtenissen hebben hier niet plaats gehad’ zeide Clara ‘maar er is zoëven een telegram voor je gekomen.’

‘Zeker over geldzaken. Nu, daar zal wel tot morgen mede gewacht kunnen worden. Die heren telegraferen dikwijls omdat het schrijven hun te lang duurt. Dus vind ik alles in orde en welstand terug. Dat is uitmuntend. Kwam er ook bericht van Fredie?’

‘Ja’ zeide Elisabeth. ‘Zij komt aanstaande zondag voor een dagje uit Nizza over. Van een langer verblijf alhier wil zij echter niet horen. Mentone is haar te stil, zij noemt het een groot ziekenhuis. Behalve dat Nizza haar dierbaar is omdat Emile er begraven ligt, geloof ik dat zij er zich tegenwoordig ook bijzonder goed amuseert.’

‘Vrijheid, blijheid’ antwoordde Adolf. ‘Luistert nu naar mijn rapport.’

‘Maar die telegram...!’

‘Heeft geen haast, beste. Tante Pietekoo vond ik niet meer in leven. Het arme schepsel had na de dood van Eveline geen onbezorgd ogenblik meer gehad. Alléén in het grote, eenzame huis was zij voortdurend in angst geweest voor inbrekers en moordenaars. De dokter beweerde dat die gestadige vrees haar leven verkort had.

Gelukkig is zij kalm heengegaan. Wat ons betreft wij hebben alle redenen om haar dankbaar te wezen. Minder bezorgd voor Clara's lichtzinnigheid dan Eveline, die aan haar beide nichten slechts een jaargeld vermaakte, heeft zij jou, mijn kind, en Frederika tot universele erfgenamen benoemd, en dus...’

‘Maar moeder dan?’ viel Clara hem verbaasd in de rede.

‘Wat wij hebben behoort immers ook aan haar’ zeide Adolf.

Met tranen in de ogen drukte Elisabeth beiden de hand.

‘Ach, ik heb zo weinig meer nodig’ sprak zij. ‘Het geluk van mijn kinderen is ook het mijne, en voor het overige verlang ik

[pagina 374]
[p. 374]

slechts rust en vrede in huis, benevens een beetje zonneschijn daar buiten. Wanneer je genoeg krijgt van het kalme leven, waaraan ik behoefte heb, geef mij dan maar een kamertje ergens in dit heerlijke land en schrijf mij van tijd tot tijd dat je gezond en tevreden bent.’

‘Neen, moeder, van schrijven houden wij niet. Zeggen willen wij het u wel en bezegelen met een kus ook.’

Aldus sprekend was Clara opgesprongen. Zodra zij haar moeder op de beide wangen had gekust, wendde zij zich weder tot Adolf met de vraag:

‘Zou je nu dat telegram niet voorlezen?’

‘Aanstonds. Ik heb eerst nog iets mede te delen. Zoals je denken kunt, nam ik informatiën naar de toestand van je vader. Momstra is de enige, die op de hoogte gehouden wordt, en hij vertelde mij dat het de oude man in Amerika slecht vergaan was. Gijsbrecht heeft hem niet alleen aan zijn lot overgelaten, maar bovendien voor een aanzienlijke som bestolen.’

‘Arme man’ zuchtte Elisabeth, ‘Zo geheel alleen... niemand om hem te troosten... hij moet veel geleden hebben.’

‘Nu dit telegram, niet waar?’ smeekte Clara, na een poze van algemeen stilzwijgen.

Adolf verbrak het zegel, las de weinige woorden van de inhoud en bleef zwijgend op het papier staren, terwijl zijn wenkbrauwen met twee diepe rimpels elkander naderden.

‘Ik heb het wel vermoed’ riep Clara, die hem angstig gadegeslagen had, ontsteld uit. ‘Het is zeker iets vreselijks!’

Een ogenblik kijkt Adolf haar aarzelend in de ogen, daarna reikt hij haar nog immer zwijgend het papier over.

Zij werpt er een blik in, verbleekt en rijst van haar stoel op. Het papier is aan haar vingers ontgleden. Ook Adolf staat op en wil haar naderen. Doch op een gebiedende toon, die hij nog nooit van haar gehoord had, roept zij hem toe:

‘Laat mij een ogenblik!’

Hij blijft staan en Clara verdwijnt in haar slaapkamer. Zodra zij heen gegaan is, raapt Elisabeth, die haar verwonderd gadegeslagen heeft, het papier op en leest:

[pagina 375]
[p. 375]

frits scheffer killed by accident transvaal momstra.

 

‘Zijn verdiende loon’ riep zij uit.

Aan haar man had Elisabeth reeds lang van ganser harte vergiffenis geschonken; voor Frits, die haar kind had doen lijden, bleef zij het zwaard zonder genade. Welke moeite Adolf zich thans nog gaf om zijn nagedachtenis althans van blaam in haar ogen te zuiveren, zij bleef het verlopen sujet in hem zien, de jongen zonder hart, die met Clara's liefde op onvergeeflijke wijze een ijdel spel had gespeeld.

‘Moeder, moeder’ riep Adolf herhaaldelijk uit ‘U is schromelijk onrechtvaardig’ en nadat zij nog enige tegenwerpingen gemaakt had, zeide hij ten slotte:

‘Bedenk dat er in het leven der volkeren zowel als in het leven der individuen morgens en avonden zijn.’

Juist had hij deze woorden gesproken toen Clara terugkwam. Zij zag dodelijk bleek, maar haar ogen waren niet vochtig.

Het ongeraden achtend een geheimzinnige houding tegenover haar aan te nemen voer Adolf voort:

‘Hun, die ochtendstond beleven, ontbreekt het in de regel noch aan moed om te streven, noch aan een doel dat hen toelacht. Met frisse krachten tijgen zij aan het werk, in de heerlijkheid van hun taak hebben zij een onbepaald geloof en de lange dag, die zij voor zich zien, schenkt hun het vaste vertrouwen dat zij een eindpaal kunnen bereiken alvorens de duisternis invalt. Zij daarentegen, die in de avond het levenslicht aanschouwen, voelen zich reeds moede voordat zij nog een hand hebben uitgestrekt, en vragen zich af - inderdaad met enig recht - of het nog wel der moeite waardig is tegen de komende nacht een groot werk te ondernemen.

Bij voorkeur wenden zij de blik terug naar de dag, die voorbij gesneld is, zien dat het grootse doel, in de ochtend gesteld, niet werd bereikt en twijfelen aan de dag van morgen. Dan komt voor handelen praten in plaats, voor bezielende taal afbrekende kritiek. Waar geestkracht is ontbreekt vaak een doel, waar een doel kon zijn de kracht om te streven. De mens

[pagina 376]
[p. 376]

groeit met zijn doel, zeide Schiller; hij had er bij kunnen voegen: het doel kan ook de mens verkleinen. Is het afwezig, en leven er toch nog krachten in hem, die naar een uitweg zoeken, dan dwingt de ijdelheid ze haar te dienen. Hier had een verstandige vaderlijke leiding veel goed kunnen doen, maar hij, die de vader vervangen moest, stond zelf reeds in dienst van zijn ijdelheid en had van ware levensernst slechts een bedrieglijk schijnsel nog over.

Zullen wij het nu iemand nog na zijn dood verwijten dat hij een kind van de avondstond was?’

Terwijl Adolf aldus sprak had Clara haar hand op zijn schouder gelegd. Zodra hij eindigde vroeg zij, met een zenuwachtige trilling in haar stem:

‘Frits is toch als een held gestorven, niet waar?’

‘Ja, mijn beste Clara, hij viel op het veld van eer.’

Dit zeggend scheurde hij het telegram langzaam in kleine stukken. Clara behoefde het niet voor de tweede maal te lezen dat er stond:

 

killed BY ACCIDENT.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken