Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het festijn van tachtig (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het festijn van tachtig
Afbeelding van Het festijn van tachtigToon afbeelding van titelpagina van Het festijn van tachtig

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.46 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het festijn van tachtig

(1990)–Enno Endt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De vervulling van heel groote dingen scheen nabij


Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Van het ‘begin-mooie’ naar de roes van het festijn

Niet bij ieder had dit estheticisme de mismoedige ondertoon die in Kloos' uitspraken te horen is. ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ was een uitroep die gevolgd werd door een stralende uitbeelding van Hollands duin- en rivierlandschap, hier en daar bekoorlijk gestoffeerd met mythologische gestalten, - Gorters Mei, vanaf 1886 geschreven, het voorbeeld van Verwey's Persephone verre in rijkdom van taal overtreffend. De vroege droom van schoonheid werd bij hen veel zintuiglijker, extraverter, tot uitdrukking gebracht. Zeker geldt dit voor de eerste van de drie Mei-zangen. De tweede bevatte enkele filosofische opvattingen, die door de mythologische inkleding heen niet geheel helder willen worden. En in de derde zang moet het meisje dat de naam van een maand draagt, haar droeve vergankelijkheid ervaren, daarbij begeleid en tenslotte begraven door de dichter.Ga naar eindp. 35-1

Van de actuele mensenwereld was in die poëzie, en in de sonnetten die Verwey en Kloos uitwisselden over hun liefde die vriendschap heet,Ga naar eind2 niet veel te bespeuren. De ziel stond centraal, en het was de ziel van één individu, een enkeling.

Maar de kunst om de kunst bleef niet bij die vriendelijke en beperkte praktijk. Drie, vier jaar later, september 1890, schrijft Gorter aan zijn vriend, aan Diepenbrock: ‘Wat is dat nu dood hè, dat begin-mooie: Demeter, Persephone, en de andere dingen, er is niets meer van over. Verwey, Kloos, Hein houden hun mond, dat ging niet, dat was niet erg genoeg. ledereen voelt dat wat niet erg is, niet meer gaat. Je moet half dood gaan bij het maken, dan komt er wat.’Ga naar eind3

Daarin spreekt de worsteling om het behoud van de schone droom, maar het is nu een droom waarin meer van de eigen werkelijkheid en die van anderen wordt toegelaten, en binnenen buitenwereld heftiger beleefd worden. Bij die groei naar de realiteit van hun dagen was de invloed van Zola's werk (bemiddeld door Van Deyssel) werkzaam; die lectuur bevrijdde hen enigszins van het zwaarwegende seksueel taboe. Een verruimde kijk gaf velen van hen meer oog voor de sociale entourage.

[pagina 36]
[p. 36]

Tegelijk daarmee (maar los daarvan) gingen ze ook aanspraak maken op een algemene geldigheid van hun allerindividueelste uitingen. Wel moest de lezer in de literaire orakeltaal thuis zijn, want de toepassing van het algemeen geldende patroon werd aan zijn interpretatie overgelaten. Een tendens werd niet expliciet gemaakt, en betrof trouwens nog altijd het psychisch leven, niet de maatschappelijke toestanden. Die bleven decor, een vaak bevreemd ervaren decor.

In de praktijk van hun leven echter konden zij met de onmaatschappelijkheid van hun kunst steeds minder uit de voeten. En met het onontkoombare verlies van hun jeugd gingen ook de jaren van beschikbaarheid, van maatschappelijk vrijgesteld zijn, voorbij. De noodzaak van levensonderhoud, van kostverdienen, ook voor een levenspartner en voor kinderen, liet zich gelden, - naast bevrijding van, was er ook de niet geringe belemmering door het maatschappelijk gareel.

Zij trachtten zich te redden. In de tussenliggende jaren had ‘de kunstenaar’ in hun ogen de buiten-proportionele rol van profeet of priester aangenomen. Vanuit dit denkbeeld eisten zij voor dit unieke kunstenaarschap een eigen status. Binnen een republiek der letteren waren dan de vrijheden van een idealere maatschappij mogelijk, de vrije liefde voorop. De buitenwereld zou die nieuwe stand moeten erkennen... En, vonden sommigen, bekostigen. Deze pretentie was nieuw in Nederland. Het waren dan ook slechts weinigen, meest uit de naaste omgeving van de nieuwe elite, die bereid waren, het levensonderhoud van deze of gene te garanderen. - Bovendien bracht het verhevigde levensgevoel excentrieke uitingen in hun werk, maar soms ook excentriek gedrag, opzettelijk of ongewild, mee. De maatschappij reageerde daarop spottend of geïrriteerd.Ga naar eindp. 36-1

De nieuwe geestelijke vrijheid, waarvoor de tol van de armoede betaald moest worden,Ga naar eind2 de uitzonderingspositie, bracht velen in een spanning - soms een creatieve spanning - die tot óverspannenheid werd, zoals het Gortercitaat al liet zien. De factoren die tot deze situatie leidden, zal ik meer in concreto, anekdotisch, schetsen in de volgende hoofdstukken.

eindp. 35-1
Oudere en meer recente studies over Gorters Mei en de interpretatie van de tweede zang zijn o.a.: Henri Huyghe, Mei van Herman Gorter: gewikt en gewogen (1974); Van Halsema en Schenkeveld, ‘Het proemium van Mei 11’ (1980); Endt, ‘De Mei van Gorter (...)’ etc. (1989); en in het Mei-nummer van De Gids, 1989, artikelen van Kemperink (‘Muziek lokt van een ziel muziek weer los’) en Endt (‘Twee eenzamen’).
eind2
Verwey's Persephone verscheen in 1885, en werd gedeeltelijk herdrukt in zijn Verzamelde gedichten (1889) en in Oorspronkelijk dichtwerk i (1938), pp. 11-18. - Van de reeks sonnetten, getiteld ‘Van de liefde die vriendschap heet’ werd een tiental in de eerste twee jaargangen van De Nieuwe Gids gepubliceerd; in Verz. gedichten (1889) bleek de reeks 44 sonnetten te tellen; eveneens in Oorspr. Dichtwerk (1938); in Dichtspel (1983) kwamen daar nog eens 27 bij en tevens werd onthuld, dat er voor dit ‘Boek van Mysterie’ niet 71, maar 77 sonnetten waren beraamd, volgens Kloos' wens.
eind3
Gorter aan Diepenbrock, half september 1890. In: hgd, 1890: 76, p. 329. - Ook in Diepenbrock, Brieven en docc., i, p. 234.
eindp. 36-1
Enkele voorbeelden hiervan zijn te vinden in hgd, pp. 310-326: de krantenrel, zomer 1890, over Gorters verzen; en hgd, 1891: 14, p. 395: ‘Daar gaat nou die gek’, zoals het publiek over Gorter zei, volgens Van Eeden door Gorter aan hem verteld. Ten slotte natuurlijk ook in Paap, Vincent Haman (1898), passim, en meer van binnenuit.
eind2
Een sprekend voorbeeld geeft hgd, 1893: 13, p. 463: Gorters vrouw, Wies Cnoop Koopmans, aan een vriendin: ‘Je moet nu maar niet aan iedereen vertellen over dat loopmeisje [nl. in plaats van een dienstbode voor dag en nacht], anders komt er zoo'n gezeur over. En van stand is natuurlijk geen sprake, want we maken zelf een stand.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken