Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
Afbeelding van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445Toon afbeelding van titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (10.63 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Vertaler

M.J. Steens



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

(2006)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Inleiding

Erasmus van 1514-1516

Het is 1514. Erasmus is 46 jaar en heeft een schat aan levenservaring opgedaan. Hij kent de noordelijke en zuidelijke Nederlanden, heeft in Parijs gestudeerd en is vervolgens in het gevolg van William Blount, lord Mountjoy, naar Engeland vertrokken, waar hij kennis maakte met de meest vooraanstaande maatschappelijke figuren: John Colet, Thomas More, Andrea Ammonio, William Warham, aartsbisschop van Canterbury, John Fisher, bisschop van Rochester en vele anderen. Daarna, tijdens zijn reis naar Italië, was hij getuige van de triomfantelijke inkomst van Julius ii in Bologna. Hij bezocht Florence, Padua, Siena, Rome en werkte in Venetië, aan de hogeschool van het humanisme van die dagen, de drukkerij van Aldo Manuzio. Verleid door zijn vrienden, die grote verwachtingen koesterden van de jonge Henry viii, keerde hij in 1511 terug naar Engeland. Teleurgesteld verliet hij het in 1514 weer.

 

De grote uitgever en drukker Johann Amerbach, werkzaam in Bazel, had het plan opgevat de vier Latijnse kerkvaders, Gregorius, Ambrosius, Augustinus en Hieronymus, uit te geven. Amerbach stierf tijdens de voorbereidingen van die plannen in 1513, maar zijn opvolger, Johann Froben, die al een prachtige uitgave van de Adagia had verzorgd, was er alles aan gelegen Erasmus, kenner als geen ander van de brieven van Hieronymus, aan zich te binden. Waarschijnlijk op zijn uitnodiging zette Erasmus koers naar Bazel. En wat hij niet verwachtte, gebeurde. Hij werd op zijn eerste tocht door de Duitse gebieden overal, in Keulen, Straatsburg, Sélestat (Schlettstadt), Bazel ingehaald als de grootste humanist ten noorden van de Alpen, als de vorst der letteren, het mooiste sieraad dat de mensheid ooit had voortgebracht. Erasmus moet zich gevleid, gesterkt en erkend hebben gevoeld en voor zover zijn onrustige aard het hem toestond heeft hij later van Bazel en Freiburg zijn thuissteden gemaakt. Misschien voelde hij zich met de Duitse geleerden - minder geraffineerd, minder pretentieus dan de Italiaanse - ook nauwer verwant. In ieder geval maakte hij er vrienden en aanhangers voor het leven. Johann Froben natuurlijk, een eenvoudig maar vriendelijk

[pagina 10]
[p. 10]

man van grote vakbekwaamheid, dan de drie zonen van Johann Amerbach, Bruno, Basilius en vooral Bonifatius; de trouwe Beatus Rhenanus, die hem bekend maakt bij Willibald Pirckheimer, een belangrijk magistraat in Neurenberg, Zasius, een groot jurist die op kinderlijke wijze zijn blijdschap kenbaar maakte over de komst van Erasmus, en vele, vele anderen. Opvallend is dat er in de brieven uit de Duitse gebieden een duidelijk nationalistisch sentiment te bespeuren valt, dat zich afzet tegen Frankrijk en Italië.

En met al die mensen gaat hij een correspondentie aan, terwijl hij zijn oude vrienden in Engeland en Brabant niet vergeet. De briefwisseling neemt dan ook enorm toe. Omvatten de eerste twee delen van deze serie een kleine driehonderd brieven verdeeld over een periode van 27 jaar, dit deel omvat 150 brieven over een periode van twee jaar, - hetzelfde tempo als bij de volgende delen. Door die correspondentie schept hij ook wat men tegenwoordig een netwerk noemt om zich heen: als hij aan Leo x schrijft, laat hij niet na te benadrukken dat Henry viii hem eigenhandig een brief heeft geschreven, of hoe welgezind de bisschoppen van Engeland, waaronder de aartsbisschop van Canterbury, William Warham, tegenover hem staan. Schrijft hij aan kardinaal Riario, dan begint hij met een lofzang op Leo x, - niet onverstandig nu hij zich richt tot diens grootste vijand, want Riario behoorde tot het geslacht della Rovere dat zich schuldig had gemaakt aan een aanslag op Lorenzo de'Medici, Leo's vader. Steeds weer zal hij, als dat te pas komt, memoreren hoe liefdevol Filips de Schone hem had aangekeken toen hij zijn lofrede tot hem richtte. Zelfs Hendrik van Bergen, de bisschop van Kortrijk bij wie hij zijn carrière is begonnen, laat hij opdraven. Kortom, hij weet goed duidelijk te maken dat hij invloedrijke beschermers heeft en dat men niet zomaar aan hem kan voorbijgaan. Van paus Leo x weet hij niet alleen de broodnodige dispensaties te verkrijgen, maar zelfs een brief, gericht aan Henry viii, waarin de paus Erasmus bij de vorst aanbeveelt. Omgekeerd vergeet hij ook niet voor Johann Reuchlin een goed woordje te doen bij de paus en bij Riario.

 

In Bazel lijkt het of de tijden van Aldo Manuzio zijn teruggekeerd. Met een koortsachtige activiteit bewerkt hij de brieven van Hieronymus, zet zich aan een gecorrigeerde uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks en Latijn, vertaalt werken van Seneca en Cato, en blijft onderwijl steeds doende zijn Adagia bij te schaven en uit te breiden. Een aanval op de Lof der zotheid van Maarten van Dorp weet hij kundig te ontzenuwen. Hij begint ook een nogal stekelige correspondentie met Frankrijk's grootste humanist, Guillaume Budé. Als deze het betreurt dat Erasmus zijn tijd verdoet met nogal futiele geschriftjes, reageert Erasmus als door een adder gebeten: het is voor een

[pagina 11]
[p. 11]

pedagoog de belangrijkste opgave het leerproces te vergemakkelijken en te veraangenamen en Erasmus blijft een raspedagoog. Daarom dient er helder en systematisch geschreven te worden. Budé, berucht om zijn gewrongen en duistere stijl, kon het zich aantrekken.

 

Juni 2006

Theo Steens


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken