Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
Afbeelding van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841Toon afbeelding van titelpagina van De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.71 MB)

Scans (1.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Vertaler

M.J. Steens



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

(2008)–Desiderius Erasmus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Inleiding

De in dit deel opgenomen 247 brieven beslaan de periode van juli 1517 tot mei 1518, de eerste tien maanden van Erasmus' verblijf in Leuven waaraan in het najaar van 1521 een eind kwam. Ten minste 82 brieven uit deze tien maanden zijn verloren gegaan, zoals blijkt uit verwijzingen in de wel bewaard gebleven brieven. Iets meer dan de helft van de brieven uit dit deel is overgeleverd in een handschrift, thans berustend in de Athenaeumbibliotheek te Deventer, waarin Erasmus zijn assistenten ingekomen en uitgaande brieven liet overschrijven. Bovendien zijn 89 brieven uit dit deel al tijdens Erasmus' leven in druk verschenen: eenendertig in Auctarium selectarum aliquot epistolarum Erasmi Roterodami ad eruditos (Bazel, 1518), dertig in Farrago nova epistolarum Erasmi (Bazel, 1519), vier in Epistolae ad diversos et aliquot aliorum ad illum (Bazel, 1521) - alle drie door Erasmus zelf geredigeerde uitgaven - en vierentwintig in werken van tijdgenoten, in de meeste gevallen met Erasmus' toestemming en medewerking. Slechts twee brieven (622 en 713) werden tegen de zin van Erasmus gepubliceerd. Welke criteria hij hanteerde om brieven al dan niet te doen kopiëren of uit te geven, is niet steeds duidelijk.

In de eerste brieven van Erasmus zelf die in dit deel zijn opgenomen (brieven 596/97), stelt hij zijn correspondenten op de hoogte van zijn verhuizing naar Leuven (oorspronkelijk slechts bedoeld voor enkele maanden). In juli 1517 had hij zijn intrek genomen bij zijn vriend Jean Desmarais. In september verhuisde hij naar het College van de Lelie in de Diestsestraat, waarvan een andere vriend, Jean de Nève, regent (president) was. In Leuven genoot Erasmus een ogenschijnlijk veilige en bevoorrechte positie. Hij was lid van de theologische faculteit, maar vrijgesteld van academische verplichtingen, terwijl zijn inkomen uit verscheidene beneficies en zijn toelage van het hof meer dan voldoende waren om in zijn noden te voorzien, ook al kwamen de betalingen niet steeds tijdig binnen (zie o.a. brieven 621, 823). De zorgen die Erasmus zich om zijn financiële positie maakte (zie ook brieven 702, 753/54) lijken in de omstandigheden enigszins overtrokken en zijn wellicht ingegeven door de herinnering aan zijn jongere jaren waarin hij het minder breed had.

[pagina 10]
[p. 10]

In Leuven kon Erasmus zich volop aan de studie wijden en ook toezien op de oprichting van het Collegium Trilingue (Drietalencollege) waarin Grieks, Latijn en Hebreeuws zouden worden onderwezen (zie brief 686 enz.). Ook had hij er een groot aantal oude kennissen - sommige van twijfelachtige loyaliteit, zoals Maarten van Dorp - en sloot hij nieuwe vriendschappen, bijvoorbeeld met Maarten Lips, een geleerde kanunnik uit het klooster Sint-Maartensdal (zie brief 750). Zijn verhouding met sommige theologen en met de bedelorden bleef niettemin moeizaam, terwijl in 1517 een nieuwe tegenstander zich liet gelden: de Engelsman Edward Lee (zie brief 765), die in Leuven studeerde en met wie Erasmus in de loop van 1518 een vruchteloze pennenstrijd zou voeren. Bovendien was Erasmus verwikkeld in een controverse met Jacques Lefèvre d'Etaples uit Parijs (zie brieven 597, 601, 607, 608, 616, enz.) tegen wie hij in 1517 een verweerschrift liet uitgaan, tot droefenis van wederzijdse kennissen die meenden dat het ter zake staande geschil - de interpretatie van Hebreeën 2:7 - geen tweedracht onder humanistische geleerden waard was (zie brieven 621, 643, 652/53, 659, 663, enz.).

Het grootste project dat Erasmus in deze periode bezig hield, was de herziening van zijn tweetalige (Grieks-Latijnse), geannoteerde uitgave van het Nieuwe Testament, die in 1516 voor het eerst was verschenen. In het voorjaar van 1518 had Erasmus het werk gereed en tegen 1 mei vertrok hij naar Bazel om persoonlijk toe te zien op het drukken van het werk in de uitgeverij van Johann Froben. De herziene uitgave zou in 1519 het licht zien. Erasmus lijkt nogal tegen de voltooiing van het werk te hebben aangehikt en merkt in verscheidene brieven op dat hij na gedane arbeid eindelijk tijd zal hebben zich te wijden aan de muzen (brieven 731, 784/85, 826). Niettemin werkte Erasmus intussen ook aan andere publicaties, zoals zijn parafrase van de Romeinenbrief (zie brief 710); bovendien schreef hij een nieuwe versie van de Ratio verae theologiae (zie brief 745), zijn programmaschets van een theologie gebaseerd op de studie van de Bijbel en de kerkvaders, met afwijzing van de disputaties over doctrinaire kwesties die kenmerkend waren voor de scholastieke traditie.

Wat zijn internationale reputatie betreft, stond Erasmus in de jaren 1517/18 waarschijnlijk op zijn hoogtepunt. Ondanks enkele controverses en zijn altijd aanwezige vrees voor tegenstand onder conservatieve theologen en bedelmonniken werd hij algemeen bewonderd en geëerd. Erasmus ontving met regelmaat uitnodigingen van verscheidene Europese vorsten en stond via zijn brieven in contact met geleerden, kerkleiders en staatslieden uit het gehele continent. Hij dacht er in deze tijd over zich te vestigen in Frankrijk (zie brieven 778, 810) of Engeland (zie brieven 657, 694, 834),

[pagina 11]
[p. 11]

waar de koningen Frans i en Hendrik viii hem gouden bergen leken te beloven. Intussen had Erasmus zijn meest geestdriftige bewonderaars waarschijnlijk in Duitsland, waar het inquisitieproces tegen Johann Reuchlin veel stof deed opwaaien en door menig geleerde werd opgevat als een strijd van de oude onwetendheid tegen de humanistische cultuur (zie brief 610 enz.). Erasmus bleef Reuchlin steunen en liet zich in de strijd verleiden tot aanvallen op diens voornaamste tegenstander die een anti-joodse strekking bezitten (zie brief 694 enz. en de noot van de redactieraad onderaan deze inleiding).

Natuurlijk is 1517 ook het jaar waarin Maarten Luther zijn 95 stellingen bevestigde aan de deur van de slotkerk van Wittenberg, een gebeurtenis die achteraf in de geschiedschrijving is uitgeroepen tot het begin van de Reformatie. Dat het optreden van Luther zou uitlopen op een kerkscheuring, kon echter in 1517 nog niemand voorzien. Critici van misstanden in de kerk waren er wel meer; Luther leek slechts één van hen. Erasmus hoorde van zijn Duitse correspondenten van Luthers actie en stuurde diens stellingen door naar Thomas More (zie brief 785), maar Luthers naam lijkt in deze tijd nog geen begrip voor hem te zijn geweest.

 

De Latijnse tekst die ten grondslag ligt aan de vertaling is, als steeds in deze reeks, die van de kritische editie van Erasmus' correspondentie door P.S. Allen (voor dit deel: Opus epistolarum Desiderii Erasmi Roterodami, deel 3). Voor de inleiding bij dit deel, de noten bij de vertaling en de herdatering (en soms hernummering) van sommige brieven is gebruik gemaakt van deel 5 van de Collected Works of Erasmus, uitgegeven door de University of Toronto Press. Uitgever en redactieraad danken de University of Toronto Press voor de toestemming haar uitgave vrijelijk te benutten.

Deel 5 van De correspondentie van Desiderius Erasmus is het laatste deel dat oorspronkelijk is vertaald door Theo Steens. Het is dankzij zijn vertaalarbeid, begonnen op eigen initiatief, dat met de volledige uitgave van Erasmus' correspondentie in Nederlandse vertaling een begin is gemaakt. Uitgever en redactieraad danken Theo Steens zeer hartelijk voor zijn werk en vertrouwen erop dat de door hem ingezette onderneming door andere vertalers, die inmiddels volop bezig zijn, tot een goed eind wordt gebracht. Theo, geniet van je rust; wij maken je karwei af.

 

István Bejczy

[pagina 12]
[p. 12]

Noot van de redactieraad

In dit vijfde deel van Erasmus' correspondentie komt een aantal brieven voor waarin Erasmus zich op kwetsende wijze uitlaat over joden. Deze uitlatingen staan niet op zichzelf. Ook in andere geschriften van Erasmus, met name in enkele polemische werken, staan passages waarvan de strekking moeilijk anders dan als anti-joods kan worden uitgelegd. In vakkringen zijn deze passages bekend, maar het bredere publiek waarop deze uitgave van Erasmus' correspondentie zich richt, wordt er mogelijk door verrast, temeer daar Erasmus nogal eens in een adem wordt genoemd met het ideaal van de religieuze verdraagzaamheid. In deze uitgave verschijnen deze passages zonder nader commentaar. Wie zich een oordeel wil vormen over Erasmus' houding tegenover joden, kan de volgende studies raadplegen:

 

-Guido Kisch, Erasmus' Stellung zu Juden und Judentum (Tübingen, 1969).
-Shimon Markish, Erasmus and the Jews (Chicago, 1986; oorspronkelijk Russisch).
-Hilmar M. Pabel, ‘Erasmus of Rotterdam and Judaism: a reexamination in the light of new evidence’, in Archiv für Reformationsgeschichte 87 (1996), 9-37.

Noot van de vertaler

Met dit vijfde deel ben ik aan het einde van mijn Latijn gekomen. Ik troost me met de gedachte dat uiterst competente personen mijn plaats zullen innemen. Ik wens hun veel succes bij hun arbeid en hoop dat zij er even veel genoegen uit zullen putten als ik er zelf aan heb beleefd. Verder ben ik zo vrij om uit naam van Erasmus de in de colofons genoemde stichtingen te danken voor hun genereuze bijdragen, de uitgever voor zijn durf een zo groot project te beginnen, de redactie voor de steun die zij me verleend heeft, de redactrices voor hun niet eenvoudige werkzaamheden, de ontwerper voor de fraaie vorm waarin de correspondentie gegoten is, en niet het minst de aandachtige lezers voor hun waardering, aanmoediging en kritiek. Quare valete, plaudite, vivite, bibite, Moriae celeberrimi Mystae.

 

Theo Steens

Maart 2007, in de boekenweek onder het motto ‘Lof der Zotheid’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken