De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus[p. 199] | |
2868 Aan Johann Koler
| |
[p. 200] | |
het boek over de kerkelijke eendracht toegezonden. Ik vermoed dat Hieronymus4. het in het geheim heeft gedrukt uit vrees voor de predikers, want hij heeft mij maar drie exemplaren gestuurd en aan anderen niets. Voor het testament kan gemakkelijk worden gezorgd, er is geen behoefte aan machtige beschermers.5. Je raadt me aan de zorgen van me af te werpen; als zorgen me konden doden, was ik allang heengegaan. De beroeringen van de theologen en het geblaf van monniken en anderen verdraag ik tamelijk kalm. Er is één ongeluk dat zich vorig jaar bij mij thuis heeft voorgedaan door toedoen van een roofzuchtige schurk en een misdadige lichtekooi:6. nadat alle deuren waren ontgrendeld, zijn de fraaiste stukken van al mijn huisraad ontvreemd en is uit mijn geldkistjes een niet onaanzienlijk bedrag weggenomen. Deze krenking kan ik niet vergeten en niet verteren. Wat het des te pijnlijker maakt, is dat ik me niet kan wreken. De dief is afkomstig uit deze stad en heeft een groot aantal al dan niet aangetrouwde verwanten die allemaal even slecht zijn. Al mijn tijd voor de studie zou ik moeten opgeven. Dit vertel ik in vertrouwen, om de min of meer sluimerende Camarina niet in beroering te brengen.7. Zorg ervoor dat het je zo goed gaat als maar mogelijk is, oprechtste van mijn vrienden. Freiburg, 9 september 1533 Erasmus van Rotterdam, eigenhandig |