Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vervlogen jaren (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vervlogen jaren
Afbeelding van Vervlogen jarenToon afbeelding van titelpagina van Vervlogen jaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

ebook (3.94 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vervlogen jaren

(1938)–Frans Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Karel Alberdingk Thijm

Toen ik op de kostschool Rolduc op de ‘Philosophie supérieure’ was, de hoogste klasse, kwam Karel Alberdingk Thijm uit Amsterdam op de ‘Sixième latine’, de laagste klasse. Omdat er tusschen de hoogere klassen en de lagere, d.w.z. die van de oudere en die van de jongere leerlingen weinig of geen omgang bestond, heb ik hem toen niet gesproken. Wel herinner ik mij hem zeer duidelijk.

‘Het zoontje van professor Alberdingk Thijm’ werd al gauw om de beroemdheid van zijn vader door iedereen te Rolduc gekend. Hij was toen een klein jongetje met bleeke wangen en een groot hoofd; hij droeg een breeden, witten, liggenden kraag. Wanneer ik mij door mijn herinnering in dien tijd verplaats, zie ik hem binnenkomen en naar zijn plaats gaan in den ‘réfectoire’. Daar moesten wij vóór het eten naast de banken rechtop staan om het ‘Benedicite’, wanneer alle leerlingen aanwezig waren, gezamenlijk te bidden. Zoo zie ik hem daar binnenschuiven, ik zeg ‘schuiven’, want dat deed hij om zich daarbij, langs de rijen der jongens gaande, een air van nonchalance of gemakkelijkheid te geven, met één hand in zijn broekzak, terwijl de duim bloot was, zijn oogen neergeslagen om niemand op dat moment in het gezicht te moeten kijken.

Ik heb hem op Rolduc nooit gesproken. Tusschen jongeren en ouderen was er niet veel contact; vooral een student in de philosophie zou zich niet gauw hebben gefamiliariseerd met een jongen van de laagste klasse; op dien leeftijd is een verschil van eenige jaren heel groot. Ik had dien kleinen jongen wel opgemerkt en op mijn vragen hoe hij was, zeiden de jongens, dat hij erg pedant deed, omdat zijn vader een beroemd man was. Voor den professor hadden wij groot respect, want het was tot ons, jongens op Rolduc, doorgedrongen, dat op het letterkundig congres te Maastricht, waarbij

[pagina 131]
[p. 131]

ook Nicolaas Beets tegenwoordig was, Prof. Thijm door een der aanwezigen werd aangevallen en dat hij toen opstond en zijn tegenstander antwoordde in een glansrijke improvisatie, die wel twintig minuten duurde. Dit wist ik door mijn neef en klasgenoot Josef Starren op Rolduc, die erbij tegenwoordig was en die den schrijver der Camera Obscura bij den uitgang zijn jas had helpen aantrekken. Hij had er altijd plezier in om dat te vertellen.

Toen ik later in Parijs was, had ik mij geabonneerd op het Weekblad De Amsterdammer, dat in zijn opkomst was onder De Koo. Ik las daarin letterkundige kronieken en tooneelverslagen van een zekeren Van Deyssel, maar ik wist niet wie dat was. Eenigen tijd daarna hoorde ik, dat dit Karel Alberdingk Thijm was. In het tijdschrift van zijn vader, de Dietsche Warende, schreef hij allerlei kleine kritieken onder verschillende pseudoniemen, zoo ook onder den naam ‘Duyrcant’. Ik geloof dat hij al op zijn zestiende jaar met schrijven is begonnen. Niemand wist wie zich onder den pseudoniem Van Deyssel verschool en hij polemiseerde onder dien naam ook tegen Schaepman, die langen tijd dacht te doen te hebben met een ouderen literator. Doch er was een zekere heer Oldekot, die in Rotterdam woonde. Onder den titel van ‘Potloodstreepjes’ publiceerde deze nu en dan vlugschriftjes, die een zekere geestigheid hadden. Deze heer was achter het geheim van v. Deyssels pseudoniem gekomen en vertelde aan Schaepman, wie dat was. De doctor werd tot een woedeaanval gebracht, toen hij gewaar werd, dat hij met een jongmensch van achttien jaar een polemiek had gevoerd. En die zelfde jongen had als jongetje nog paardje gereden op des doctors rug, wanneer deze zich, om het kind te amuseeren, op handen en voeten voortbewoog over het vloerkleed van professor Thijms huiskamer. Geen wonder dat hij brulde: ‘O, is dat Kareltje Thijm!’

Door hetgeen ik van v. Deyssel in Parijs in De Groene Amsterdammer las over Fransche literatuur, was ik niet erg geïmponeerd geweest, daar het mij niets nieuws leerde; maar voor het Hollandsch publiek waren die stukken in dien tijd van groot belang, daar zij mededeelingen en inzichten brachten, die aan den lezerskring onbekend waren. Een kennismaking met den auteur was mij dus welkom, want ik zag op dat oogenblik in hem den jongen voortzetter en verbeteraar van het werk van Jan ten Brink. In het proza van die eerste stukken in De Amsterdammer verschenen, kwam de eigenlijke Van Deyssel nog niet uit. Dit gebeurde pas later bij de

[pagina 132]
[p. 132]

publicatie van zijn brochure ‘Over Literatuur’, gericht tegen Fransch Netscher.

In het laatst van September of October '83 was ik in Amsterdam. Het waren de laatste veertien dagen der wereldtentoonstelling, die voor de hoofdstad een evenement was geweest. Zij was een langdurige kermis voor hen, die zich wilden amuseeren. In de eerste dagen, dat ik daar was, kwam mijn vriend Biederlack, de nu bekende advocaat, toen doctorandus in de Rechten, uit Utrecht over en bezocht mij. Wij gingen samen dineeren en toen ik hem voorstelde na afloop van het eten ergens een kop koffie te gaan drinken, zeide hij: ‘Laten wij dat in het bovenzaaltje van de “Caves de France” gaan doen, daar zit men uitstekend’.

De ‘Caves de France’ was een lokaal, waar koffie en likeuren werden gedronken en dat in den tentoonstellingstijd was opgekomen. Het had op de eerste verdieping een met luxe uitgedoste zaal, waar men in dikke tapijten verzonk en eenige groote pluchen fauteuils (andere stoelen waren er niet) volkomen rust gaven. Toen wij op de bovenzaal kwamen, rezen er bij het zien van Biederlack drie jonge menschen zwijgend en langzaam uit hunne fauteuils op, van wie één, Lodewijk van Deyssel, persoonlijk met hem bekend was. De beide anderen waren Arnold Ising, de tooneelspeler en diens neef Arnold Croiset, die zich voornamelijk met historische studies bezig hield; deze laatste was in lange gekleede jas. Zij waren alle drie rookende. Alle andere fauteuils en tafels waren leeg. Daar zaten alleen die drie jongemannen in een groote stilte; men hoorde er niets dan het doffe geschuifel der voorbijgangers beneden op het asphalt van de Kalverstraat. Deze drie waren vrienden van elkaar en van dien avond in de ‘Caves de France’ dateert ook mijne vriendschap met hen.

Daarna trof ik hen nog verscheidene malen des avond in Café Willemsen op den Heiligeweg, waar de jonge literatoren, schilders en andere artiesten des avonds tegen tien uur aan een vast tafeltje te zamen kwamen. Daar zat ook Roodhuizen, de later bekende politicus en directeur van ‘Het Vaderland’. Hij was in dien tijd medewerker van ‘De Amsterdammer’; ik meen dat hij er tooneelkritieken in schreef. Gewoonlijk was hij al de eerste aan het tafeltje, rechts van den ingang tegen den muur. Hij was bekend om zijn geestige, scherpe zetten. Hij plaagde gaarne, onder anderen Van Deyssel, die om zijn deftigheid zijn spotlust opwekte. Eens had deze twee eieren besteld en had die vóór zich op zijn bord liggen, maar Roodhuizen nam ze voor de grap weg. Toen zei Van Deyssel: ‘Ik

[pagina 133]
[p. 133]

zet het je, ze op een geschikte manier terug te leggen’. De ander vond niet den waren truc om ze op een geestige manier op het bord terug te krijgen en moest het tenslotte zoo maar klakkeloos doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken