Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wij waren er ook bij (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wij waren er ook bij
Afbeelding van Wij waren er ook bijToon afbeelding van titelpagina van Wij waren er ook bij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (12.89 MB)

ebook (3.99 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Illustrator

Otto Dicke



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wij waren er ook bij

(1970)–Gertie Evenhuis–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

[2]

‘Het examen is razend vroeg dit jaar,’ wist Enid Vossemeer te vertellen, toen ze met Margie en Stina naar huis liep. De meeste meisjes fietsten niet meer, omdat er haast geen banden meer te krijgen waren. Zij die in dezelfde buurt woonden, wachtten elkaar zonder afspraak op bij het kruispunt.

Ook dat was al gewoonte geworden.

‘Lekker!’ zei Margie jaloers. ‘Hebben jullie de hele zomer vrij en wij zitten te ploeteren. Ik moet er niet aan denken!’ Ze schopte tegen een stuk hout dat op de straat lag. ‘Wat gaan ze eigenlijk allemaal doen?’

Enid nam haar zware tas onder de andere arm. Ze rimpelde haar voorhoofd en zei gewichtig:

‘Tja. Ik ben immers het enige meisje in VB. De jongens gaan allemaal naar de MTS en anders naar de zeevaartschool. Of naar Duitsland natuurlijk. Als ze op andere scholen gaan of naar de universiteit wèl!’

‘Pffff!’ floot Margie. ‘Wat een idee: allemaal naar de zeevaartschool. Krijgen ze dan van die petten op? En wordt het daar dan niet stampvol?’

Enid antwoordde niets over de petten. ‘Weet ik niet,’ zei ze vaag. ‘Zeg, hebben jullie vanmiddag dat papier gezien? Aan de deur van de conciergekamer?’

‘Nee,’ zei Stina afwezig. Ze liep nog over de uniformen van de zeevaartschool te denken. Zou leuk staan. Als je aan Henk van Duinen dacht. Of aan Joost Materlink...

‘Ja, ja!’ riep Margie dwars door al deze en door haar eigen gedachten heen. ‘Is het geen schandaal? Wij hadden een uur vrij en we mochten van de Beer de meisjeskamer niet uit. In die tijd kwamen er twee van die domme WA-kerels in de vestibule, ze hamerden dat de school dreunde en toen we weer op de gang mochten, hing daar dat idiote papier. “Flinke jongens en meisjes melden zich aan bij de Jeugdstorm!” De Jeugdstorm nog wel!’

[pagina 17]
[p. 17]

Ze struikelde van verontwaardiging over stenen die ze niet zag en ze slingerde haar tas hoog. Er vielen een paar boeken uit, op Stina's hoofd. Die schrok onzacht op uit haar droom:

‘Zeg es, jij altijd...’

Margie raapte haastig alles weer op, propte haar tas vol en schold gehurkt op straat verder:

‘In onze school! Hier, wat vind jij nou, Enid, dat hadden ze toch moeten weigeren? De Beer liet ze maar doen!’

Schuin omhoog keek ze vragend Enid aan, die ook was blijven staan, en wijs knikte.

‘Ze zullen wel moeten. Als je wat zegt of doet wat de Duitsers niet aanstaat, ga je zó, pfff, de laan uit. De gevangenis in. Of naar een kamp. Jij hebt gemakkelijk praten!’

Margie kwam langzaam overeind en slenterde naast de oudere meisjes verder. Je kon toch merken dat Enid in de vijfde zat en zij nog maar in de derde, dacht ze bij zichzelf. Ze was veel... bedaarder en rustiger dan zij. Ze keek nog eens naar Enids gezicht, naar baar vastberaden kin, haar kleine neus die iets opwipte en de boog van de wenkbrauwen in het ovale gezicht. Leuk zag ze eruit... Een vriend had ze ook, in VB, maar ze praatte er nooit over onderweg. Zou die ook naar de zeevaartschool...? Niet over beginnen maar. Ze sloeg Stina hard op de schouder zodat die alwéér een gezicht trok!

‘Ik moet hier af. Tot morgen.’

 

‘Bij ons hebben ze het geweigerd!’ zei Nico kalm, toen Margie haar opgewonden relaas over het Jeugdstormpapier had gedaan.

‘Wat?’ riep zijn zusje. Haar mond bleef openstaan van verbazing. Had je nou ooit! Die Nico!

‘Hoe dan?’ vroeg ze.

‘Nou, gewoon,’ zei Nico. Hij genoot. Dit was nu eens iets waar híj mee voor de dag kon komen. Bijna altijd stond de u.l.o. in de schaduw van de h.b.s. die veel groter was en waarover je altijd de wildste verhalen hoorde. Hij ging er eens voor zitten en begon:

[pagina 18]
[p. 18]


illustratie

‘Die kerels kwamen dus de school binnen met hun laarzen...’ ‘Die láárzen,’ onderbrak Margie verachtelijk, ‘ik geloof dat ze die 's nachts aanhouden! Boem-dreun-boem!’ Ze sloeg dreunend op de tafel.

‘Ja, nou,’ zei Nico, even van zijn stuk gebracht, ‘laarzen dus, en ze begonnen te spijkeren aan de wand vóór iemand eigenlijk wist wat er aan de hand was. Maar Coré die les stond te geven, je weet wel, Frans, herstelde zich meteen en vroeg wat dat te betekenen had.’ Nico genoot bij de herinnering aan dat ogenblik. ‘Daar gaven die kerels niet eens antwoord op, stel je voor. Met hun domme koppen! Coré deed toen zijn armen over elkaar en zei nogal bars: “Het is niet geoorloofd ongevraagd een schoolgebouw binnen te dringen en er een dergelijk plakkaat op te spijkeren.”

[pagina 19]
[p. 19]

Mooi, hè, dat “dergelijk plakkaat”.’

Margie knikte bewonderend, maar hield zich zorgvuldig stil om de rest van het verhaal te horen.

‘Die NSB-ers begonnen brutaal te tieren, maar Coré zei rustig dat hij de politie zou bellen. Toen werden die lui nog woedender en ze riepen dat hij dat gerust kon doen, want dat de politie van nu af aan moest doen wat zíj zeiden!

“Welzeker, dat moest er nog bij komen!” schreeuwde meneer Coré opeens driftig.’ Nico keek gauw even naar Margie. ‘Hij was wit van woede, jô.’

‘En toen, en toen verder?’ vroeg Margie opgewonden.

‘Toen riep hij,’ en hier zwol Nico van trots, ‘“jongen,” en dat was ìk, “jongen, haal jij meneer Welden, ogenblikkelijk!” Je snapt, ik vlóóg naar de leraarskamer. Meneer Welden kwam dadelijk mee, zag wat er aan de hand was en haalde zijn zakmes voor de dag. Daarmee peuterde hij het papier doodkalm van de muur en legde het omgekeerd op de grond. Die WA-kerels stampten van woede, je had het moeten zien. Er zullen nog wel putjes in de vloer zitten van al dat ijzerbeslag. Toen belde Welden de politie ook nog op en die kwam in draf, je begrijpt niet hoe ze dat zo gauw klaarspeelden.’

‘Nou vooruit, en tóen?’ Margie zat er nu helemaal in. Zoiets hadden zíj moeten beleven.

‘Nou, toen zei de politie dat meneer Welden gelijk had. De kerels moesten het schoolgebouw verlaten, zei de politie. Net goed, wat doen ze ook andermans huis in te draven.’

‘Wat goed, wat góed,’ riep Margie vol bewondering. Had je dat ooit gedacht, dat die slome Nico, die nooit iets beleefde op die dooie school van hem, daar zó'n rel zou meemaken? Daar zou ze morgen succes mee hebben. Alleen, oppassen, niet te snel alles vertellen. Wachten tot ze allemaal stil waren, en goed nieuwsgierig, en dan...

‘Bij ons hangt dat papier aan de àchterkant, want die deur staat nu wijd open,’ zei ze snel, toch nog verzachtende omstandigheden vindend voor het gebrek aan heldhaftigheid in haar school.

[pagina 20]
[p. 20]

‘Ja, maar het hàngt er toch,’ stelde Nico zakelijk vast

Dat moest Margie toegeven. Uit spijt daarover mopperde ze: ‘Waren ze bij ons ook maar niet zo benauwd. Jullie baas, dàt is nog es wat...’

‘Als dat muisje maar geen staartje heeft,’ zei moeder bezorgd. Ze schonk thee in voor Margie en Nico en bleef met het blad in haar handen even staan.

‘Er gaan wel mensen voor minder de gevangenis in. Als domme en brutale mensen de macht in handen krijgen, kun je alles verwachten. Op dat punt zijn de NSB-ers en WA-mannen nog gevaarlijker dan de Duitsers, geloof ik. Houden jullie je maar een beetje rustig.’

Margie mompelde wat. Ze blies in haar thee, die geen thee was maar chocoladewater.

‘Heb jij je huiswerk al af?’ informeerde moeder.

‘Bijna, alleen natuurkunde nog, zo'n volslagen zinloze som van die kranen. Zeg moeder, Heidema, die altijd zo kletst, werd op een andere bank gezet vandaag en hij kwam naast Keizer, weet jewel, die landverrader...’

‘Nou, nou, nou,’ kwam moeder.

‘'t Is tòch zo, moeder!’ riep Nico. ‘Als iets toch zo ìs, dan mag je het toch zeggen! Zijn vader is de ergste NSB-er van de hele provincie, geloof ik, de verklikker. En die Gerard van hem, nou.’

‘Hij is nog te stom om zijn sommen van je over te schrijven,’ zei Margie grimmig. ‘Niet dat hij ze krijgt, overigens.’

Moeder schoot in de lach, maar Nico riep alweer:

‘Nou, wat deed Heidema? Ging hij naast die kerel zitten?’

‘Hij moest wel,’ zuchtte Margie. ‘Eerst wou hij niet. “Naast die vent ga ik niet zitten,” zei hij.’

‘Dat vind ik nogal wat,’ bromde Nico goedkeurend.

‘Ja, maar toen de Beer vroeg of hij wilde herhalen wat hij gezegd had, deed hij zijn mond dicht. En toen ging hij op het uiterste puntje zitten. Het hele uur heeft hij gemopperd, en Gerard uitgescholden. We konden het allemaal verstaan, ik snap niet dat de Beer er niets meer van zei. Hij zei ook nog dat

[pagina 21]
[p. 21]

hij het tegen zijn vader zou zeggen. Doet ie vàst!’ Margie genoot alweer.

‘Wie is de Beer?’ informeerde vader die binnen was gekomen. ‘Hm, de baas, vader.’

Vader schudde zijn hoofd en ging zijn pijp zoeken. Nico snoof al veelbetekenend en kneep zijn neus demonstratief dicht.

‘Hè toe, vader, die stinktabak...,’ mopperde Margie. Maar Nico zei:

‘Toch wordt de boel hoe langer hoe slomer. Er gebeurt niets en niemand durft wat. Ze laten alles maar doen. De jongens van de joodse school...’

‘Heb jij je opstel nou al af?’ wilde moeder weten.

‘Nee moeder, haast.’

Margie gaapte.

‘Ik wèl. Een dag te vroeg nog wel. 'k Ga naar bed. Liggen denken aan m'n spreekbeurt voor morgen. Nacht, allemaal.’

 

Maar in het donker van de avond bleven de beelden van de dag nog lang bewegen: Peter, de brug, het papier op de deur en alles wat daarmee te maken had, Nico en zijn u.l.o., en dan weer Peter... En de woorden van Peter, herhaald nu door Nico. Ze hebben gelijk, dacht ze ongedurig, er gebeurt niets, en ze doen maar. De oorlog is zo ver... en wij hier... Het leek wel of je je schoolleven leefde en daarmee uit. Dat dachten je ouders waarschijnlijk ook van je, je kon het aan ze merken. Maar het was niet waar. Ergens achter de gewone dingen wist je dat er elke dag mensen werden opgepakt en naar Duitsland gevoerd, dat er hoe langer hoe minder veiligheid en recht was.

Soms werd een man op straat aangehouden en meegenomen. Eén keer had ze dat zelf gezien. Het doodsbleke gezicht van die man... zijn verwilderde blik naar alle kanten, zelfs naar haar, of hij nog vluchten wou, nog hulp verwachtte... Margie rilde. Je moest er niet aan denken. En in de nacht... Stel je voor dat straks de bel ging, scheurend door de stilte, en dat vader mee moest... En toch gebeurde dat dagelijks. Vaak hadden die mensen niets bij zich, moesten ze zó mee, alles achterlatend, ook hun vrouw, hun kinderen...

[pagina 22]
[p. 22]

Ja, je werd er op school uitgestuurd en je was vaak ‘lastig’. Maar je wist meer dan ze dachten. Je hoorde zoveel...

In Amsterdam hadden vooral de joden het erg. Die werden overal aangehouden en meegenomen. Kinderen vonden thuis vader niet meer en moeders wachtten urenlang op haar kleine kinderen die niet thuiskwamen en ook nooit meer thuis zouden komen omdat ze op weg naar school of naar huis waren meegenomen. Die joden, dacht Margie, díe hadden het het ergst. Waarom? Waarom altijd dat volk? Wat was er dan met dat wonderlijke volk der joden? Ieder die maar een beetje geschiedenis kende, wist toch dat zij het altijd waren, al eeuwen lang... Haar gedachten keerden terug naar Peters bittere woorden: ‘er gebeurt niks’ en naar zijn bitter gezicht toen hij dat zei. Als een verwijt aan hen allemaal dat ze zijn vader hadden laten meenemen. Zou hij nog leven?

Het regende. Eentonig en eindeloos tikten de druppels tegen de ruiten.

En mochten dan die Duitsers alles, alles maar? Zat iedereen daar dan maar bij toe te kijken? Zou dat toen bij de Spanjaarden ook zo zijn geweest? Iedereen... nee, niet iedereen. De oorlog is zo ver... En Peter... donker haar had Peter...

Ze sliep. Buiten viel de regen, urenlang, de hele nacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken