Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De getooide doolhof (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De getooide doolhof
Afbeelding van De getooide doolhofToon afbeelding van titelpagina van De getooide doolhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De getooide doolhof

(1909)–P.N. van Eyck–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 77]
[p. 77]

Pan.

... um einsam in öder Pracht schimmernd dort zu leben ...
Wagner, T.u.l. 2e Akt.

Pan, herdersgod, die door de landen van Arkadia ronddwaalde, een zegenend god, een schrikgod, een god vol liefde die geen liefde vond, misvormde god, die, vol van schoonheid was, - vóór zich, dit zwervend leven vaarwel zeggend, bij den stoet van Bakchos aan te sluiten, spreekt:

 
Zoo waarlijk dan dit glansverzadigd land,
 
Zoo waarlijk de aarde in haren roes van goud
 
En welig geurend groen, in haren droom
 
Van lente en herfst, van blinkend-blijden bloei
 
En teer-genoten sterven, niets meer heeft,
 
Niets, niets dan 't lachen van een ledig schoon,
 
Dan ijdlen pronk van zielverstorven praal,
 
Als waarlijk dan dit flonkerend bestaan
 
Mij niets meer weet te geven, mij, den god,
 
Die van zijn eersten tot zijn laatsten schrei
 
De tranen gaarde van een lang verdriet,
 
Dan spot en hoon en nauw verholen lach,
 
Dan dankbaarheid die bitter is van vrees,
[pagina 78]
[p. 78]
 
Dan offers, wèl van vreugde, maar gebracht
 
In kille tintling van gespannen schrik,
 
Zoo dan die één'ge liefde, die mijn hart,
 
Dit loome hart, dat nu van wanhoop mort,
 
Moest voeden tot zijn eigen droefenis,
 
Den smaad ontmoette van een prille haat,
 
En niets mag doen dan zwellen van verdriet,
 
Zoodat mij ook die laatste hoop ontviel
 
Van, daar ik nergens vond dan leegen schijn,
 
Dan schoonheid zonder ziel, dan wat, gehuld
 
In weidsche wading, een belofte was
 
Van diepte en kracht, die 't nimmer geven kon, -
 
Nu in de Liefde nog het vol genot
 
Te vinden van een al-doorgloedend goed,
 
Droom, de éénge die mij van de wereld bleef,
 
Droom, de éénge, die mij met dien grooten waan
 
Verzoenen mocht, - maar de eenge, die geen wil
 
Mij kan vervullen, geene godd'lijkheid,
 
Al waar die grooter dan ik zelf bezit,
 
Ter waarheid maken voor dit smaadlijk lijf, -
 
Zoo 'k dus, omschreeuwd door leugen, in den lach
 
Van zielverlaten rijkdom, de eenzaamheid
 
Van met mijn eigen ziel alléén te zijn,
 
Voor voortaan en voor eeuwig zal te kweeken,
 
Te omstreden weten in mijn stil gemoed, -
 
Laat ik dan niet meer als voorheen, als thans,
 
Een god, die velen zegent, helpt, behoedt
 
Voor nood en onheil, dolen door dit land,
 
Mij zelf verblijdend in den frisschen glans
[pagina 79]
[p. 79]
 
Van vrije stroomen, in den hellen zang
 
Der vogels, en den sluimerdeun van 't riet,
 
In 't vallen van den koelen lentenacht,
 
In 't klaatren van den luiden zomerdag,
 
In zachtbedauwde weiden en het waas
 
Van niet verworven vrede in boom en bosch,
 
Dat suizend zingt zijn herfstig doodenlied.
 
Want welk gewin geeft ons een rijkdom, die
 
Niet ééne ziel, maar 't vragend lijf gerieft?
 
En welke vreugde en diepe blijdschap draagt
 
Een schoonheid, die haar eigen ziel niet kent,
 
Een schoonheid, die geen eigen wezen hééft?
 
Laat ik nu heengaan naar een eenzaamheid
 
Grooter dan die ik dolend vinden kan,
 
Laat ik bij hen, die ganschen dag en nacht
 
Verteeren in een wilden zwijmelroes
 
Van dronken vreugde en blijde dronkenschap.
 
Die, dwalend door de landen, niet als ik
 
Al-zwijgend of in 't zingen van een lied,
 
Maar dansend, juichend, joelend ommegaan
 
In 't schelle schrijnen van een schorren schreeuw,
 
Nooit denken dan aan winst van lust alleen,
 
Nooit droomen dan van pasgenoten zoet
 
Of vreugde, die hierna weer komen zal,
 
En nimmer meerder vragen van den dag
 
Dan dit genot, en nimmer van den nacht
 
Dan die verdwaasde zoetheidsdroom alleen,
 
Laat ik nu heengaan naar den dollen stoet
 
Van Bakchos, laat ik, met hun lachen mee
[pagina 80]
[p. 80]
 
Mijn lach doen schaatren, schreeuwen met hun schreeuw,
 
Mij wentlen in een lang-gerekte roes,
 
Mij reeden tot hun waanzinrijke dans.
 
Laat ik een god van hoon en spot, met niets
 
Dan scherp-verbeten schimp op ieder ding,
 
In minzaamheid gesproken, tot hen gaan,
 
En zijn: een lacher méér dan één van hen,
 
Een ijdel lustbejager méér dan elk,
 
En zoo, in 't mom van levenslang geluk,
 
In 't valsch gewaad van onbedorven vreugd,
 
Waarvan mij nooit één oog ontdaan moog zien,
 
Dit leven maken tot een moeilijk spel,
 
Dat aan een ieder blijde scherts bereidt,
 
Door geen begrepen dan mijn ziel alleen.
 
Want dan zal die verlatenheid, die dus
 
Voor altijd nu mijn wezen kennen zal,
 
En die ik, vol tevreden droefenis
 
Zal koestren als een eenig schoon bezit,
 
Dan zal mijn eenzaamheid, een glanzend beeld
 
Van mat ivoor en glimmer-glanzend goud
 
Voor 't donker peinzen van een tempelhal,
 
Verrijzen in zijn vol ontloken naakt,
 
Dat nooit zoo zwaar van schoonheid, zoo vervuld
 
Van vreugde die alléen de schoonheid geeft,
 
Mijn ziel bedwelmt, als met den zoeten geur
 
Van overrijpe bloemen in den herfst.
 
Zal zij niet staan daar, vóór dit siddrend oog.
 
In 't schrille licht van kille daadlijkheid, -
 
Mijn spot, mijn hoon, mijn leugen-zwangre lach -
[pagina 81]
[p. 81]
 
Dat zélf ik schrijnen deed, - een levend lijf,
 
Een ijlschreeuw naar hartstochtelijk genot,
 
Een mensch die gloeiende armen strekt, een vrouw,
 
Van lusten zwaar, die tot mijn lichaam heen
 
Haar leden branden doet, waaraan ik feest,
 
Ik, ik alleen, de dorsten van mijn oog,
 
Van mijnen mond en gansch mijn manlijkheid,
 
Eén oogenblik een eeuwigheid van rust?
 
Gij zult dan niet meer eenzaam zijn, mijn ziel,
 
Gij zult, daar ik mij schiep uit eenzaamheid
 
Mijn schoone beeld ten eeuw'gen vreugdedroom,
 
Voortdurend zwelgen in een gouden roes
 
Van nooit geweten of gedroomden gloed,
 
Die voor een elk, en zelfs voor Bakchos, dien
 
Juublenden lacher, in wiens oogen ik
 
Den vlam speur van een 't mijn gelijk geheim,
 
- Hoe zou hij groot zijn, doch niet gansch alleen? -
 
Mij zelven dierbaar, ongeweten blijft.
 
 
 
Zoo zij dan nu dit leed verbreed ten hoop,
 
Een hoop die niet te dooden is, maar vast
 
En hel en scherp schijnt aan de transen van
 
Mijns levens arm-beflonkerd firmament.
 
En eens, o goden, naar wier lach ik tracht,
 
Goden daarginds, in 't reinverzaligd blinken
 
Van zonomvloten bergen, zal ik dwaas
 
Van lieve lusten, mèt dat lokkend lijf
 
In éénen zang van ongescheidenheid
 
Opstijgen naar uw toppen, en uw spijs
[pagina 82]
[p. 82]
 
Met haar saam eten, drinken uwen drank,
 
Dan zal ik vieren, in den hoogen schijn
 
Die, om u allen bloeiend, mij ombloeit,
 
Mijn bruiloft met deze eigen eenzaamheid,
 
En met den twijfelglimlach om den mond,
 
Of dit het grootst en schoonst te vinden is,
 
Zal ik, bij u gezeten, maar niet hoorend
 
Naar uwen spraak en lachen, staren naar
 
Het huivrend lijnen van de verste kim,
 
Die niemand ziet dan gij, dan gij alleen, -
 
En in een nieuwen droom van eindloosheid,
 
Nimmer verzaad, vol vreemd geluk vergaan.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken