Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

119.
Brief
. [Met potlood erboven geschreven: 1913]

2 Jan. 1913.

Zeergeachte Heer,

Eerst vanmiddag kwam De Beweging. Het was werkelijk een verrassing. Ik kan niet nalaten mijn groote bewondering uittespreken voor dit artikel, zoowel als daad, als om zich zelf.Ga naar voetnoot348 Vooral ook als daad heeft het mij zóó getroffen. Het spreekt vanzelf, dat Uw persoonlijkheid U dit artikel deed schrijven. Dan past, dunkt mij, een groote bewondering voor een persoonlijkheid, die iets doet, waartoe bijna niemand in de geheele literatuurgeschiedenis, in staat geweest is. Hoe zelden heeft over 't algemeen een dichter eener generatie - en welke een hartstochtelijk - strijdbare en dus gauw voor alles behalve het te verdedigen eigene blinde! - zoo kunnen schrijven over een latere die - hoewel noodwendig, ook logisch noodwendig, zooals zij is en wordt toch zoo geheel verschillend is van de zijne.Ga naar voetnoot349 De houding der dichters is bijna altijd geweest: die van Kloos: schamper over nieuwe modes. Ik ben er van overtuigd, dat dit artikel - die standpunten zelf kende ik bij U - een van de monumenten, groote en kleine, zal zijn die U zich in de literatuur gebouwd heeft. Vooral wanneer wij sterk en

[pagina 191]
[p. 191]

levenskrachtig zullen blijken, en dus een tijdperk in de geschiedenis der Ned. poëzie zullen vormen. Ik hoop, dat U mijn bewondering niet overdreven zal schijnen, - ik vind het buitengewoon naar, iemand van aangezicht tot aangezicht een bewondering over iets bepaalds te zeggen. Daarom frappeert te meer misschien de toon van mijn brief.

Het is ook iets vreemds. Een paar frasen in Kloos' laatste kritiek hadden mijn gedachte machine aan 't werk gesteld.Ga naar voetnoot350 Het heeft mij gisteren geen rust gelaten, ik heb uren lang wakker gelegen met een wemeling van gedachten, zinnen, plannen, betogen,- zoodat ik van morgen het plan maakte een artikel te schrijven over ‘Gedachten en Gevoel in Poëzie’, of zoo iets, en dat te maken tot het eerste duidelijk omschrijvende stuk, waarin de verhouding tusschen het wezen der nieuwe Gidsers en het onze uitelkander gezet zou worden, en de eerlijke aanwrijving van dingen die wij niet willen, onmogelijk zou worden. U bent mij voor geweest, het eerste geschrift is van U geweest. En al mag het waar zijn, of waarschijnlijk, dat het overtuigende en later komende artikel van mij of anderen in De Beweging momenteel grooter geweest zou [zijn], dat er minder verdachtmaking mogelijk zou geworden zijn, - wanneer het eerste stuk uit ons midden gekomen was, de overweging van ons werken sub specie aeternitatis of generationus futurarus maakt voor mij die waarschijnlijkheid absoluut onbelangrijk. Integendeel, is het voor mij, een versterking van een geloof niet in mij, maar in ons, die naar U zei geboren bent met de gave naast het Eene of Eigene, het Andere te zien, wanneer U dat Andere beschrijft, precies in hoofdlijnen uitspreekt, wat ik mij zelf over mij zelf en de tijdgenooten gedacht heb. Uw artikel, Uw ideeën in een aaneengeschakeld betoog brengend, was voor mij een toetssteen. En dat b.v.ik al aangeboren zou bezitten, waartoe U eerst later gekomen was, dat doet mij zien dat de logische schakeling, die in niets ontbreekt, hier aanwezig is.

Mag ik Woensdag bij U komen? Of vindt U dat te spoedig na de vorige maal. Ik zou de verzen van Andrian wel graag gauw hebben, voor de opbouw van mijn boekje. Wilt U mijn bel.gr. aan Mevr. en de kinderen doen?

Met hart.gr.
Hoogachtend
Uw
PN. v.Eyck

voetnoot348
De richting van de hedendaagsche poëzie in De Beweging IV (1913), 1; pp. 52-66, later opgenomen in Proza II, Amsterdam 1921; pp. 37-55. In J.C. Bloems Verzamelde Beschouwingen , 's-Gravenhage 1950 kan men dit artikel vinden in de Appendix op de pp. 223-237.
J. Kamerbeek Jr. schreef een belangrijke studie erover: Albert Verwey en het nieuwe classicisme , Groningen 1966 en publiceerde op de pp. 95-106 nogmaals de tekst.
voetnoot349
Verwey bespreekt de beschouwingen van Gossaert en Bloem en noemt dan alsnog een ander verschijnsel: de voorkeur voor de ‘volzin’. In dit verband kiest hij Van Eycks poëzie als model. Hierop sluit deze passage van de brief aan.
voetnoot350
Kloos' ‘laatste kritiek’ verscheen in De Nieuwe Gids van december 1912. Daarin bespreekt hij Verzen van J.H. Leopold die door P.C. Boutens bezorgd waren en in een beperkte oplage van 80 exx. verschenen. Vgl.nr. 108; noot 329.
Hij beschouwt de dichter als ‘een der allerbeste[n] ... uit onze heele literatuur’. Hier vindt men ‘de precies-juiste weergave van 's menschen onbewuste Binnenste’, aldus Kloos. Peinzen wordt intuïtie en weten aanschouwing. Voorts constateert hij ‘... kalm-viriele kracht’, waarmee de menselijke emotie wordt bedwongen ‘en in haar fijnen, geconcentreerden eenvoud tot kunst gemaakt’. Dit herinnert Kloos aan passages bij oude kerkvaders als Augustinus. Hij stelt dit tegenover een poëzie uit de voorbije eeuwen, vooral tegenover die van sommige dichters met ‘een droge gelijkmatigheid en vlakheid van zegging’, want deze is ongenietbaar, verstoken als zij blijkt van ‘psychische innerlijkheid’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • Italië


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 2 januari 1913