Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

163.
Brief
.

Den Haag 6 Nov. '13

Zeergeachte Heer,

Hartelijk dank voor Uw warme brief, die mij goed deed met zijn duidelijke belangstelling. Ik had vandaag bijna niet aan de geschiedenis gedacht, omdat de bezigheden van de dag mij dat verhinderden, en nu ik Uw brief gelezen heb, staat de zaak mij veel helderder voor den geest als gister. Ik erken volmondig de mogelijkheid, dat ik, de sterkte van een werkelijk gevoel beleefd hebbend, zijn beteekenis voor mijn dichterlijke ontwikkeling toch (of liever juist daardoor) kan overschatten. Dit erkennend, spreekt het vanzelf, dat ik de vraag naar de beteekenis dezer verzen uit mijn hoofd zal trachten te zetten, en elk verder oordeel over hen opschort. Alleen nog dit: Ik heb U alles gestuurd, wat ik schreef, alles, - ook wat ik over een tijdje bij 't uitzoeken misschien zou verwerpen, omdat ik 't als materiaal beschouw, dat U noodig heeft tot een volledig oordeel. Daardoor krijgt U wellicht dingen onder 't oog, die ik U anders in geen geval gezonden had, en die verzen, waarvan ik gister [in] mijn brief schreef, zijn niet buiten de in die brief genoemde uittebreiden. Wanneer ik dus werkelijk als dichter in de war was, ben ik 't gebléven na 't einde van die periode, zoo Uw oordeel over alle verzen eender is.

Ik wou nog over twee dingen een paar woorden schrijven. Dat ik zoo'n periode zou doormaken, ik kan het begrijpen, maar de gedachte geeft mij angst, dat ik 't al eens ondervonden heb, en dat 't dus weer zou gebeuren. Wat moet ik dan wel over de

[pagina 252]
[p. 252]

sterkte mijner persoonlijkheid denken? En tóen heeft het leven zelf mij als dichter gered, - mijn meisje is er de levende herinnering aan. Moet zij, door mijn vrouw te worden, voor de tweede maal hetzelfde voor mij doen? Graag dan, - maar zal ik er mij zelf met mijn tob-neiging toe krijgen, geduldig te zijn en af te wachten en ondertusschen aan andere dingen te werken. En wat, als mijn dichterschap zich eens niet redt? Ik weet wel, dat al die vragen juist nú in mij opkomen, omdat ik zoo plotseling voor de vraag gesteld ben, maar ik weet ook nog welke angst ik tusschen beide gehad heb, nu 4½ jaar geleden, die ellendige tijd vóór ik mijn meisje ontmoette. Ik wil mij zelf beloven, te werken, en aftewachten.

Wanneer U gelijk heeft, - misschien is 't dan de beschikking van het leven, dat ik 't juist nu heb, nu ik een tijd moet ingaan van uitsluitend hard werken aan mijn studie, en daarnaast dan De Zilverdistel, om daarna mijn huwelijk mógelijk te maken. Gelukkig, ik ben niet neerslachtig meer, en ik ben U dankbaar. Welk een verschil tusschen deze brief en die van jaren geleden! Het kon ook niet anders toen, maar het geeft mij vertrouwen, dat U mij op deze wijze geschreven hebt en hebt kunnen schrijven. Wanneer ik dóór mijn werk, gemaakt zou hebben, dat ik nog iets meer voor U ben dan enkel een goed medewerker van De Beweging, dan ben ik daarvoor mijn werk dankbaar, en het maakte mij zoo blij in Uw brief Uw vriendelijke warme toon te hooren. Ik hoop dat ik mij niet vergist heb. Wat ik toen niet had, heb ik nu in de sterkste mate: het persoonlijk vertrouwen en ik voel een behoefte, dat juist nu te zeggen.

U spreekt van: ‘de inhoud, waar je met een razende vormdrift naar hijgt.’ Wat ben ik, met mijn zelf-analyseerende passie, toch eigenlijk nog bezig met 't a.b.c. van mij zelf. Dat ik U zoo kan voorkomen en dat ik tegelijk voel, nog niet de persoon te zijn, om mij zelf in de grond en in al mijn onmogelijkheden en mogelijkheden te kennen, - dat geeft mij juist hoop, dat de mogelijkheid in dien inhoud, dien vasten inhoud toch in mij ligt al ken en besef ik haar nog niet. Het is misschien zelfs een daad van weekheid en gebrek aan vertrouwen tegenover mij zelf, dat ik gedichten als Stilte schrijf. Maar dat heeft met de vraag naar de literaire waarde v. 't gedicht niets te maken, gelukkig maar, want daar zou ik mijn hoofd niet meer over breken. Ik heb op 't oogenblik een zoo veel opgewekter stemming in mij, dat ik haast bang ben voor een terugslag.

Ik zal hard werken, en daarom beginnen met Uw uitnoodiging afteslaan. Niet voor mij, ik verlang ernaar, maar omdat ik nu dadelijk assidu wil beginnen, en niet volgens de bekende methode van: Maandag begin ik, wil aanvangen. -

Zou ik Uw antwoord nog mogen hooren op de Kloos-keuze?Ga naar voetnoot496 U zoudt mij daarmee veel genoegen doen, want ik wou het boekje graag zoo goed mogelijk hebben. Nog eens hart. dank voor Uw uitnoodiging en voor Uw brief. Wilt U ook Mevrouw mijn groeten overbrengen.

Hoogachtend,
Uw
P.N.v.E.

[pagina 253]
[p. 253]


illustratie
Aanhef van ‘Okeanos’ in de, eerst in 1919 - bij gelegenheid van Kloos' zestigste verjaardag - verschenen Zilverdistel-uitgave van de Verzen van Willem Kloos uit de jaren 1880-1980.


voetnoot496
Zie nr. 160.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • ItaliĆ«


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 6 november 1913