Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
Afbeelding van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

Scans (27.87 MB)

XML (2.06 MB)

tekstbestand






Editeur

H.A. Wage



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

243. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 10 september 1915

Siena, 10 September '15

 

Zeergeachte Heer,

Uit Assisi zond ik U een langen brief en wachtte tot heden met verlangen een brief van U. Wel ontving ik hier in 't begin een briefkaart. Ik heb nog niet gemerkt, dat post uit Holland niet terecht komt. Schrijft U dus gerust een brief, zoo U dat zoudt willen doen, maar door de tijdsonzekerheden weerhouden zoudt worden.

[pagina 90]
[p. 90]

Hierbij - daarom teekende ik aan - zend ik U wat proza. Het doel der zending is feitelijk ‘Gesprek op den Monte Mario’.Ga naar voetnoot248 Er is echter nog een ander klein stukje bij, ‘Einde’,Ga naar voetnoot249 waarover in dat gesprek ook gesproken wordt, mocht het hoofd-stuk U bevallen, dan kunt U daarna het kleintje lezen, en bepalen of plaatsing ook van dat U wenschelijk voorkomt. Na het andere dan, dunkt mij. (of wordt dat een anti-climax?) Ik hoop zeer dat ik er iets van U over hooren zal. Over mijn vorige zending ontving ik geen ander oordeel dan de plaatsing en toch is het prettig uit de verte ook een woordje van beoordeeling te hooren. Mocht U het plaatsen, - krijg ik dan drukproef, gelijk bij Praxiteles? Ik zou het niet gaarne ter perse zien gaan, zonder er zelf, in gedrukten toestand, nog even over gepondereerd te hebben.

Hier is het als het kan nog heerlijker dan in Assisi. Eindelijk ben ik heelemaal in de natuur. De villa ligt een heel eind buiten Siena. Van uit mijn eene raam zie ik de stad liggen aan de kim, van uit het andere zien wij de heuvelen van Siena voor ons. Het is verrukkelijk. Wij zijn den heelen dag buiten. De plaats is groot en achter in, waar natuurlijk (!) niemand komt, aan de rand van de heuvel, tusschen een paar cypressen hebben wij ons vast plaatsje, waar wij lezen en werken. De vallei ligt aan onze voeten en daarachter de begroeide heuvelrijen, hoe langer hoe hooger naar de kim toe. 'S Morgens hebben wij er de schaduw, 's avonds zit ik er naar de ondergaande zon toe. Wat dunkt U van zulk leven? Daar geniet ik nu, ik lees, ik schrijf aan mijn studie, vond al eens en gedicht nu en dan. Zoo gaat de tijd voorbij. Is het niet àl te Welt-entrückt? Maar het is beter voor de toekomst dan voor het heden te leven als men vol is van plannen, omdat het heden uit zich zelf wel zóó sterk is, dat het ons aan zich doet werken.* Misschien blijven wij hier nog veel langer dan wij dachten - wij zijn hier al een maand nu. Dat hangt van Nelly, en van een andere toekomst af.Ga naar voetnoot250 Terugkeeren naar Holland kunnen wij in ieder geval voorloopig niet.

De Beweging heb ik niet ontvangen nog. Hij zal wel gauw komen. Van mijn bundel heb ik nog geen verdere proeven ontvangen. Ik weet niet wat v.Dishoeck mankeert. Het kan mij niet veel schelen, - alleen, wanneer latere publicaties zouden willen komen, zouden ze elkaar zoo dicht op één volgen. Wanneer komt Uw groote bundel uit? Bevalt hij U boekkunstig? Dat boek hoop ik in ieder geval in Italie te kunnen ontvangen, alsmede Henr.v.d. Schalks nieuwe bundel. Ik vond bij een Hollandsche, die hier al is, van Looy's Reizen.Ga naar voetnoot251 Dat ben ik nu, met welk een genot, aan 't herlezen. Wat wou ik toch graag zoo reeel en visionnair tegelijk, en zóó rijk kunnen schrijven!

[pagina 91]
[p. 91]

Schrijft U ook eens hoe het met Uw eigen arbeid gaat? Begint reeds weer een nieuwe bundel gestalte aan te nemen in Uw geest? Bent U nog met kritisch werk bezig? Ik hoor niets, niets, niets. Niemand schrijft mij, ik leef hier op mijn heuvel zonder tijdingen. Zal ik, terug gekomen, ook persoonlijke aanvoeling herkrijgen? Met U, natuurlijk. En Jacques is en blijft mijn persoonlijke vriend. Ik zag dat een mijner uitgevers n.l. Simons, in een lof zijner uitgeverij er op wees hoe hij naast de natuurpoezie van Bonn,Ga naar voetnoot252 ook de neo-rhetoriek van van Eyck in zijn boekenlijst had opgenomen! Het is zeer veelzijdig, inderdaad, maar of het een aanbeveling is? - En dan, is sinds De Sterren en een deel der Uitzichten, mijn, laat ik het noemen ‘stijl’ niet zuiverder geworden? De Epiloog - Furia Dormiens - Praxiteles? Ik zou het zoo gaarne eens van U hooren: kan men naar aanleiding van die verzen van rhetoriek spreken? Maar het doet er niet toe, ik kan tóch niet anders schrijven dan ik doe en ik streef naar zuiverheid.Ga naar voetnoot253

U hebt Ten Holt leeren kennen. Ik heb niets van hem gehoord, sinds hij vertrok. Eén briefkaartje uit 't begin. Maar dat zal zijn reden wel hebben. Hij is een zeldzaam goed mensch en hij kan prachtig schilderen. Het is al weer zoo lang sinds hij vertrok. Wij hebben ontzaglijk veel aan hem gehad. Zonder hem ware ons verblijf in Rome minder mooi geweest. Ik hoop dat hij goed zal kunnen werken. Jacques zal wel weer gauw zijn examen moeten doen. Ik schreef hem pas nog eens een briefkaartje. - Wat zegt U nu van de kwestie Perk? Eén ding lijkt mij toch wel zeker, dat de heer Greebe, afgezien van het feit dat hij de grootste knoeischrijver der wereld is, ook kritisch en psychologisch in het knoeien een aanmerkelijke hoogte bereikt heeft. Terwijl insinuatielust de fraaie trias van eigenschappen volledig maakt.

Hoor ik nu werkelijk eens spoedig van U? Ik hoop natuurlijk vóór die tijd ook nog wel eens wat van U te ontvangen. Gaat alles met de kinderen goed? Bent U beiden gezond? Hartelijke groeten en wenschen, namens Nelly eveneens, aan allen

Uw hart toeg.

P.NvEyck

 

P.S.De brief heeft tot 14 Sept.gelegen vóór ik hem verzenden kon. De Beweging is nog niet gekomen, helaas. Aangeteekende zendingen komen altijd te recht en in aanmerkelijk mindere tijd.

 

* Helder uitgedrukt lijkt mij deze gedachte niet.

voetnoot248
‘Gesprek op den Monte Mario’ werd op 9 september 1915 te Siena geschreven. Het werd gepubliceerd in De Beweging 11 (1915) 4 (december), p. 189-200.
voetnoot249
‘Het einde’ werd als derde ‘Mijmering’ opgenomen in De Beweging 12 (1916) 1 (februari), p. 138-140.
voetnoot250
Nelly van Eyck was voor de tweede keer in verwachting. De miskraam van de eerste maal had haar voorzichtig gemaakt: dat was misschien de belangrijkste reden om terug naar Nederland te willen reizen. Maar de mogelijkheden van enigszins geschikt werk voor Van Eyck waren blijkbaar zeer beperkt. Daarnaast speelde het verlangen van de ouders van Nelly, hun dochter het liefst in het veiliger geachte vaderland te zien.
voetnoot251
De bundel Reizen van de schilder, schrijver en dichter Jacobus van Looy (1855-1930) was in 1913 verschenen.
voetnoot252
Salomon Bonn (1881-1930) schreef eenvoudige poëzie over de natuur, maar verwierf vooral enige waardering voor zijn socialistische gedichten.
voetnoot253
Met zijn ‘Aanteekeningen over rhetoriek’ had Van Eyck zich in 1913 gemengd in de door Verwey begonnen discussie over ‘De richting van de hedendaagsche poëzie’. De Beweging 9 (1913) 1 (januari), p. 52-66. Van Eyck onderscheidde de redenaar en de dichter, beiden taalgebruikers, maar waarvan de eerste de taak zou hebben het gehoor te overtuigen van een door hem voorgestane visie, terwijl de ander vorm gaf aan wat zijn verbeelding hem opdroeg zonder acht te slaan op het publiek. Aan deze laatste voelde hij zich verwant.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uren met Platoon

  • over De getooide doolhof

  • over Het ronde perk

  • over Uitzichten


auteurs

  • over Paul Cronheim

  • over J.C. Bloem

  • over Nine van der Schaaf

  • over [tijdschrift] Beweging, De

  • over P.C. Boutens

  • over Stefan George

  • over Geerten Gossaert

  • over Jan Greshoff

  • over Willem Kloos

  • over Aart van der Leeuw


landen

  • Italië


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 10 september 1915